„Het spel" en zijn achtergronden deel II Alles wat ik tot dan aan toe geleerd had, heb ik samengevoegd en ook met boksen en worstelen, zoveel als mogelijk was, gecombineerd evenzo met uit een boekje geleerd jiu-jiutsu spel. Hoewel ik aan het Tjimandé- en Tjikalongspel en in het spel van Pak I. voor wat de houdingen, standen en bewegingen betrof al meer dere nieuwigheden gevonden had die ik niet van Bang I. had geleerd, afgezien nog van de nieuwe grepen en tegengrepen, was ik met dit alles toch nog lang niet geheel tevreden. In Moeara-Aman maakte ik in 1921 kennis met een zekere Raden K. uit Benkoelen (een ban neling dan wel afstammeling van een banne ling) die bekend stond als een zeer goede pentjak-leraar. Wat hij speelde was naar hij zei, een combinatie van West-Java en Ben- koeloens Padangs) spel. Met hem had ik het genoegen ons spel onderling te vergelijken en te toetsen. Raden K. was zeer bescheiden en bezadigd en vriendelijk er ook nog bij. Van de paar keren dat wij samengekomen waren, waarbij wij ook onderling spel uitwis selden, heb ik zeer prettige herinneringen behouden terwijl het van Raden K. overge nomen spel ook een zeer welkome aanvulling van mijn verzameling was. Geheel tevreden was ik toch ook wederom niet. Uiteindelijk gelukte het mij eveneens in Moeaia-Anam - het van een Padanger, die uitstekend Padangs- en Minangkabaus-spel speelde, gedaan te krij gen dat hij mij trainen zou in zijn spel. De buitengewone sierlijkheid, soepelheid en kwiek heid waarmede bij die spelsoorten de soms ook voor het aanvallen bestemde bewegingen uitgevoerd werden, bekoorden mij in hoge mate. Ik meende dan ook eindelijk de spel- aanvullingen te hebben gevonden waar ik zo lang naar had gezocht. Een vijf maanden oefende ik mij onder leiding van genoemde Padanger, met wie ik in contact gekomen was door toedoen van mijn Javaanse buurman en vriend, de opzichter van de B.O.W. ter plaatse onder wie de Padanger als mandoer werkte. De vijf maanden waren voor mij genoeg om zoveel van dat spel op te doen, dat ik als gevolg daarvan (met alles wat ik mij reeds eigen gemaakt had) mij reeds zodanig vol leerd en bekwaam meende te mogen achten dat ik voor niemand meer behoefde onder te doen. In Ponorogo bleek mij zulks evenwel goed deels op een illusie te berusten. Daar maakte ik namelijk in 1923 kennis met het S.H.-spel. S.H. is de afkorting van de naam van een Inheemse organisatie, een soort „broederschap Oprichter daarvan was naar men mij verteld had Pak S., wonend destijds in de kampong RECTIFICATIE Insiders zullen het al gemerkt hebben. De foto's van de djoeroes 1. (TT. van 10 mei j.l.) zijn abusievelijk niet in de juiste volgorde gezet. De tweede foto moet vooraan staan (eerste stap met stoot van rechterarm) Foto nr. 1 hoort in het midden over- gangs stap voor tweede stoot). De derde foto staat op de goede plaats (tweede stap met stoot van linkerarm). REDACTIE W., gelegen in de periferie van de stad M. Wie lid daarvan worden wilde, werd eerst buiten zijn weten om m.b.t. zijn karaktereigenschap pen, moraal, sypathieën en antipathiën, zijn handel en wandel etc. getoetst. Na ballotage aangenomen zijnde, kreeg men behalve lessen in spel ook een mentale training te ondergaan. Ook hier werden dus spel en ilmoe met el kaar verbonden. Na de aanname moest men de eed of belofte voor een heilig beeld af leggen zich aan bekendgemaakte regels te zullen houden, behalve regels met betrekking tot de moraal ook deze, dat men het spel niet misbruiken en het ook niet anderen behalve zijn eigen nakomelingen leren zal. En verder dat men, waar ook ter wereld zijnde, elk medelid die in gevaar of moeilijkheden zou verkeren helpen en steunen zal, terwijl op elk lid de verplichting nog rustte om ergens anders opgedaan spel aan de hoogste leider en grootmeester Pak S. door te geven. Hierdoor was het dat onder de beoefenaren van het S.H.-spel mensen, die over spel-veel- zijdigheid beschikten, niet tot de hoge uit zonderingen behoorden. Pak S. zelf had zich zowel haast alle soorten West-Java spel, als ook haast alle soorten spel van Sumatra tij dens zijn vroegere omzwervingen eigen ge maakt. Hij beheerste zijn spel uiterst perfect en was met zijn ilmoe zo ver dat naar men mij in ernst verteld had niemand hem, terwijl hij op een stoel zat (hij woog geen 60 kg) van de grond tillen kon. Onder de S.H.-leden waren behalve Inheemsen, ook een aantal Indische Nederlanders. Chinezen en andere vreemde Oosterlingen werden voor zover ik weet, niet als lid toegelaten. Vele van de Inheemse leden waren Gouverne mentsambtenaar of -beambte, in het bijzonder bij het Binnenlands Bestuur. Zelf ben ik geballoteerd geweest; evenwel tegen het af leggen van de eed of belofte voor een heilig beeld, om confessionele redenen bezwaar heb bende, was mijn toetreding als lid niet uit voerbaar. En zo gebeurde het dat ik eens, ik meen in 1935, voor het Soero-jaarfeest uitgenodigd werd. Van heinde en verre zelfs van de uiterste uithoeken van het land, kwamen de leden zoals te doen gebruikelijk was in Pak S' woning alwaar gamelanmuziek gespeeld werd. Bij de opening van het feest werd door de opgekomen leden in ploegen op de game lanmuziek fijne pentjak-dansbewegingen uit gevoerd. Zodra de ceremonie afgelopen was, betrad één van hen de ring (het middelste deel van het pendopo-vertrek) gevolgd door een tweede. Een partij vond dan tussen die twee plaats en als het spel door fanatisme begon te verruwen dan wel reeds te lang geduurd had, trad een derde de ring binnen die zich tussen de spelenden plaatste, vervolgens degene die het eerst de ring binnengekomen was eruit loodsend. Nu volgde dan een partij tussen nummer twee en nummer drie, totdat nummer twee door nummer vier afgelost werd, enz. (Vervolg op pag. 17) De Sliwa Bit de sliwa is de loop (voet- en beenstand) gelijk aan de djoeroes, maar de houding van het bovenlichaam ts precies tegengesteld De foto's tonen de sliwa 1. V.l.n.r. eerste stap met stoot van de linkerarmovergangsstap voor tweede stoottweede stap met rDe'dj"e7óes en de sliwa vormen de basis van het spel. Staat de tegenstander in de djoeroes, dan gaat men in de sliwa staan en omgekeerd.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1962 | | pagina 8