Het vergaan van de „SARI BORNEO'
Mijn eerste taaistunt als totok
NJAI DASIMA
De „Sari Borneo" voer onder Nederlandse
vlag, maar behoorde aan een Chinese hande
laar, die in Singapore zaken had. Het was
een „twee-weekse" dienst Bandjermasin- Sin
gapore, rechtstreeeks, zonder enige tussenha
ven en het schip vervoerde meestal eigen
lading, in hoofdzaak rubber, die door de
binnenvaart was aangebracht van Inlandse
rubbertuinen langs de grote rivier de Barito.
Die binnenvaart bestond dan uit twee z.g.
„huisboten", gesleept door een stoom- of mo
torbarkas. Zo'n huisboot was aan stuurboord,
dan wel aan bakboord vastgemaakt. Ze hadden
Een opbouw voor inheemse passagiers. Soms
waren er slaaphutten getimmerd. In het ruim
van zo'n huisboot (niets anders dan een lang
werpig vierkante bak met iets van een „voor
steven", maar zonder roer), werd dan de
lading rubber vervoerd. Die rubber was slechts
gecoaguleerd. Het was geen „sheet", noch
„crêpe", slecht verpakt en het stonk verschrik
kelijk. Men beweerde, dat er urine als coagu-
latiemiddel werd gebruikt. Voor de waarheid
van deze bewering sta ik echter niet in.
Op een reis van de „Sari Borneo van Band
jermasin naar Singapore is het schip „gecap-
sized" bij de zuid-oost hoek van Borneo.
Slechts enkele opvarenden, i.e. enkele Japanse
en inheemse passagiers waren er behouden
afgekomen. Dat was toendertijd een heel dra
ma. Dat laat zich begrijpen. Er was geen radio
en eerst langzamerhand kwam de „kabar-
angin" door in Bandjermasin. Als haven
meester moest ik mij ambtshalve met deze
scheepsramp bezighouden.
Het schip was 's morgens bij daglicht van
de steiger vertrokken. Men voer liefst niet bij
donker de smalle Martapoera-rivier af. De
bemanning bestond uit een Nederlandse kapi
tein, een Nederlandse eerste stuurman en
Nederlands machinekamer-personeel, en ver
der uit inheemsen, chinezen, enz. Er bestond
toen nog geen Scheepvaartinspectie, dus kon
niet ingegrepen worden, al liepen de zaken
nog zo verkeerd.
Zowel gezagvoerder als eerste stuurman ston
den bekend om hun weinige soberheid in het
nuttigen van sterke drank.
Nu had de „etat-major" niets te maken met
het laden, noch met het lossen van het schip.
Zij brachten het slechts over zee. Alles was
in handen van Chinese eigenaars.
Bij het onderzoek later, bleek mij wel, dat
er met de belading het één en ander niet in
orde was geweest. Bij ondervraging n.l. bleek,
dat, hoewel een z.g. stuwplan niet kon worden
overlegd, de lichte' lading n.l. rottan, eerder
was geladen dan de zwaardere lading (rub
ber).
Zodoende kwam de lichte lading in het ruim
en de zware lading te hoog, om het schip de
nodige stabiliteit te verzekeren.
Bovendien had men in de late vooravond
nog honderden kisten djeroeks aan dek ge
nomen. Ooggetuigen verklaarden dan ook,
dat het schip bij vertrek wat scheef lag, en
anderen wisten weer te vertellen,, dat bij het
maken van de scherpe kali-bochten het schip
overhelde. Maar ja, dat zal wel niet de eerste
keer geweest zijn, dat het schip foutief werd
geladen en steeds was het nog goed afgelopen.
Hoe de eerste berichten van het omslaan
Bandjermasin bereikten, weet ik niet meer.
Ik meen, dat het telefonisch doorkwam uit
kampong Mendawei, nadat daar bericht was
binnengekomen, dat er enkele mensen te voet
langs het strand waren aangekomen.
Deze mensen werden door het zeescheepje de
„Borsumij" naar Bandjermasin overgebracht.
Het waren een zestal overlevenden, w.o. drie
Japanners. Vrijwel heel Bandjermasin liep
naar de steiger, o.a. alle Japanners, die onder
„banzai-geroep" hun landgenoten begroetten.
Ze vertelden, dat het ongeval zich in enkele
minuten had voltrokken, slechts zij, die dicht
bij een sloep sliepen (het gebeurde 's nachts)
en enig benul hadden van het strijken van een
sloep, waren er levend afgekomen.
Dadelijk na ontvangst van de „kabar-angin",
dat de „Sari Borneo" zou zijn vergaan, tele
grafeerde ik naar Batavia. De Marine Lucht
vaartdienst zond toen toestellen uit om te
onderzoeken of er mogelijk nog iets te red
den viel. Men zag slechts een olievlek.
Enkele dagen lang is de vliegerij voortgezet,
doch zonder resultaat. De Marine voerde des
tijds deze vluchten gratis uit, mede omdat het
als oefening werd beschouwd.
Bij het verhoor van de overlevenden kreeg
ik de wildste fantasieën te horen. Men zou
én gezagvoerder én stuurman op de brug
hebben gezien, drinkende uit jeneverflessen.
Notabene, het was door het uitvallen van het
electrisch licht, natuurlijk stikdonker.
Wel kwam vast te staan, dat de enkelen, die
het vege lijf hadden kunnen redden, geen
moeite hadden gedaan om andere schipbreu
kelingen te redden. Verder bleek ook, dat de
overlevenden noch geroeid, noch gezeild had
den. Men had zich maar laten drijven. Wind
en stroom zetten hen uiteindelijk op het
strand. Men wist niet hoe lang men in de
sloep had gezeten. De verhalen liepen dermate
uiteen, dat ik er geen touw aan kon vastkno
pen, maar het zal wel drie dagen zijn geweest.
Toendertijd was de scheepvaart langs de zuid
kust van Borneo nog niet zo druk, als kort
voor W.O. II het geval was.
Tot zover het „ware" verhaal over de „Sari
Borneo" uit Tempo Doeloe. Er is geen woord
bij „gedicht", want hoewel 36 jaren geleden,
herinner ik mij deze cause-celèbre nog als
de dag van gisteren.
Na 1927, toen de Schepenwet en de Schepen
inspectie er door kwamen, werd het toezicht
verscherpt. Zou deze ramp zijn onderzocht
door de Raad van Scheepvaart?
A. v. d. BOON
Er zijn abonnees die Njai Dasima kopen om
dat zij begrip hebben van cultuur.
Er zijn abonnees die Njai Dasima kopen om
dat het uitzonderlijke altijd de moeite waard
is, ook al zou men de cultuurwaarde niet hoog
aanslaan.
Ei' zijn abonnees die Njai Dasima kopen om
dat zij beseffen hiermee de fundering van de
Tong-Tong Uitgeverij te steunen. En dat is de
nuttigste gedachte van allemaal, want zeker
zal bij goede verkoop van alle Tong-Tong-
uitgaven de basis gelegd worden van een
publiciteitsmaatschappij die in de toekomst al
uw gedachten kan uitdragen en al uw belangen
dienen.
Njai Dasima kan worden het eerste boek van
de merkwaardigste boekerij die Nederland ooit
gekend heeft: ontspanning en wetenschap,
droom en werkelijkheid, historie en toekomst-
blik van die onsterfelijke mensengroep: „De
Nederlander in de Tropen".
Voor één ringgit een machtige sprong voor
waarts van ons allemaal! Sla toe!
„Help U zelf op reis met Maleis" of „Maleis
in drie weken" zal het boekje wel geheten
hebben, dat ik mee aan boord nam op de
uitreis en ijverig bestudeerde, zodat op Java
aangeland ik mij verbeeldde mij reeds te
kunnen redden in mijn conversatie met de
inheemsen.
Kort na aankomst zat ik mee aan een groot
diner (heren in smoking en dames in avond
toilet) en geviel mij zelfs de eer de gastvrouw
als mijn tafeldame te hebben.
Eén der gangen was kip met compote en na
het serveren van de kip vergat men mij abu
sievelijk de compote te dienen.
Ik zou hierom nu eens fraai in het Maleis
vragen, liet om met Wodehouse te spre
ken mijn grijze cellenmassa werken en be
dacht dat in het Maleis twee aaneengeregen
zelfstandige naamwoorden gemakkelijk een
nieuw begrip vormden, b.v. ajer-oedjan re
genwater. Compote (vruchten op water) zou
dus zo meende ik, gevoegelijk kunnen worden
aangeduid door vruchtenwater in de Maleise
vertaling. Het kleine risico, dat men mij bij
het kenbaar maken van mijn wens hiernaar
zou aanzien voor een ongeduldige accoucheur
durfde ik wel op mij te nemen. Welnu, water
was ajer en vrucht was??? Ja, verdikkeme,
wat was ook weer vrucht. Ik haalde mij de
lange reeksen gevoste woordjes voor de geest.
Het begon met „boe" zo herinnerde ik mij.
Verder was ui r= bawang en daar ui en vrucht
beide plantaardig zijn, zou dus vrucht „boe
wang" moeten zijn. Ik draaide mij dus naar
de bediende om en voegde hem over mijn
schouder fier toe: „djongos, minta boewang
ajer"! Het had niet het gewenste effekt, in-
stede mij te bedienen, scheen hij enigszins
verbijsterd en mijn blik te ontwijken. Een
tweede poging had niet meer succes. Ik be
dacht toen, dat ik nog niet de juiste klem
toon te pakken had, dus gebruik makend
van een wegebben van het geroezemoes van
gesprekken, toen de meesten hun kip aansne
den, herhaalde ik nogeens thans luid:
„djongos minta boewang ajer".
Dat dit niet helemaal correct nog was, kon
ik wel aan de gelaatsuitdrukking van vele
gasten zien. De gastvrouw, proestend achter
haar servet, redde de situatie door de be
diende toe te voegen: „djongos. kassih boewah
ajer samma toean!"
SI PATJOL
10