Een vrouw met een hart schrijft over de „Indische" school „Down-under" oooooooooooooooooooooooooooo oooooooooooooooooooooooooooc The brown and the white and the brown-wane... net an zelf-kassian. Ze is namelijk hopeloos verlaten en aan de drank. Soms wankelt ze door de klas met maar één zorg: hoe voorkom ik lad- ders in mijn nylons? Ze constateert kalm hoe de kinderen onderzoekend vragen: „Waarom ruikt uw adem zo vreemd?" „Waarom bent U zo lelijk?" Het is een aangrijpend boek. Maar af en toe (want Mens is ze) hanteert ze de zweep en valt ze plotseling uit: „A heavy lesson has just staggered to its close on the imported books!" (imported, Hollandse boekjes, „Indisch aangepast", „Gouden koren halmen"). „What a dangerous activity reading is; teaching is All this plastering on of foreign stuff. Why plaster at all when there's so much inside already? So much locked in! Ach, en dan dat Indische onderwijs met zi]n alleenzaligmakende „Methodes Bouman van Zelm, van Steenderen Toot. Mind you, die fijn tekenende Javaanse kindertjes, die zo prachtig wajangfiguren konden tekenen „hele maal uit zichzelf", de Indo-kindertjes, die fijne berggezichten of Madoerese prauwen konden tekenen, allemaal „methodisch balletjes en streepjes tekenen in een stomme, dode metho de! En hoe terecht constateert de schrijfster met weemoed: „So much locked in! Hoeveel prachtige eigenschappen en vermogens zaten achter tralies, terwijl die kleine helden en heldinnetjes van de Indische school rekenden met appels en met noten! Tussen een adembenemend fijne beschrijving van het exotische in sfeer en kind, citeert de schrijfster een volkomen misplaatste rhetorische volzin: „Hark, hark! The lark!" En wij denken aan: „Hoe lispelt gindse lindeboom S. Ashton-Warner: „Spinster", Seeker Warburg. London. ..Hey Boy!" fotoboek van Jane 'and Bernie Hill, Whitcombe and Tombs. Ik heb het in dit blad wel eens over dit boek, deze schrijfster, gehad. En overwogen of ik er wel eens over zou schrijven in Tong-Tong. Maar „het hemd is nader dan de rok' Neder landse lectuur verdient eerder bespreking, dus schoof ik het boek opzij. Tot ik onlangs een fotoboek kreeg toegestuurd van Karei en Connie Verboeket. Van heel „down under namelijk van New Zealand (genoemd naar Zeeland door een stoutmoedige Nederlandse „avonturier" zoals U weet). En dit fotoboek „plaatste" de roman zó na drukkelijk in mijn herinnering terug, dat ik nu wel schrijven móet. Niet om het roman verhaal zelf. Dat is maar heel simpel: een oude vrijster, schooljuffrouw, wordt verliefd op een jonge kerel, collega, die ook van haar houdt. Ze kan het niet geloven en wijst de jongeman steeds af tot het te laat is. Een spanning- en sexloos verhaal naast de „grote, indringende, diep-doorvoelde" moderne Euro pese literatuur. Maar voor wie het appreciëren en begrijpen kan vol menselijke ontroering en vol symboliek, zoals het werk van Maria Dermoüt. Maar daar wilde ik niet over schrijven. Ik wilde schrijven over dat schooltje van onze onderwijzeres, een schooltje, waar de „Little Ones" zijn: „the brown, the few white and the brown-white of the New Race kortom een schooltje als wij allemaal uit Indie ken den: met veel bruine en gele kinderen en een paar blanke en een heleboel „halfbloedjes die deze merkwaardige helderziende vrouw noemt: „The New Race". Als U dit ergert, vergeet het. Maar constateer toch maar dat deze visie haar in staat gesteld heeft een levend verhaal van deze kinderen te schrijven, zoals geen enkele Nederlander of Indo, in het onderwijs of niet, ooit heeft kunnen schrijven over de school in Indië, al hebben we daar ruim een halve eeuw onnavolgbaar schoon en nuttig onderwijs gegeven. Overeenkomsten tussen de school van onze heldin, juffrouw Vorontosov, en „onze' school. Daar is op de eerste plaats haar moeilijke naam, (muuuulek, Peh), die altijd verkeerd wordt uitgesproken: Miss Vlontopop, Miss Foffof Mit Wottot, enz. enz. Denk maar aan meneer Lorjé, die „Lontjèr" heette, en meneer Doorschodt, die Pak Döjót heetteMaar is dat te verwonderen in een klas waar de kinde ren niet Jan Jansen en Klaas Borstlap heten, maar Matawhero, One Pint, Blossom, Patchy, Waiwini en Bleeding Heart? De schrijfster benadrukt al dat bijzondere helemaal niet. Met een geweldige zelfbeheer sing weigert ze alles van de Europese kant te bekijken en „gek" te vinden. Zo langs haar neus weg (maar hoe fantastisch fijn vrouwelijk intuitief goed gekozen) noemt ze namen en citeert zinnetjes. Hier een juweeltje: „What school did you come from, little One? „Whakamaharatanga". Eén vraag: één ant woord van maar één woord, en hoe zuiver staat daar de hele complexity van dit kleine wereldje van bruine kindertjes en blanke juffrouw! En ach, hoe dierbaar is dat „petjo" van onze bruine scholiertjes: „Miss Volontopop, how old do you weigh?" „You tread mij han for nutteen! ^He earned inside and pinchded me". Seven, he punch my stomat". Enz. enz. En dan te bedenken hoe laatdunkend wij neerkijken op, hoe schamper wij spotten met: „Hoe heet jou naam?" Ah, de schrijfster gooit zulke citaatjes overal tussen het verhaal heen, als bloempjes in een grasveld. Zij beschrijft ook zichzelf en excu seert niet noch beschuldigt ze in dramatisch (Lees verder volgende pag.) B Als wij aan deze boeken denken, en dan q 9 aan de bruine Indische kindertjes in O B Holland, die voortdurend moeten aan- Q O horen dat Indië voorbij is, vergeten O O moet worden, dat ze blank zullen u'or- q O den (als ze drie generaties lang „blank o g trouwen" waar overigens niets tegen O O is), dat ze toch niks meer weten van q 9 Indië, enz. enz. B O als we weten dat ze dit en van Holland- q O se buren en van bruine ouders dagelijks O O voorgeschoteld krijgen, O O als we beseffen dat al hun blonde klas- O B genoten met trots mogen vaststellen dat g O ze in Lutjebroek, Mokum en Stampers- q 9 gat geboren zijn (want dat blijft en O O Indië'is voorbij), en zij geen enkele Q 9 trots mogen opbrengen, O B als we realiseren dat ze DUS met hun q O bruine huid een constante leugen moe- O O ten zijn in een omgeving, die hen niet Q O zien wil, dat iedereen koud en harteloos o 9 afrekent met gisteren en vandaag, omdat g O we toch ginds heen gaan, dan begrijp o 9 ik waarom de Indische jeugd „afglijdt", O O „zich van ons afkeert", want zijn ze q 9 geen „historisch verweesden?" O B Helaas is ook dit een tragiek die we niet Q O begrijpen. Nu niet. Pas veel veel later. Q O Als op een grafsteen staat: Jan de IVit O O (goed Nederlands hè?) en daaronder: g 9 „Geboren te Tasikmalaja"wat gèk. O O Ik zou trots zijn op de groep jongeren g O die een badge zouden durven dragen, q O een heel kleine onopvallende maar, met O O een palm of zo als kenmerk van het q Land van Herkomst. Het is niet meer O O dan Christelijk om het land niet te ver- 0 O geten, waar God ons het levenslicht O O liet zien. Dat is niet dom, dat is geen q 9 schande. NIETS wat God doet is schan- O B de of dom of voorbij. Alle burgerlijke g g wijsheidten spijt. O 10

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1962 | | pagina 10