Karl May Sterven bij de Waringin 8 8 o o Welke das? Een jeugd-herinnering Depok (bei Batavia). 12 Dezember 1919- Li eb er Herr Old Shatterhand! Vir haben viel von Ihren Biichern gelesen, wir finden sie sehr schön und wir lieben Winnetou und seine Freunde sehr. „Wir" sind mein kleiner Bruder und ich, wir heis zen Marie und Piet und wohnen in Depok (bei BataviaJava). In lhren Biichern sind viele Bilder, aber wir wollen so gem ein bild von Ihnen haben. Damit würden wir sehr glücklich sein. Ich bin auf der höheren Bür- gerschule und erlerne erst seit kurzer Zeit die deutsche Sprache. Aber ein freundlicher Herr hilft mir bei diesen Brief. Piet 'tst 12 fahre und kann noch nicht Deutsch sprechen. IVir werden sehr glücklich sein, wennn Sie meinen Brief beantworten wollten. Herzliche Grüsze von Ihren kleinen Freunde MARIE und PIET H. Ni, wie zijn Marie en Piet H. Ook Fidalgo's of the street? (Piekerans I, blz. 92) Deze brief staat in het Karl May-Jahrbuch 1928 (Begleiterscheinungen zur Absatzstatis- tiek von Adolf Volck). Er komt nog meer in het spoor van Karl May. Hier, uit het zelfde jaarboek: ...de „Bosnische Post" (Serajevo) getuigt: De grote Duitse humanitaire instellingen in de Oriënt, en de grote handelsondernemingen zijn tot de invloed van Karl May terug te voeren. Zelfs een Ibrahim Pasha, Sheik der Hamadië-Koerden en ongekroonde koning van Mesopotamia, beroemde zich op de vriend schap van Karl May. „Als alle giaurs Chris tenen) zo waren als mijn vriend Kara ben Nemsi, dan zouden het Morgenland en het Avondland voortdurend in Allah's vrede met elkaar kunnen leven"placht hij vaak te zeg gen. En deze gevreesde tegenstander van alle niet-Moslems is later een beschermer gewor den van Christenen en Joden ,een schitteren de verdienste van de Duitse auteur". (Nr. 73 van 31 maart 1915). Bovenstaand bericht komt als voetnoot voor in het artikel „Karl May und die Friede" van OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOC O O O Hoe hebben wij gesmuld van die boe- O q ken! Gelezen en vele malen herlezen, q O Ze lééfden voor ons: Winnetou, het O 0 grote Opperhoofd der Apachen, Old 0 O Shatterhand, Old Firehand, Aunt Droll. O 0 En Kara ben Nemsi, de held uit het 0 O Avondland met zijp onafscheidelijke o O satelliet Hadji Halef ben Omar! „Op- 0 q gegeten" hebben wij die boeken en in q O de tuin nagespeeld. Met pijl en boog O 0 van bamboe, boeloe ajam trots om het q O hoofd, en proppeschieter als „Beren- O 0 doder". En maar ketök kleine broertje 0 O met tomahawk tot huilen. Waarop de o 0 gerechtigheid van de „Grote Manitou" 0 q zich prompt manifesteerde in de vorm q O van Pa in-kwaaie-bui met erg losse O 0 handen! Na loe, lezers, wat een heer- q O Hjke jeugd hebben wij toch gehadO 0 De heer Chattelin zond ons een ver- 0 O bazend aardige brief en een fragment O 0 uit het Karl May-jaarboek, die wij U 0 O beslist niet willen onthouden. Hij zorg- o O de ook voor de foto van de grote O 0 Effendi himself. O O O O Opdat U, al lezende, weer even zult O 0 vertoeven in een onvergetelijk verle- O den van een zorgeloos kinderbestaan. O O Aleikoem Salami Rt. O OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOC Hadji Kara ben Nemsi Effendi Amand von Ozoróczy, die er aan toevoegt: „Bovendien kreeg ik van Regierungsrat Dr. Viktor Pietschmann beheerder van het natuur historisch museum), die deze gebieden vele malen bereisde en beschreef, de mededeling dat in de eerste en tweede decennia van deze eeuw inderdaad een Koerden-Bey van die naam in Noord-West Mesopotamië leefde, die deze belangrijke rol heeft gespeeld". Salam aleikum Howgh A. CHATELIN Zij stond daar zo mooi, midden op de aloon- aloon. Wij hadden er een goed zicht op en vanaf het moment dat wij in Toeloeng Agoeng aankwamen voelde ik mij tot haar aangetrok ken. Zij was mijn eerste liefde. Dageli|ks zocht ik haar op en noemde haar zacht bij haar naam: Waringin. Maar vooral zacht, want wij waren nooit samen alleen. Altijd was er de toekang ramboet en ook de verkoper van ès lilin ontbrak nooit en vele anderen die ik mij niet zo goed meer herinner. Want het is al weer 30 jaar geleden. En zo ontstond langzaam het plan haar in de avond te bezoeken. Dan zouden we geen last hebben van buitenstaanders. Want wie zou het wagen bij duisternis in de buurt van de waringin te komen Je zou dan moeten sterven, had de baboe mij verteld. Er woonde een geest in de boom. Overdag sliep hij, maar zodra de zon onder was kwam hij tot leven. Zózeer, dat hij en de waringin als het ware één werden. De waringin was dan ook geest geworden. Niemand hoefde te proberen dicht bij te komen. Hij zou op slag dood neervallen. Ook op school ging dit verhaal. Heel erg geloofde ik het niet. „Eèèh, kèdjoe geloof niet", hadden zij geroepen. En de griezeligheden werden nog eens aangedikt. Ik hield mij verder maar stil. Over een paar dagen zou het heldere maan zijn. Dat moest een geschikte gelegen heid zijn. Ik zie mezelf nog lopen op die avond. Het was zelfs al nacht. Vreemd genoeg was ik niet bang ofschoon ik nooit een held ben geweest. Integendeel, onder het lopen strekte ik reeds mijn armen uit als om haar te omhelzen. Harder en harder liep ik, naar mijn lieve Hij belde, merkbaar gejaagd, mij op, kort vóór het begin van het Openbaar Gehoor bij de Gouverneur-Generaal. Een jongere collega van me was 't. Niet de G.G., maar de man met de ietwat zenuwachtige stem, vragend: „Zeg, ver tel eens gauw: moet ik bij mijn toga een zwarte of een witte strikdas aandoen; voor 't Gehoor vanmorgen. Zwart, hè?" „Nou...; zéker weet ik het niet", was m'n antwoord, „maar ik méén: een witte hoor". ,Ik meen, ik méén..." wat heb ik daar aan. 'k Moet het zéker weten; want ik moet weg. De taxi staat al vóór!" „Bel dan de Officier even op". „Net gedaan; maar die is er al heen... Dus „wit" denk jij. Weet je zeker: niet zwart?" „Nee, geen zwart, geloof ik..." „Je gelóóf kan je hou'en; maar jij hebt toch te deksel wel méér een Openbaar Gehoor mee gemaakt?..." „Jawel, maar niet hier!" „Sterf! Da's toch overal hetzelfde. Wit dus, denk je. Enfin, 'k heb geen tijd meer. Snert vent, bedankt". En de hoorn werd neerge kletterd. De volgende dag ontmoette ik hem. „En? Was 't goed: witte das?" ,,'k Ben véél te Iaat gekomen, man. 'k Heb naar binnen moeten sluipen. Geneerde me dood". „Zó laat belde je me toch niet op..." „Nou; 't was knap laat. Maar toen ik bij 't paleis de trap op kwam, stond Dolf toevallig boven nog te praten en die zei meteen: „Zeg, je kunt zó niet binnen!" „Wel verd...!' zei ik; moet ik tóch een zwarte das aanhebben?" „Nee", zei hij, „maar je hebt vergeten je bef aan te doen!" Toen moest ik eerst weer terug". Lekker lachend vroeg ik: ,Maar heeft de G.G. je tenminste nog gezien?" „Vlieg op jijzei hij boos. ,,'k Ben door jóuw schuld te laat gekomen!" ...Nota bene!... M. J. A. O. W. Waringin. Haar duizend stammen zag ik niet, wel haar geweldige kruin. Die was scherp zichtbaar tegen de heldere hemel. Plotseling doemde zij in haar zwarte breedte vlak voor mij op. „Waringin, Waringin", riep ik en wilde mij in haar armen werpen. Maar met een schok bleef ik staan. Alles om mij heen begon te beven. Haar takken zag ik wild heen en weer zwiepen en het geruis van de bladeren vervulde de lucht. Toch stond er in het geheel geen wind. En daar vlogen met luid gekrijs de vogels uit de woedende waringin. Het was een oorverdovend lawaai. Ik stond als aan de grond genageld en dacht dat ik stierf. Maar dat was niet het geval. Dat gebeurde eerst vele jaren later bij een geheel andere geschiedenis. Nee, toen bij mijn waringin stierf ik niet. Wel is daar mijn eerste liefde gestorven. En ofschoon ik de volgende dag hoorde dat er 's-nachts een aardbeving was geweest, ben ik sindsdien altijd met een grote boog om een waringin gelopen. Dat zou ik nu nog doen als er in Nederland zulke bomen stonden. Jammer dat ze er niet staan. LEO TOLEDO TACHTIG EN ZESTIG Vroeger (en ook nu nog bij sommige mensen) werd vaak de uitdrukking gebezigd, als je nergens niets van moest hebben: „Ik heb er tachtig vanWe hebben nooit kunnen ont dekken waar dat getal vandaan is gekomen. Maar nu: vroeger werd ook vaak gebezigd de uitdrukking: „Ben je zestig?!" (of van zestig) in de betekenis van „Ben je niet goed wijs?!" Of: „Wat zeg je daar nou?!" Wie weet nog precies of het „zestig" of „van zestig" is? Of zijn we met een ander getal in de war? RED. 18

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1962 | | pagina 18