De Tortelduiven
Oude Sobats
De Gordel van Smaragd
Om de schrijfster van „Koe-ge-roek" wat meer
te vertellen van de duivensoorten uit ons
„Lost Paradise" wil ik haar allereerst een
klein hulpmiddel aan de hand doen, waar
door de handpalmen een holte vormen zo
danig dat er ook een opening gevormd wordt
door de twee duimen. Door met de mond te
blazen vanaf de gebogen duimkootjes, kunt
U de diverse duivengeluiden uitmuntend na
bootsen hetgeen ik in ons oude land altijd
deed op duivenjachten, en nog hier in Hol
land.
Perkoetoet. De geluiden zijn: „oer-te-koek-
koek-koek"; hoe langer de uithaal „koek" her
haald werd, hoe duurder en heiliger de vogel.
Ook werd gekeken naar het aantal pootschub-
jes, hoe meer hoe duurder. Het aftellen ge
schiedt van de dij af, dus van bovenaf naar
de tenen toe als volgt: „Seri, noto, kolo,
broto", net zoals kinderen bij een spelletje
aftellen 10 pond peulen 10 pond spek. De
betekenis is de volgende:
seri vredig, rustig (dus predicaat djempol);
noto zz schikken, regelen (ada baik djoega);
kolo lus, strop (djelèk);
broto helemaal beroerd (paling djelèk,
alleen maar goed voor goreng).
Tekoekoer (derkoekoe), „te-koe-koer-koek".
Ringduif (derooh, terooh): „koerk(kort)-
(lang)-koerk(kort)-koerk(lang)". Dit geluid
maakt ook de Turkse tortel, die hier in Hol
land in de lente en zomer te beluisteren is.
Hollandse houtduif: „Kroekkoekkoekkoek"
(lager van toon dan de vorige vogels).
Een ezelsbruggetje om deze geluiden te on
derscheiden is het volgende verhaaltje: In een
tuin in Holland was iemand aan het graven
van een gat in de grond met de blote hand.
Het publiek bestond uit een perkoetoet die
alsmaar koerde „ödjd ketekooh", (bis) (ver
zwik je hand niet)een ringduif die koerde
„sing djeroo, sing djeroo (diep graven) en
toen de man zijn hand toch verzwikte zei de
Hollandse houtduif „beroerd, beroerd"
Een leuke anecdote is ook de volgende. Uit
het bungalowpark Sestri Levante kon je elke
ochtend de Italiaanse jagers met een kooitje
waarin een lokduif zat, zich naar hun loerhut-
55. De Dubbelring- of Tortelduif (De De-
roek)' 56. De Pareltortel (De Tekoekoer).
Doordat in de jeugd de tekening anders is
ontstaat heel vaak verwarring.
Uit: „De Avifauna", A. Hoogerwerf.
De Perkoetoet
Uit: „Dierkunde" van Dr. H. C. Delsma.
ten zien begeven. Op het terrasje gezeten, heb
ik ze vaak op stang gejaagd door het geluid
van wilde tortelduiven na te bootsen.
Ook is bet leuk in het voorjaar het geluid
van de koekoek met deze methode na te
bootsen, heftgeen tot gevolg heeft dat de
koekoeken soms geen raad meer weten en als
gekken her en derwaarts vliegen
POTHOFF
„Koe-ge-roek": dit geluid wordt inderdaad
voortgebracht door de Poeter Bengala, zoals
deze duif onder de Indonesiërs bekend staat.
Door de Indische Nederlander schertsend ge
noemd „Boeroeng tisberoerd". Deze Poeter
plant zich ook in gevangenschap voort. Voor
al in Djokjakarta legt de toekang boeroeng
zich toe op het kweken van kruisingen van
Poeter en gewone huisduif. Met een Blaster
(bastaard) verdient hij een aardig duitje. Aan
kleur en geluid is deze Blaster gemakkelijk
van de ouders te onderscheiden.
Tekoekoer (Maleis), Tikoekoer (Soendanees)
en Deroek (Javaans) is één en dezelfde woud
duif, ongeveer dit geluid voortbrengend:
„ti-koe-koer-koeh". Volgt een tweede „koeh"
als slot, dan is het een zeldzaam exemplaar
waarvoor liefhebbers graag een niet onbelang
rijk bedrag over hebben. Geluk aanbrengend?
In T.T. van 15 februari I960, blz. 9 vertelde
ik iets meer van de bij Indonesiërs, Chinezen
en ook vele Indische Nederlanders vereerde
Perkoetoet.
NAP.
„Koe-ge-roek" of „Hoe-be-roerd" is het ge
luid van de Bengaalse duif, een ongeveer
roomkleurige bastaard met zwarte ring om de
hals; wordt erg mak en vermenigvuldigt zich
vlugger dan de andere hierna genoemde dui
ven. Deze bastaards worden „Hoe-be-roertjes"
genoemd.
Perkoetoet (tortelduif), kleur: grijs geschubd;
geluid: „hoere-ke-te-koek" (normaal); twee
maal „koek" (teloek ro); driemaal „koek"
(teloek teloe, heel kostbaar voor liefhebbers).
O, land van mijn dromen,
Met uw bergen, dalen en ravijnen,
Uw schoon geboomt en kabbelende stromen,
Getooid met groene rankgordijnen.
Als straks bij het ochtendgloren,
De gouden zon U liefelijk omstraalt,
Weet U een ieder te bekoren,
Totdat de avond daalt.
Hoe verbijsterend mooi iijt Gij,
Met uw eeuwiglijk, jeugdelijk gelaat,
Gij bemint een ieder, ja ook mij,
Tot zelfs ieder onverlaat.
Mijn geboortegrond, mag ik U noemen,
Helaas niet mijn vaderland.
Maar altijd zal ik U blijven roemen,
Al zit ik hier in 't koude Holland.
Mijn speeltuin van lang vervlogen dagen,
Het valt mij zo zwaar, van U te scheiden,
Hebben wij jegens U misdragen,
Dat U zich van Holland laat scheiden?
Nimmer zal ik U vergeten,
Tot aan mijn laatste stervensuur,
Dat God mij verhore, mijn gebeden.
Om kort hier te zijn, niet van langen duur.
O, pronkjuweel, land van sieraad,
Doorstroomt mij met uw warme gloed.
Ik ben U ontrouw, maar pleeg ik verraad,
Door te volgen mijn vaders bloed?
Dat ik toch spoedig mag wederkeren,
Naar dat land vol van pracht,
Dat is steeds mijn innig begeren,
O, Gordel van Smaragd.
P. A. W.
Wij plaatsen dit gedicht als een voorbeeld
.van „stereotype dichterlijke lof" voor Het
Land van Herkomst: dit soort van ontboe
zemingen op rijm ontvangen wij met de fre
quentie van zeker wel twee per maand. Na
tuurlijk moet men geen literaire maatstaven
aanleggen bij de beoordeling; verre van dat.
De schrijvers of schrijfsters weten heel goed
dat zij „maar heel gewoon zijn", maar men kan
gewoonweg niet nalaten de gevoelens van
ontroering die voortdurend opkomen, neer te
schrijven. En wat is voor een schoon gevoel
geëigender dan de schone, dus de poëtische
vorm? Literaire fijnproevers, laat uw kritiek
varen en luistert voor één keer naar uw min
der begaafde broertje of zusje, want ook
hier is de echte stem van Tong-Tong: vergeet
nimmer!
REDACTIE
Tekoekoer (West-Java) of Derkoekoe (Mid-
den-Java), houtduif, bruin-grijs gekleurd met
gespikkelde hals; geluid: „te-koe-koe-koek".
Deroek (West-Java) of Poeter geni (Midden-
Java), ringduif; rood-bruin met een mooie
glans en een zwarte ring om de hals; geluid:
„Roek-terr-roek-terr'
Er bestaat een legende over deze drie duiven.
Een poeter en een derkoekoe werden verliefd
op een perkoetoet. Deze verkoos de derkoe
koe boven de poeter, maar had spoedig spijt
van zijn keus buiten zijn soort, want de der
koekoe was veel te groot voor haar. De poeter
vol nijd, beloerde het paar en hoorde de
perkoetoet zuchten: „Ger-koe-ke-te-koek" (ge-
gerkoe ketekoek of vrij vertaald: heb mijn rug
verrekt). De poeter lachte en riep: „Soekoerr!"
(juist goed, juist goed!).
L. F. M. BUSSELAAR
/dinn\