ii ii li iliisiniii DE ROJE BOL NJAl DASIMA" f 2,50 Bijna alle kwajongens in Soerabaja tussen 1914-1918 tijdens de eerste wereldoorlog hebben de „Roje Bol" gekend. Het is een plas waar ik zwemmen geleerd heb. De naam „Roje Bol" is waarschijnlijk ontleend aan de mooie ondergaande zon, die 's-middags als een vuurbol van de aardoppervlakte verdween. Dat mooie ver gezicht was vanuit de spoordijk duidelijk te zien. UITSTERVEN EN VOORTLEVEN De spoorbaan die over deze dijk liep verbond Station Goebeng via Soerabaja Kotta met het emplacement Tandjong Perak. De spoorbaan van Station Pasar Toeri kwam precies bij de Roje Bol samen met deze spoorbaan. Onze badplaats was nl. een grote waterplas, diep genoeg om te zwemmen en gelukkig niet diep genoeg om te verdrinken. Hij was ingesloten door de in een bocht lopende spoordijk en liep verder af naar de schietterreinen van het toen in Soerabaja gelegerde 13e bataljon-infan- terie. In de oostmoeson was deze plaats droog en bij uitstek geschikt om te vliegeren en in de westmoesson gevuld met helder water. Waar schijnlijk was de plas via de tussenliggende tambaks verbonden met de zee, want het water smaakte zoutachtig, brak. We zwommen er niet alleen, maar ook hengelen was een geliefde sport. Er was veel vis, o.a. keting, betik en léléh. Ook was het de ontmoetings plaats voor tochtjes en picnics naar de naast- bijgelegen voetbalvelden, tambaks, of Pasar Toerie, Grissee en Tandjong Perak. Meestal zeiden wij tegen elkaar: „Tot straks (tot morgen) bij de Roje Bol". Op zon en feestdagen gingen wij dikwijls heel vroeg van huis met enkel hengel en haak en... niet te vergeten, wat zakgeld voor con sumptie. Om te hengelen waren er bij de spoordijk genoeg wormen en voor consumptie zorgden de pasargangers, die heel vroeg al naar Pasar Toerie gingen met waren van de omliggende streken, w.o. goddokkan van ketella-pohoong en ketella-rambas, arrowroot, katjang en als het het seizoen was, kentang item, tapeh van pohoong of ketan. Voor de ochtenddrank waren er de draagbare kraamp jes met koffie of warme roondeh met de daarbij behorende ketella goreng limpang, limpoeng, oondeh2 of pisang goreng. Ook rondoh rojal. Wat later op de dag semangie, tontong koepang, djanganan, lontong balap met sate kerang of soto madoera. Voor de warmere uren waren daar de ijskraampjes met ijs pasrah en verschillende stroopsoorten, w.o. stroop soesoeh of sorbet van jonge klapper. Men kon degan drinken van heel jonge klap per met tjinkir en dan niet te vergeten blewah en semangka, als het tenminste de tijd was van deze vruchten. Ook in de namiddag be hoefden we geen honger te lijden. Dan had je roedjak iris of gobet met kroepoek teroong of de tennongans met twee piloos, poetri mandi, ketan sri kaja, kepetoeloh, kwee prol, klepon of pastel toetoep in Chinese kopjes. Hallo! Soerabajanen, hoe denken jullie hier over? Niet te lang, beuken maar! Vlak in de buurt van de visvijvers werd er heel vaak gemantjing kepiting, een aangename bezigheid. Als het vat te warm werd, nam men een duik in het zilte nat of men nam zijn toevlucht onder de waroebomen daar vlak bij of in het huisje van de wisselwachter. Na het ondergaan van de zon, zag men ver liefde paartjes over de dijk wandelen om el kaar sprookjes te vertellen of luchtkastelen te bouwen en toekomstplannen te maken tot laat in de vooravond. Voor velen uit die tijd en vooral voor mij heeft deze plek onvergetelijke herinneringen aan mijn kinderjaren en mijn allerbeste vriend Theo. Hij was een echte Soerabaiaan en ik een anak Betawi. Onze meningen liepen vaak niet pa rallel en op een keer zo uiteen, dat er een vechtpartij op volgde. Beiden hadden wij onze secondanten uitgekozen om toe te zien, dat het gevecht eerlijk plaats kon vinden, doch nauwelijks waren wij slaags geraakt of ook de beide secondanten vlogen elkaar in de haren, zodat er een algemene vechtpartij ontstond. Toen wij eindelijk door omstanders gescheiden werden, hadden wij elkaar al behoorlijk afge tuigd. Als Theo en ik elkaar daarna tegen kwamen, keken we elkander met dreigende „Ach, wij zijn een uitstervende groep. Laat ons aan niets meer beginnen!" Wat een waardeloos excuus voor een waarde volle groep! Want zijn ook niet onze Neder landse (Franse, Duitse, Engelse, enz.) leef tijdgenoten even „uitstervend" als wij? Over dertig jaar zijn én wij én zij inderdaad alle maal overleden. Maar zij zullen zelfs in hun laatste dagen nog iets willen bouwen dat leeft voor latere tijden. De Nederlander (de Europeaan) bouwt zijn volle levenstijd naar de toekomst. De belangstelling voor de Tropen zal in Ne derland (Europa) altijd blijven bestaan, dus altijd zoeken naar nieuwe vormen van contact. Wij kunnen de elementen produceren, waar uit nieuwe contacten opgebouwd kunnen wor den. Maar juist wij doen niets. Want wij gaan dood. Kassian!... Of zullen wij voor het laatst nog kunnen „gotong rojong" (en je zal zien hoe jong je je weer voelt als je weer aanpakt!) en van Tong-Tong een naam maken die in vele ver schijningsvormen nog lang zal inspireren en opbouwen BANGOEN blikken aan, maar tot een tweede vechtpartij is het nooit gekomen. Op zekere dag, toen ik uit verveling over de spoordijk liep in de buurt van de Roje Bol, zag ik iemand poedelnaakt met de ene hand de tranen van zijn gezicht vegend en met de andere hand dat deel van het lichaam be dekkend waar Adam een vijgeblaadje droeg. Het was Theo. Tot mijn schande moet ik be kennen, dat ik eerst even gelachen heb en even leedvermaak had, dat spoedig plaats maakte voor medelijden. Ik ging naar hem toe en vroeg wat er aan de hand was. Hij keek mij onderzoekend aan, maar merkte en begreep dat ik hem werkelijk helpen wilde. Huilend vertelde hij me, dat hij met voor hem vreemde jongens gezwommen had. Zoals ge bruikelijk had hij zijn kleren op een stapeltje onder de struiken verborgen. Mét de vreemde jongens waren ook zijn kleren verdwenen. Daar hij ver uit de buurt woonde, ging ik even naar huis om enige kledingstukken te halen. Dat kon ik stiekum doen, door de kle ren over elkaar aan te trekken, want mijn huis genoten behoefden niets van deze affaire te we ten. Later kon hij mij de kleren terug geven, wat hij dan ook prompt deed. Wij werden de beste vrienden tot later, toen wij reeds op kan toor werkten en vrouw en kinderen hadden. Wij bleven de beste vrienden tot de tweede we reldoorlog daar een eind aan maakte. Wij verloren elkaar uit het oog en zagen niets meer van elkaar. Hij heeft helaas de oorlog niet overleefd en is in Birma overleden. Eén der z.g. dwarsliggers der Birmaspoorweg. Voor mijn vertrek naar Holland trok de ge dachte aan de Roje Bol mij zo aan, dat ik op een middag er heen wandelde. In lange tijd was ik er niet geweest en vond alles in de omgeving veranderd. De spoordijk was er nog en voor 't laatst keek ik naar de onder gaande zon. Dit schouwspel alleen was niet veranderd. De natuur was dezelfde gebleven. In gedachten aan prettige maar ook droevige herinneringen bleef ik naar de zon turen, die evenals voorheen als een vuurbol, onze Roje Bol, van de aardoppervlakte verdween. Met een brok in de keel ging ik huiswaarts een nieuwe toekomst tegemoet. Ik ben reeds oud geworden. Wat zal de toekomst nog bren gen? God weet 't alleen. Wat de toekomst brenge moge Mij geleid des Heren hand: Moedig sla ik dus de ogen Naar 't onbekende land. Als men oud wordt, wordt men sentimenteel, zegt men. KAEFHA Zeer binnenkort verschijnt: (Het slachtoffer van bedrog en misleiding) Een historische zedenroman van Batavia, door| A. Th. MANUSAMA Een uitgestorven" boek, door Tong-Tong opnieuw uitgegeven in beperkte oplaag, uitsluitend voor abonnees van dit blad. Typografisch uitstekend verzorgd, geïllustreerd, in pocket-vorm Een zeldzaam juweel in iedere Indische boekenkast. Bestelt en gireert tijdig. (Hierna op komst: „De schoonste triomf van een Indo-detective") 6

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1962 | | pagina 6