Schoon
ver van jou
Ouwe Sobats
i
V
V
Kiesmies - Kishmish
Van Marijke Steevensz kregen wij een uit
voerig verslag van een in februari gehouden
Indische avond van de „Tropical Club" in
Los Angeles, dat door zijn grote lengte en bij
de beperkte plaatsruimte en late ontvangst
niet in zijn geheel kan worden geplaatst. Maar
vermelding verdient die avond zeker.
Want het betreft hier een zelfstandige, ge
durfde en in populariteit steeds groeiende
recreatie die zich in steeds toenemende mate
herhaalt: de Indische fuifjes beginnen in Ca-
lifornië zo zoetjes aan een veel belanrijker
sociaal evenement te worden dan ze in Ne
derland ooit geweest zijn. Ze bewijzen ook
dat de Indischman, als hij zijn eerste moei
lijke bestaansstrijd gewonnen heeft en min of
meer succesvol is gesettled, zijn „oude liefde",
het Land van Herkomst, niet vergeten blijkt
te zijn. Integendeel: naast al die autochthone
cultuurvormen in Amerika van haar Chinese,
Japanse, Mexicaanse, Manillese enz. enz. bur
gers, een even populaire plaats wil geven.
En het lukt!
Het wordt allemaal gedaan door amateurs,
maar met grote toewijding en ijver hun- ide
aal. Enkele namen? Peggy Breedveld (die op
Tjalie's eerste show-avond in Nederland ook
met serimpi-dansen kwam), Nellie Borneman,
Rudi Blaset, Renee den Daas (met krontjong
en hawaiï bijzonder geliefd). De organisator
is de heer Uekert, die een fantasierijke en
kundige hand demonstreert op het gebied
van managing, decors, enz. En natuurlijk ont
breekt de Indische tafel niet, waar tante Dik
van de Kolk haar beste beentje voor zet.
Marijke Steevensz koos haar slagzin voor
haar verslag de aanhef van het bekende lied:
„Schoon ver van jou, blijf ik steeds aan je
denken..." en telkenmale noemde ze bewijzen
van ontroering, geluk en rijkdom, die de tal
loze gasten op deze avond toonden zowel
onder de oudere als jongere „Indo-Amerika
nen". De ouderen riepen bewuste herinne-
„Vele lezers denken dal het Indische woord
voor Kerstmis Kiesmiesis", zo begint
V.M. (Vincent Mahieu?) zijn artikeltje in
Tong-Tong van 30 december 1961 op pag.
11. „Nee, de kerstdag heet in Indonesië
Hari Natal (van Portugese afkomst: Geboor
tefeest) Kiesmies is echter inderdaad een ver
bastering van kerstmis. Maar alleen in com
binatie met roti".
Ten aanzien van dat verbasteren moet ik zeg
gen dat ik bij De Haan, en wel in zijn boek
„Oud Batavia" 1 (uitgegven door Nix, Ban
doeng, 1935, tweede druk) op blz. 528 lees:
„Perzië leverde confituren en krenten, die
kismis heetten (Perzisch: kishmish)". De
Haan vertelt er bij dat dergelijke ingevoerde
producten (o.a. korma, en„Japanse tjintjao
of agar-agar"per advertentie werden aange
boden. In die tijd (eerste helft 19e eeuw) zal
dus,kismis" of „kishmish" ook zonder de
„voorvoeging" van „roti" als krentenbrood
- zijn voorgekomen.
In dit licht is het dan ook veel duidelijker
waarom „roti kiesmies" niet alleen voor
„kerstbrood" werd gebruikt, maar en te
recht gewoon krentenbrood" betekende.
Dan is het dus niet zoals V.M. schrijft: „Roti
kiesmies, oorspronkelijk „kerstbrood", werd
geleidelijk aan de naam voor in het algemeen
„krentenbrood".
ringen op, de jongeren voelden ergens opeens
een snaar trillen van ongekende emotie.
Velen kenden de dans voorstellende de strijd
tussen Ardjoena en Hanoman, niet en waren
verbaasd de witte figuur, waarvan zij dachten
dat zij Het Goede symboliseerde, te zien
verliezen. Maar de waardigheid en de schoon
heid der dansfiguren maakte op iedereen een
overweldigende indruk.
Ook de vele Nederlanders en Amerikanen op
het feest waren van het geheel zeer onder de
indruk. Het is goed dat de Indischman zijn
licht niet onder korenmaat stelt en duidelijk
maakt dat hij als afstammeling van twee vol
ken (en dus twee culturen) een aparte sociale
en culturele instelling heeft van grote creatieve
waarde. Met veel studie en veel oefening zal
in dat vreemde Amerika, dat zo gastvrij be
toont tegenover vreemde kunstwaarden, nog
zeer veel gepresteerd kunnen worden. Tong-
Tong wenst de Indische groep in Californië
veel succes toe en hoopt dat de initiatieven
hier andere elders in de Nieuwe Wereld
zullen ontsteken. Poekoel teroes
Wij geloven dat dit een foto is, die bij on
noemelijk veel lezers een zucht van jalouzie
zal verwekken: „Stond ik daar maar tussen
de kojfiebomen!" De kleine Administr'atir-
moeda is ]up, kleinzoon van Jules Dencher,
en wij wensen hem en eigenlijk alle kleinzo
nen van kandjeng besars en kandjeng ketjils
toe dat zij eens weer tussen de koffiebomen
mogen staan!
Nauwelijks vijf uur in de morgen, maar reeds
juicht de koetjita,*) op een hoge uitstekende
tak gezeten, uit volle borst zijn welkomstlied
aan de nieuwe dag. Het thema van deze mor
gen wordt tot in het oneindige herhaald, zij
het dan ook met de nodige variaties.
i tr o
Wanneer het goed licht begint te worden
strijkt hij in glijvlucht op het grasveld neer.
Onmiskenbaar moet het een merelsoort zijn,
te oordelen zowel naar zijn vorm, als naar de
snelle huppende voortbeweging, als hij zoekt
naar wormen, slakjes en insecten. Ook wipt
hij precies als de merel de afgevallen blade
ren omhoog om er iets van zijn gading te
vinden.
Alleen is hij wat kleiner en wordt het stem
mige zwarte kleed verlevendigd door het
heldere wit van de vleugelspiegel, van de
buik en van de buitenste staartpennen. Ook
het gezang herinnert onmiskenbaar aan dat
van de merel, al is het geluid niet zo vol en
rustig, zoals wij gewend zijn te horen op het
einde van een mooie lentedag. Toch is zijn
zang melodisch en klinkt krachtig. Daarbij
worden vleugels en staart soms uitgespreid
tot op de grond, waarbij dan opeens de staart
weer omhoog wipt en het kopje raakt.
Als hij op het grasveld of in de bloemperken
bezig is met voedsel zoeken, hoort men alleen
nu en dan een paar maten van zijn zang. Want
om te zingen gaat hij altijd op een hoge uit
stekende tak zitten of op de vorst van een
hoog ,dak. Dan galmt hij zijn hoogste lied
uit
Op Java leven twee ondersoorten: Copsychus
saularis javensis, die voorkomt in West-Java,
en in Oost-Java en Bali, Copsychus saularis
amoenus, die instede van een witte een zwarte
buik heeft, en katjer wordt genoemd. In
Midden-Java leven beide vormen door elkaar.
Weer andere ondersoorten leven op Sumatra,
Borneo en de andere eilanden.
De katjer, die als een betere zanger wordt
gehouden dan de koetjita, houdt evenals deze
er diverse melodiën op na, met de nodige
variaties daarop.
Tjalie: „Ik denk dat je ziek bent; je hebt een
beslagen tong".
Eddy: „Ach je bent zelf ziek; je hebt een be
slagen tong-tong!"
y I j s y y l j .2 i0 i
rr*° i ,i i
Zo zijn de koetjita's en katjers, die in troepjes
leven buiten de paartijd, en helemaal niet
schuw zijn, een van onze trouwste sobats.
Door hun fleurige persoonlijkheid en zoet
gefluit weten zij onze tuinen te verlevendigen.
Zij maken ons al heel erg vroeg wakker en
zijn de laatste om als de avond valt hun stem
te verheffen.
Copsychus saularis, de Dayallijster van
India, op Sumatra moerai genoemd.
7