CRUYS VOORBERGH Overal in de Pers zijn de laatste maanden naar aanleiding van zijn 40-jarig toneel jubileum artikelen verschenen over Cruys Voorbergh, waaruit een beeld van deze merkwaardige mens, acteur, auteur, schilder, poppenmaker, naaldkunstenaar en wat niet al, naar voren komt. Men heeft ze in alle bladen kunnen lezen. Een uitgebreide reportage verscheen in de Haagse Post van 11 maart. Suikerfabriek Bagoe, Kraksaan Na bet middagslaapje heerlijk theedrinken in de tuin. Sinjo fris gebaad bij baboe in de slendang Waarom wij dan in Tong-Tong nog een extra belichting van deze grote figuur geven? Omdat hij een van ons is. Die zich ook met hart en ziel, met zijn hele wezen als een van ons beschouwt. In de meeste besprekingen wordt even, terloops, opgemerkt dat hij in het Probolinggose geboren werd (dat was nl. op de suikerfabriek Bagoe, in Kraksaan) en dat hij met zijn ouders naar Holland vertrok toen hij twee jaar oud was. Meer niet. Maar waar wij in Tong-Tong het licht op willen laten vallen is juist het eurotropische in zijn wezen, de samenvloeiing van Oosterse zowel als Wes terse eigenschappen van geest en gemoed, die een mens tot een totaliteit maken. Heeft U ook wel eens aan zo'n prachtige gouddoorweven kain zitten peuteren, er zo"n glinsterend draadje uitgetrokken, en toen... hé, daar zat je heel ergens anders, aan een heel onverwachte kant, midden in een ander patroontje. Maar er was een draad die er heen leidde, en al die draden tesamen vormen het prachtige patroon in zijn geheel. Nou, zo gaat dat ook als je met Cruys Voor bergh praat. Je begint ergens... en plotseling zit je op een héél ander terrein! Midden in een andere structuur, van mens èn wereld. En zo verhuis je steeds van de ene mens naar de andere, van de ene wereld ook naar de andere. Dat is Cruys: een samenselling van werelden. Hij was twee jaar oud toen hij uit Indië wegging, toch wist hij de smaak van de mangga. Ik voor mij ben er van overtuigd, dat hij die als kleine peuter van zijn totok-moeder wel nooit zal hebben gekregen, maar dat de ba boe die hem in haar slendang droeg, de lieve sinjo wel een lekker stukje zal hebben toege stopt). De sfeer van het Oosten is in hem ingebouwd, zegt hij. Toen hij als volwassen man in 1936 voor het eerst weer naar Indië ging was alles volkomen vertrouwd. Hij weet zich zéker te herinneren dat op de weg naar Holland in Singapore de Chinezen in rose en gele zijde gekleed waren. Deze registratie bij een twee jarig kind: het ik-bewustzijn is wel heel vroeg gekomen. Wij hebben het natuurlijk over al of niet teruggaan naar Indonesië. Zou U willen? vraag ik. Dolgraag! zegt hij. Ja, zeg ik, maar de toestanden zijn er nu anders. Ach het land blijft hetzelfde, en de ménsen eigenlijk ook wel. Nou, zeg ik, misschien kan 't ook wel, over een jaartje, twee misschien. Als de toe stand opgeklaard is. Zo kan 't toch niet lang meer blijven... Dit is hij met mij eens. Maar dan zegt hij: Maar dan zal ik te oud zijn. Ik ben drie-en-zèstigHij coquetteert een beetje met zijn leeftijd. Nou, zeg ik, wat dan nog. U is toch nog zo vitaal. En U weet zelf best, dat leeftijd op zich niets zegt! Dat geeft hij toe. En meteen maakt hij alweer plannen: Tot slot heb ik mijn bevoegdheid M.O. teke nen; ik zou misschien les kunnen geven. Na tuurlijk, zeg ik. En ik denk daarbij dat leer lingen gelukkig mogen zijn les te krijgen van een man als hij. Altijd heeft hij wat onder handen, omhanden, in handen, deze beweeg lijke en altijd bezige man. Forse handen zijn het, opvallend fors, en ik verbaas me hoe hij daarmee het fijne, uiterst miniscule werk kan maken. Hii laat me zien waar hij on der andere nu mee bezig is: een kostuum voor een pop uit de tijd van de Kruistochten Een diepgloeiende wijnrode lap fluweel, omzoomd met een vingerbrede gouden band, waarop héél fijne kraaltjes. Ik zeg: met vrouwelijke deskundigheid hoe is het mogelijk, die kleine priegelkraal- tjes; dat U die erop aanbrengt! Die kraal tjes zegt hij, het héle bandje heb ik op de naald gemaakt. Hoe is 't mogelijk, roep ik, hoe is "t mogelijk? En ik denk: een duivelskunstenaar noemen ze hem. Dat is een juist woord, ook voor dit. Hij laat me nog een onderdeel zien voor dit kostuum. Een geheel van gouddraad geweven lapje, met robijntjes versierd. Ik sta sprake loos! En dan springt het gesprek weer over op iets anders. Een vraaggesprek met Cruys Voor bergh gaat niet over hem; hij is even geïnte resseerd. in de ander. Hij is zó geïnteresseerd in wat Tong-Tong wil en doet, hij zit er eigenlijk al midden-in! Wij hebben het over zijn kostuums, hier in het Kostuum-museum aan de Lange Vijverberg, waar hij zojuist Mevrouw Kennedy heeft rondgeleid, en hij zegt iets over zijn Indische kostuums. Ik veer op: Indische kostuums, zijn die daar óók? maar daar moeten we samen toch wat mee doen. Daar zoekt Tong-Tong naar. De Stich ting Tong-Tong. Ik leg hem in een paar woorden uit wat de Stichting wil: de geschie denis van de Nederlander in de tropen vast leggen. Wij hebben hier in Holland op vele plaatsen verzamelingen van Indonesische kunstvoorwerpen en klederdrachten. Maar waar is t leven van de Nederlander in de tropen uitgebeeld: de man van tempo doeloe in zijn slaapbroek en kabaja, de njonja besar in sarong en kabaja. Waar is de Resident in zijn uniform, met de gouden pajong. Breton de Nijs heeft nu die tijden in foto's uitge beeld in zijn boek Tempo Doeloe. Maar wij moeten dit ook in een museum samenbrengen, om het publiek aanschouwelijk voor te lichten. Ik zeg: gaan we een Tentoonstelling maken? Natuurlijk, zegt hij, meteen enthousiast. En we constateren: er is nog zó veel te doen!... Hij vertelt over zijn interesse voor kleder drachten; hoe hij niet kon aanzien dat het moois uit vroeger tijden zo maar zou verdwij nen. Hoe hij redde wat hij redden kon. Tijdens de oorlog schreef hij: Erfenis van Eeuwen. Van dit boek zal binnenkort een derde druk verschijnen. Ik neem me vast voor het te lezen. En dan zitten we plotseling weer in Indone sië. Als ik hem vraag of hij misschien de legende kent van de Katté-kip, uit Koeningan, brengt dit weer een associatie: hij staat op en loopt naar een kast. Haalt daar een zilveren gendhi uit, een prachtig staaltje van zilver smeedkunst. Kijk, zegt hij, afkomstig uit de Kraton van Cheribon. Heb ik zo maar van een djoealan gekocht. Zo wordt daar al het moois verkocht. Tegen de zilverwaarde. Is het niet om te huilen? En terwijl hij naar me toe loopt om mij dit sierlijke voorwerp van nabij te laten zien, valt het met een luid „gelandang- gelandang op de vloer, als werd het hem (Lees verder pag. 22) Ats: s- De kleine Cruys (toen nog Erné) Op welke zomerse dag zouden we hier in holland baby zo maar in z'n bl...tje in 't gras leggen? 5

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1962 | | pagina 5