o Oude Sobats
Het „Spel" en zijn achtergronden £)e Geelbuik
Buiil-Buiil*
De dood van Karei Wybrands
(Vervolg van pag. 8)
(zo de hele nacht onafgebroken door). Als
niet-lid was het mij, hoewel door toedoen
van nagenoeg de meest geziene onder de
spelers (naar verluidt, na Pak S.' dood, hoofd
van de S.H.) niet geoorloofd de ring te betre
den.
Tegen S.H.-leden heb ik echter toch wel elders
partijtjes gespeeld. De eerste van hen was de
Indische Nederlander K., treinconducteur bij
de S.S. die in M. woonde. Hem had ik
het was in 1923 tegen betaling overigens
van een vergoeding mijnerzijds, bereid gevon
den met mij te trainen, zijn afgelegde belofte
ten spijt. K. had dezelfde lengte als ik doch
was zwaarder. Bovendien was hij al zeer
bedreven, wat niet te verwonderen was gelet
op de hoge graad die hij zich bij de S.H.
reeds verworven zou hebben.
Bij de eerste tussen ons gespeelde partij had
ik moeten beloven uitsluitend het Bogor-spel
te spelen, zulks omdat ik hem desgevraagd
als mijn mening te kennen had gegeven, dat
dat spel het beste van alle spelsoorten was.
Mij aan de afspraak houdende ondervond ik
echter het nadeel van de lage, stevige koeda-
koeda stand met de nogal wijd van elkaar
geplaatste voeten, wat een niet geringe belem
mering voor de bewegingssnelheid vormde.
Juist toen ik was overgegaan naar de mlin-
tangstand, wist K. toen ook een punt met een
forse trap bijna vol op mijn borst, te boeken.
Hierdoor „panas" geworden vergat ik de
afspraak. Telkens van houding en stand ver
anderend (waarbij ik mij beurtelings ook van
Tjimandé bediende) dreef ik K. op, die mij
telkens met zij- of achterwaartse passen ont
week, tenslotte roepend: „Maar dat is toch
geen Bogor-spel!" Waarop ik bits antwoordde:
„Waarachtig wel!" „Denk erom, hoor, het is
voor U zo telkens aanvallen gevaarlijk!",
riep hij weer. „Dat weet ik!", was mijn
al rustiger zelfverzekerd antwoord. Op dat
zelfde ogenblik zag ik dat K. wederom, nu
echter achterwaarts naar me trappen wou.
Met een snelle sprong waar hij niet op be
dacht was, naderde ik hem zo dicht aan de
zijde waar geen gevaar voor mij te duchten
was, dat ik makkelijk een greep toepassen
kon waardoor hij kwam te vallen. Onmiddellijk
daarop was hij echter al in gedoken houding
gereed van zich af te trappen. Met dit spel
type reeds vertrouwd zijnde gaf ik aan zijn
ernstig verzoek mij gauw terug te trekken
gevolg, waarop hij onmiddellijk uit genoemde
houding opwaarts trapte. Zó dat als ik mij
niet teruggetrokken had mij een ongeluk zou
zijn overkomen, indien althans mijn verdedi
ging middels elleboog en kniewering gefaald
zou hebben. WK.
wordt vervolgd)
Van verschillende zijden werden wij er op
attent gemaakt dat Wybrands door een auto
ongeval om het leven gekomen was in Java,
niet in Parijs, zoals Tjang van Hoven schreef.
Dit was overigens al duidelijk voor ieder die
de brieven van Leo Faust leest. Tjang vestigde
de aandacht op een geval van telepathie, niet
op een historisch gegeven. Verder horen wij
nogal korrekties op diverse onjuistheden of
vermeende onjuistheden in de memoires van
Leo Faust. Men bedenke dat Leo Faust héél
oud is en hier en daar wel eens een slip
maakt. Niet dadelijk met een stok klaar staan,
maar vriendelijk helpen please.
T.a.v. élk stuk in Tong-Tong mogen wij blij
zijn, dat iemand het durft te schrijven. Ter
wille van de betrouwbare historische waarde
van Tong-Tong is het dan zeer gewenst dat
deze initiatiefnemers verder geholpen worden.
Want zo komt er tenminste nog iets terecht
van een vastlegging van „onze ouwe tijd
Tenslotte maakt Tong-Tong fouten; hoort veel
nauwkeuriger alles af te chequen, deskundigen
regelmatig op te bellen, enz. Dat dit niet ge
beurt komt niet door luiheid, onverschilligheid
of domheid, maar alleen door vaak gejaagd
werken van een veel te kleine staf.
Tong-Tong is een ontzaglijk moeizaam werk
met veel te weinig helpers en veel te weinig
geld, onder veel minachting en gehoon. Wees
konstruktiever en wees aardiger. Het kan best.
Pentjak in de Minangkabau (Sumatra)waarbij
goed tot uiting komen en het gebruik van
de diverse aanvals- en verdedigings-methoden
handen en voeten daarbij.
Foto uit: „Interocean van 1926".
Foto uit: Loke Wan Tho: „A Company of
Birds".
Een der in onze tuinen veelvuldig voorko
mende Buulbuuls, neefjes van de Koetilang,
die de aandacht trekken vooral door hun grote
beweeglijkheid en luid roepen, is de Geelbuik
Buulbuul, waarvan de maleise naam tjeloet-
joek is. Zij geven de voorkeur aan de ijle
begroeiing of vooral aan struikgewas, eten
zowel vruchten en besjes, o.a. van de Ficus
benjamina of waringin, de tembesoe of Fragrea
fragrans, de Lantana of tjentai manis, e.a.,
als insekten, waarbij de uitzwermende larons
vooral hun aandacht hebben.
Gewoonlijk merkt men hen alleen op, of
paarsgewijze, maar soms ook wel in kleinere
groepjes, welke dan jonge vogels zijn. Zingen,
in de ware zin van het woord kan men hen
met de beste wil niet toedichten, maar hun
herhaaldelijk roepen „djök-djök" of „tjök-
tjök" klinkt ons vrolijk en uitdagend in de
oren. Vandaar de soendanese naam: manoek
djök-djök. De Javaanse naam is: troetjoek of
tjoetjak, terwijl hij op Sumatra en Borneo
merbak wordt genoemd. Hun nesten, duidelijk
komvormig, worden soms gebouwd in ijl ge
boomte, in de regel echter in struikgewas,
dikwijls helemaal niet hoog boven de grond,
vaak in een takvork, maar meestal duidelijk
zichtbaar. Het nest is stevig gebouwd en bevat
twee, hoogstens drie eieren, van lichte grond-
kleur met dicht op elkaar staande fijne vlekjes
en spikkels, paarsachtig van tint. De broedtijd
is elke maand, hoofzakelijk echter valt deze
van maart tot juni.
In de omstreken van Batavia wordt hij ook
wel koetilang djenggot genoemd, vanwege de
borstelige haren aan de basis van de snavel.
Het zijn vogels die onze tuinen verlevendigden
door hun grote beweeglijkheid en hun helder
vrolijk klinkend geroep. C. H.
*)Pycnonotus goiaver analis (Horsj.)
POSTBEZORGING
We worden vaak kregelig opgebeld of aange
schreven waarom Tong-Tong te deksel nog
niet gekomen is. Heus, hier lanterfanten we
niet. Maar als de krant op de bus is, weten
we verder niet wat ermee gebeurt. De post
schijnt ook zo z'n eigen moeilijkheden te
hebben. Niets gaat sneller met boos worden.
17