Pentjak als studie-object Uw artikeltje in de „Tong-Tong" van 8 februari j.l. over „POEKOELAN" deed mij bijzonder veel plezier. Het is goed als de technieken van ongewapend gevecht niet verloren gaan. Ik ben geen poekoelan-expert en toch lijkt mij dat beetje wat ik er van weet de moeite van het opschrijven waard. ik gemakshalve Chinees boksen zal noemen, waarbij dansbewegingen in de techniek een rol spelen. Evenwel, de dansbewegingen laat men weg als men pentjak gebruikt in een serieus gevecht en dan kan men het zonder aarzelen besilat of poekoelan noemen. Iemand vertelde mij dat dit Chinese boksen vooral in de Molukken „poekoelan" wordt genoemd. Voor zover mij bekend wordt deze naam ook in het Bataviase gebruikt, terwijl de rest van Java de namen pentjak en besilat meer in de mond heeft. Het lijkt mij onjuist toe, te zeggen, dat de Indo deze poekoelan ontwikkeld heeft, dat de historie van de poekoelan de historie is van de Europese verstoteling. Mijn mening is dat de Indo, gezien zijn positie in Insulinde meer dan de andere bevolkingsgroepen genoodzaakt was deze techniek te gebruiken om zichzelf te beschermen en te handhaven. Lang geleden las ik „Koloniaal Sociografische Bijdrage", door Th. Koks, Uitgeverij Paris, ongeveer 1930 (helaas uitverkocht) maar aanwezig in de Universiteitsbibliotheek. Dit proefschrift handelt vooral over de Indo en over de poekoe- lanvechters wordt ook een en ander verteld. In het verre verleden ondernam het Chinese keizerrijk meer dan eens militaire expedities naar vorstendommen in het eilandenrijk, dat in 1884 door een Duitser voor het eerst Indonesië werd genoemd. Dit kan een .weg zijn waarlangs het Chinese boksen daar kwam. De Indiërs en Ceylonnezen kunnen en zullen dit waarschijnlijk hebben gebracht tijdens de Hindoe periode, terwijl als derde mogelijkheid Achter-Indië en Malakka als weg fungeerden. Het lijkt mij toe dat alle drie de wegen hun deel hebben bijgedragen en dan niet te verge ten de handel. Mij werd verteld, dat ook de poekoelanvechters een systeem van grepen kennen, dat bijna gelijk is aan het oude jiu jutsu en dat zij zeer Voor bronnen, waaraan ik mijn gegevens ont leen beroep ik mij op een aantal boeken, mijn Oom die in zijn jonge jaren een geduchte besilatvechter moet zijn geweest en datgene dat ik door mijn belangstelling voor judo en karaté (karaté is het Japanse besilat of poekoe lan) heb menen te ontdekken. Mijn Oom moet ik nog verder raadplegen en waar ik kan ook anderen die thuis zijn in deze materie, vooropgesteld dat ik ze tegen het lijf loop. Zowel de Japanners als de Ceylonees R. A. Vairamuttu, de schrijver van „Scientific com bat", Uitgeverij W. Foulsham Co., London, noemen China het stamland van diverse zelf verdedigingstechnieken als jiu jitsu, cheenandi en karaté. Volgens Vairamuttu komen de technieken die wij o.a. poekoelan, pentjak of karaté noemen nog het zuiverst voor op Ceylon en Java. In de Rechter Tie boeken van de heer Robert van Gulik maken wij kennis met het Chinees bok sen, in het bijzonder in het deel „Nagels in Ning-tso", waarin wij een inzicht verkrijgen in het boksen, zoals de geestelijke elite onder de Chinese boksers dat opvatte. En nu helaas overleden kennis van mij heeft veel poekoelan gezien in zijn leven, maar hoewel zijn leven innig verbonden was met Insulinde en vooral de Molukken kon hij toch geen Meester in deze edele kunst bereid vinden hem in te wijden in de geheimen van die kunst. Wel leerde hij, zoals meerdere Indische jongens enkele kleinigheden. Uit wat deze Indischman en mijn Oom mij vertelden duiden de namen pentjak, besilat, poekoelan en karaté (het Japanse boksen) eenzelfde gevechtstechniek aan, die in verschillende scholen wordt onder richt. De verschillende scholen hebben hun eigen systeem, dat niet veel en in hoofdzaak geheel niet afwijkt van wat in andere scholen wordt onderricht. Ik heb begrepen dat de naam pentjak gebruikt wordt voor die vorm van wat Onze Pentjak-rubriek is langzamerhand een vaste rubriek geworden. Het is daarom goed U nog even aan het vol gende te herinneren. De Pentjak-artike- len moet U beslist niet zien als een soort sensatie- of heimwee-lectuur. We zijn de rubriek gestart met de voorop gezette bedoeling Prof. Van der Veur zoveel mogelijk betrouwbare gegevens te verstrekken voor een gedegen econo- mischlsociologische studie van de Indo- Europeaan in het voormalige Ned. In- die. Het is dus niet in de eerste plaats ons streven een leerboek ,,Hoe leer ik pentjak in drie weken" samen te stel len. Het mooiste zou zijn als uit de artikelen te halen is: hoe komt het dat de Indo zich juist op pentjak toelegde, in welke omgeving leefde hij en op welk maatschappelijk niveauWat wa ren de beroemde lndo-djago's eigenlijk voor mensen? Vic Warnars, Katji Flo- rentinus, De Rozario, Kempees, Rhem- rev en nog zoveel anderen. Hoe en waar leefden zij, waarom werden ze eigenlijk djago's? Kijk dat is, wat Prof. Van der Veur interesseert. U hoeft helemaal geen wetenschappelijke verhandeling te schrijven; schrijf gewoon uw ervaringen of die van anderen. Wat hij nodig heeft, haalt Prof. Van der Veur er heus wel uit. Tussen haakjes, wij kunnen nog meer verhalen gebruiken. Doe uw best en stuur in! REDACTIE beslist nodig hadden voor het geval de vijand er met succes in zou slagen de poekoelan- vechter aan te grijpen. Al bladerende in „Kara té, the art of the empty hand fighting", door de Japanner Nishiyama (H. R. C. Brown) zag ik, dat de Japanse poekoelanvechters even eens een jiu jutsu systeem leren. Vroeger werd de kennis van deze technieken slechts aan weinigen onderwezen, die boven dien moesten beloven deze kennis geheim te houden en nimmer te misbruiken. In de loop der laatste eeuwen kwam een groot deel van deze kennis min of meer beschikbaar voor het grote publiek. Ik heb ontdekt, dat dat grote deel vooral de oppervlakte betreft. Nog zijn er scholen die geheimhouding eisen. Wie iets verstaan wil van het wezenlijke doel van deze gevechtskunst moet niet vreemd (Vervolg op pag. 22) LJr en voert met komt te vallen. Let bij alle foto's op de handen van verdediger, die steeds klaar staan slagen, stoten of trappen op te vangen.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1962 | | pagina 9