Journalistieke Totems en Bonzen UIT EEN VERSCHONKEN BEZIT |EN EEN VER VERGANE TIJD (10) In de zomer van I926 openden wij ons café-restaurant in de rue Pigalle in Parijs, en als journalist (die ik in mijn hart toch altijd was en ben gebleven) richtte ik daar een wèlvoorziene leestafel in, zoals men er maar weinig vindt in Frankrijk. Naast een tiental Franse, Duitse en Engelse dagbladen en tijdschriften, lagen er de TELEGRAAF, de NIEUWE ROTTERDAMMER, HET LEVEN enz. enz. Ook had ik een abonnement genomen op HET NIEUWS VAN DEN DAG VOOR NED.-INDIE, waaraan ik sinds I9I6 niet meer verbonden was, maar dat ik toch altijd nog graag las, niet alleen om de rake artikelen van K.W., doch vooral ook omdat ik niet kon nalaten met heimwee terug te denken aan Indië en ik daarginds ook nog vele vrienden had. Onze leestafel kwam de zaak ten goede, want ze trok vele Franse en Nederlandse bezoekers en de voornaamste Hollandse kollega-journa- listen. Gerrit Wybrands, wanneer hij in Parijs was en dat was hij het grootste gedeelte zijner Europese vakanties kwam onmiddellijk het NIEUWS lezen, zodra de mail uit Indië was aangekomen. Hijzelf ontving de krant, waarin hij zeer lezenswaardige, goed gedokumenteer- de brieven uit Europa schreef, natuurlijk ook. Maar zijn voortdurend zwerven tussen Neder land, Frankrijk en Duitsland maakte, dat de eeuwig nagezonden post hem slechts met vele dagen vertraging bereikte. Hij had zijn vrouw -de enige die hij werke lijk had liefgehad achtergelaten in een donkere, zwoele grafkuil op het kerkhof te Batavia, en sedert zocht hij overal haar te vergeten. Het best gelukte hem dat in Parijs. Als hij zondagsmiddags in het Chatelet de prachtige uitvoeringen der CONCERTS CO LONNE bijwoonde, waarvan hij er niet één miste, brachten de grote klassieken, een Schu bert, een Beethoven, een Mozart en ook een Wagner, deze schijnbaar zo ruwe bonk van 'n man, de gehangene uit een Hevea-onderne ming in het binnenland van Borneo, in een verrukking, vaak in een extaze. Hij leefde dan enkele uren in een andere, betere wereld, ons eigenlijke Vaderland, en zijn rouwgevoelens sliepen in. Zonder enige muzikale opleiding, was hij gevoelig als maar weinigen voor goede muziek. De vrouw die hij ontmoet had, toen zijn leef tijd hem alle aanspraak op liefde had ontno men, een heel gewone Duitse vrouw uit het volk, had de kern ontdekt, die zich in hem verschool onder een afschrikwekkende bolster. Gerrit was een van die mensen, die zich schamen voor hun betere ik. Zijn uiterlijk, dat denken deed aan een figuur, weggelopen uit een boerenbruiloft van Jan Steen, zijn neus van Cyrano, maakten het hem bovendien niet moeilijk. Vrienden had hij dan ook niet, zelfs niet van de meest oppervlakkige. Vóór hij haar ont moette, was hij hopeloos alleen. In Europa ging hij van stad tot stad, van hotel naar hotel, z'n hele hebben-en-houen in een hand koffertje. De boeken en grammofoonplaten, die hij gekocht had, stuurde hij naar Batavia. Daar had hij een bescheiden woning op Kramat, waar de piano en een bakbeest van 'n boekenkast de voornaamste inventarisstuk ken uitmaakten. Wanneer hij weer eens voor een poos in Indië was, sloot hij zich op in dat huis. Op werk dagen verliet hij het tegen 8 uur 's-morgens, om er tegen 6 uur 's-avonds terug te keren. Zijn leven in Batavia liep regelmatig als een uurwerk .Hij had geen wagen; hij ging naar het bureau in de benedenstad en na de dagtaak weer naar huis in een gewone sado. Op bureau zagen wij hem 's-morgens arriveren met een aktentas uitbuilend van het werk dat hij de vorige avond en een goed deel van de nacht gemaakt had. Als wij hem, beneden aan de trap, hoorden roepen: „Hamia", dan wisten we hoe laat het was. Hamia was het inlandse manusje-voor-alles, dat de zware tas naar boven moest brengen. Een schrijfmachine wou hij ook niet hebben. Hij haatte „al dat moderne gedoe". Hij schreef een prachtig, regelmatig, kalm handschrift, waar geen Chi nese zetter moeite mee had. Een „dame-voor-de-huishouding" nam hem alle huiselijk werk uit de handen. Zij zond tegen het middaguur zijn lunch naar de Kali Besar, en wachtte hem 's-avonds met het avondeten, meestal een eenvoudige boterham. Hij was geen veelvraat. Integendeel. En hij FEUILLETON DOOR was geen fijnproever. Een Hollandse stamp pot, bruine bonen met spek, stokvis met rijst, dat en dergelijke waren de dingen die we hem zagen verstuwen. Met een krant naast het bord. Na het avondmaal las hij, werkte en studeerde hij tot ver in de nacht. Hij ging nooit naar de schouwburg, de bioskoop of de club. Wan neer hij bijzonder goed gehumeurd was, zette hij zich aan de piano. Zijn enige uitje was een partijtje whist, zondagsochtends in de Har monie. Een trekje, dat hem ook typeert, was, dat hij op het redactie-bureau van het NIEUWS, waar hij zijn broer verving, nooit in de kamer van de directeur-hoofdredacteur ging zitten, maar temidden van ons, zijn „Ebenbürtigen" Hoogmoed was iets, dat Gerrit Wybrands nooit heeft gekend... Zijn gehele levenswijs veranderde toen hij gehuwd was. Hij was opeens een ander mens. Enkele weken na zijn huwelijk riep Karei hem naar Batavia. Vóór het vertrek liet Gerrit zijn vrouw medisch keuren. Een zuiver traditionele ceremonie. Doch het vonnis was pertinent: Deze dame mag niet naar de tropen. „Ik behoor bij jou", zei ze. „Waar jij gaat, ben ik". Gerrit vroeg zich af of hij zijn broer zou seinen dat en waarom hij niet komen kon. Er viel niet aan te twijfelen dat zijn broer hem dan zou ontslaan als redacteur van en mede werker aan het NIEUWS. Wegens insubordi natie. Hij kende zijn broer maar al te goed. En op de keien staan in Holland of in Duits land, op zijn leeftijd, dat mocht hij nog nim mer riskeren. Zij gingen beiden. In Batavia was zij nu de „dame-voor-de-huis houding". Ze gingen veel uit en dus laat naar bed. Dansten in „CONCORDIA Hij kocht een wagen. En de week-ends trokken ze de bergen van de Preanger in. Die gelukkige tijd, de enige die G.W. gehad heeft in heel zijn leven, duurde slechts kort. Nog geen zes maanden waren zij in Batavia, toen zij overleed. Gerrit vluchtte naar Parijs. Lamoureux,Colonne Hij zat, die dagen, veel bij mij. Een zwijgzame man. Hij leek te vergeten. Tijdens het tweede Europese verlof na zijn huwelijk, kwam hij bij ons met een dame, die hij aan ons voorstelde als zijn tweede vrouw. Zij was, vertelde ze, een nicht van de overledene. Welk raadsel heeft hem gedreven tot dit huwelijk? De kennismaking was een beetje penibel. Wij konden ons niet dan met grote moeite op schroeven tot sympathie voor deze vrouw. Zijn eerste vrouw hebben wij, zeer tot onze spijt, niet gekend. Zonder enige twijfel was zij het tegendeel geweest van haar nicht. Het schiep ook tussen ons en Gerrit enige verkoeling. Bovendien hield zij, ras-Duitse, helemaal niet van Parijs. Was ze afgunstig op Parijs, omdat haar man van die stad hield? Zij begreep geen snars, maar dan ook geen snars, van de Franse volksaard. Zo zaten ze veel in Bochum, haar geboorteplaats, bij haar familie. Er gingen enige jaren voorbij, dat we Gerrit en zijn vrouw niet zagen, en ook niets van of over hen vernamen. Op 27 mei 1929 overleed Karei Wybrands te Batavia, op 66-jarige leeftijd, aan de ge volgen van het auto-ongeluk, waarvan ik u reeds vertelde in mijn feuilleton VII. Twee jaren later kwam de vrouw van Gerrit, zonder haar man en geheel onverwacht, in het begin van de middag, bij ons binnenstuiven. In een zeldzaam alarmerende zenuwtoestand. En in een niet te stuiten woordenstroom gooide ze alles eruit, alleen door krampachtige snikken onderbroken. De dood van Karei, vertelde ze in gebroken Hollands, had hen geruïneerd „bis zum Boden". Onmiddellijk had de Escompto-Maat- schappij beslag op het NIEUWS gelegd, want er bleek veel meer schuld te zijn dan ac tief. Karei had, in z'n laatste levensjaren, er maar op los geleefd, met een luxe ver boven zijn vermogen. Herhaalde belangrijke geldopne mingen en ongedekte cheques, die toch maar werden uitbetaald, omdat de bank vertrouwen had in de dagbladonderneming en trouwens zich de ongemakkelijke journalist niet tot vijand wilde maken. Karei had, op 'n 40 km ten zuiden van Parijs een groot landgoed gekocht voor zijn vrouw en vier kinderen. Kort daarop werd de schei ding uitgesproken, natuurlijk met een zeer zware alimentatie-plicht. Eenzaam, verlaten van God en de mensen, leefde hijzelf tussen Parijs en Batavia een kostbaar leven. In Frank rijk had hij heimwee naar Java en zijn werk in direkt verband met de krant. Dan, nauwe lijks in Weltevreden, haakte hij naar Frankrijk. Hij dacht aan zijn kinderen die nu volwassen waren, of bijna, en zelfs Eveline, zijn vrouw, kon hij niet vergeten. Daarbij voelde hij zich aangetrokken tot het Katholicisme. Hij nam religieuse lessen en liet zich dopen, in de hoop op een beter leven hiernamaals. Hij verlangde naar de dood, maar zijn godsdienstig gevoel hield hem terug van zelfmoord. „Ook dit zal voorbijgaan..." Toen Karei dan toch eindelijk de dood ont moet had, en de Escompto de krant nam, om te bekijken of een voortzetting ervan, met belangrijke bezuinigingen, het hoge debetsaldo (Vervolg op pag. 16)

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1962 | | pagina 9