Boekhandel PAAGMAN
Jahferhaal... ehhebeur...
WIE WEET HET?
Ik heb nog enige vragen. Wie verklaart
gevallen van stille kracht, goena-goena e.d.
door hemzelf of anderen waargenomen van de
begrippen angker, s'ehêl (Bali: tenged) Wie
geeft verschillende vormen van Indisch geloot
of bijgeloof weer, zoals de verboden om een
paioeng in huis te openen, orchideeën tn huis
te kweken enz.? Hebben misschien verschillen-
de uitingen van oud inheems bijgeloof haar
invloed uitgeoefend op de Indische samen
leving? LC- HEYIING
11
(Vervolg van pag. 10)
als in een droom"... terwijl buiten de boeng-
oer staat in paarse pracht in een laaiende zon,
waar een van Gogh dolverliefd op was. Ja ja!
En dan natuurlijk de raciale conflicten min ot
meer verborgen en de fatsoenswetten van
kleine luyden. Mark, een totokje, heeft eeuwig
geduvel met zijn schoenen op school. Altijd
veters los. „Loop dan toch blootsvoets net als
andere kinderen!" Mark: „I'm not allowed
to take off my shoes in school Zelfs op
sloffen lopen mag hij niet. Ah, Pa en Ma
thuis, zeer rasbewust, dwingen hun zoon zich
als Europeaan te gedragen. Dat is natuurlijk
allemaal wel, als hij het ook thuis zou doen.
Maar kennelijk doet hij het thuis niet Loopt
ook thuis altijd zonder schoenen. Geeft niks,
maar huiten, voor de andere mensen: schoenen
hoor!
In een ruzie tussen een Maori jongen en een
„Pakeha" jongen („Pakeha" boeleh, ga
ding), hoort onze schooljuffrouw direct de on
dertoon van de geringschatting van de blanke
jongen: „AU Maoris are thieves and all thieves
are Maoris". En vertwijfeld roept ze uit:
„Whose side am I on in these racial interchan
ges? What colour am I?"
In discussies met andere onderwijzers, neemt
ze vaak vlammend het zwaard op voor haar
bruine kindertjes. Vol prachtig vrouwelijk
begrip. Als een Maori jongen gestraft moet
worden omdat hij geweigerd heeft dorre bla
deren bijeen te vegen, wijst ze terecht: „The
Tamatis are not built to obey God or man
Mot zo'n aap van een jonge dan elk bevel
weigeren? Neen, natuurlijk niet. Maar weet
wat tact en adat en hormat is. Wees aloes!
Van een andere leerling zegt ze spontaan:
„Matwhero is a fineboned Maori and fine-
minded, just like his grandfather the Chair
man, and like him, feels racial frictions".
We herkennen op slag de waarde van de naam
van eeuwenoude adellijke geslachten, zoals in
Indonesië de Tjondronegoro's, de Djajadinmg-
rats de Wirjopranoto's. Voor mijn part noem
je ze kortaf Achmad en Kardjo, maar weet
wie ze zijn en welk een oude adeldom van
geest ze vertegenwoordigen!
Zoals ik al zei, het fotoboek „Hey Boy!" van
Jane and Bernie Hill heeft me weer wakker
gemaakt. Een boek vol prachtige „Inlandertjes
en Indootjes" en hun Pa's en Ma's. Een boek
waarin we met ontroering onszelf en ons
voorbije leven" terugvinden, zoals geen enkel
Nederlander ooit heeft kunnen of willen doen.
voortgebracht! En dat is een lelijke MIN op
onze trotse cultuurstaat
Of zou er ergens in Holland toch nog wel een
ouwe „juf" aan haar memoires bezig zijn.
Het is 'nóg niet te laatTR-
In Batavia they would call me Si Bentiet...
Het fotoboek heeft als „credo" een uitspraak
van zo'n klein Maori-boefje: „Boy is what
they call me in our street. But my real name
is Charlie, like my Dad's. My Dad's people
come from Tahiti, and my mother's people
are northern Maori, who were famous warriors.
So as Dad says, that makes us half hula and
half haka".
Een citaat dat van kruin tot voetzool geladen
is met Indische herinneringen. Hoe heetten ook
wij jongens op straat „Seh, jongen!" en heetten
we „Tjoh" en „Tjalie". Hoe droegen velen van
ons het als een schande om „anak kolong
genoemd te worden, maar waren ze er in het
geheim trots op af te stammen van de gewel
dige vechtjassen voor Samalangan en Tjakra-
negara. En is één onzer lezeressen niet een
dame, die tartend kan uitroepen: „Ja! Ik stam
af van de zeerovers van Goa en Toradja. Wat
moet je?!" (I love her for that!)
Het is zo'n wonderlijke wereld, zo heel, heel
ver af van de Hollandse burgerlijke maatsta
ven (want Tasman, Roggeveen, Bontekoe,
Coen, Toontje Poland, van der Tuuk, van
Stein' Callenfels vallen daar toch buiten?) en
die tenslotte toch maar tot gevolg hebben dat
ondanks vele decennia honderden brave on
derwijzers en tienduizenden „gekke" Indische
kindertjes GEEN EEN menselijk boek is
Dr. A. Alberts: „Hamen noemen"
H. Paris, Amsterdam.
Hierna doet het laatste boek van Alberts (hij
schreef eerder beter) wel erg triest arm aan.
Vlak vertelde herinneringen aan een tijd, die
toen vreemd was voor de „baroe", nu nog
steeds vreemd. Voortdurend menen we hem
tegen Hollandse lezers te horen zeggen: Gek,
hè?" Om een applausje te krijgen? Om te
benadrukken hoe vér dat leven van ons Hol
lands leven af staat? Maar dan toch alleen
voor de vreemde? En niet voor de Mens met
warmte en liefde en begrip. Alle letterlijk
alle figuren in dit boek zijn afgebeeld als
vreemde figuren met merkwaardige gedra
gingen. Indischgasten herkennen natuurlijk
toch wel een hart onder menige ledepop maar
dan vinden we de memoires van een v d Jagt
toch duizendmaal beter. En wat een Hollands
lezer die nooit in Indië geweest is, wel van
dit boek denken zal? Het zijn „inzichten als
deze, die mijlenhoge barrières opwerpen tus
sen alle verlangde toenadering tussen Oost en
West. Maar in hun soort dus wel een heel
scherpe tekening zijn van hetgeen er ontbreekt
op menselijk niveau tussen zovele westerlingen
en oosterlingen. Daarnaast heeft het boek zijn
goede kanten, waarop wij nader zullen terug
komen.
NAMEN NOEMEN'
door Dr. A Alberts, verkrijgbaar bij:
Prijs 7.90.
Fred. Hendriklaan 217b, Den Haag
H. Ravesteijnplein 42, Rijswijk
v. Schuijlenburchstraat 58, Delft
Waar komt die naam vandaan?
De hellingen van de Kloet zijn altijd het toneel
geweest van werkzaamheden van de Vulcano-
logische dienst. In de jaren 1919-1925 werkte
mandoer Singosastro hard mee aan de Kloet-
tunnel en toen ik in 1953/54 bij de Vulcano-
logische dienst werkte op de Kloet, was
Singosastro onze goede en trouwe gids Van
hem heb ik het volgende verhaal gehooid.
Vroeger lag hier op de helling van de
Kloet een plaatsje dat Bambmgan heette^
Eerst was 't gewoon maar 'n open plek in he
bos, waar meneer H. N. Bavinck het werkvolk
kwam uitbetalen. Zo gemakkelijk als dat vroe
ger ging, kwamen er al gauw een paar ge
bouwtjes, een loods voor het werkvolk, een
paar banken, een tafel, en eens in de week
was er koempoelan van het werkvolk en dan
ging meneer Bavinck betalen. Het volk had
het al gauw over de „tempat aping (Bavinck)
en via Babing, Babingan ontstond dus het
plaatsje BABINGAN. Toen ik het verhaal
hoorde bestond Babingan al niet meer, het was
verwoest tijdens een van de wttanünge:n van
de Kloet ANTON SCHLAMEISEN