Cultuurschool Soekaboemi (1914-1917) Aan de hand van een foto, welke ik met grote dankbaarheid van de heer Overdijkink, oud leraar van de cultuurschool ontvangen heb, wilde ik een kleine verhandeling geven betreffende ons leven in die tijd. Allereerst een korte toelichting van de situatie der school. De foto is genomen bij de entrée. Links daarvan is de bibliotheek met er achter de monsterkamer, annex een bescheiden verza meling en verder het schei- en natuurkunde- lokaal. Rechts is het kantoor van de directeur; daar achter dat van de conciërge benevens ruimte waar gereedschappen en instrumenten voor het landmeten en waterpassen, zoals boussole, theodoliet, e.a. opgeborgen worden. Verder het teken-, bouw- en landmeetkunde lokaal. Van de entrée gaat men naar boven, waar men dan in het schaftlokaal komt. Aan de linkerzijde zijn een paar lokalen, waar theorie-lessen gegeven worden en verder links liggen de tuingereedschappen-goedang en voorts de gasinstallatie. Rechts van het schaft lokaal weer een paar theorie-lokalen en ver volgens naar de fietsenloods. Hogerop achter het schaftlokaal gelegen zijn de toiletten, was- en badgelegenheid. Hieronder zijn de namen (event, bijnaam) van de leraren; op de foto van links naar rechts; 1. H. ten Oever, leraar bosbouw vakken, tevens praktijkleraar. 2. J. Rooyakkers alias „Katjoak'' leraar bouwkunde, tekenen, landmeten en waterpassen. 3. M. Meeuwse, leraar natuur-, scheikunde en grondkennis. 4- A. de Koning alias „Djagoeng" (van wege zijn rode haren en knevel); direc teur der schooltevens leraar boek houding en algemene zaken. 5. G. Overdijkink alias ..Medng" of ,,Alatjan", leraar bijzondere planten teelt (groot-cultures tevens praktijk leraar. 6. A. de Jong, leraar in taal, wiskunde en handelsaardrijkskunde. 7. C. van Vooren alias Katjoeng(de jongste) leraar alg. plantenteelt en praktijkleraar. Opgemerkt dient te worden, dat er nog twee leraren op de foto ontbreken: dat zijn P. van der Vlies, de onder-directeur en leraar in schei- en dier(insecten)kunde en M. C. de Graaf, leraar schei- natuur- en plantkunde. Dat ook de leerlingen bijnamen hebben spreekt haast van zelf. Hier is een greep uit velen. „Si boeng" bijnaam voor Louis R. „Marietje" voor Lodewijk v. d. H. „Gedot" voor Jan d. L. „Krompoot" voor Wijnand G. „Mak njai" voor Carel H. „Koprot" voor Hendrik Cr. „Sadok" voor Frits M. De dagindeling was als volgt: 6 u. v.m. tot 9 u. praktijk op het veld of in de tuinen; 9u. - 10 u. schafttijd; 10 u. - 13 u. theorie en van 15 u. - 17 u. weer theorie. Dit laatste uitgezonderd woensdag en zaterdag. Na elk uur praktijk of theorie werd 10 minuten gerust. Zoals U opgemerkt hebt, lezers, was de aan vang der werkzaamheden reeds om 6 uur 's-morgens, dat hield dus in, dat de leerlingen om 5 uur of op zijn laatst om 6.30 uur van huis moesten vertrekken, om op tijd in de tuin te zijn. Zodra de tuinwerkzaamheden die bestonden uit: ontginnen, plantklaarmaken, kweken, enten, tjangkokken, het planten, on derhouden en oogsten (pluk), om 9 uur geëindigd waren ging men, nadat de gereed schappen schoongemaakt en opgeborgen waren, wassen of mandiën; daarna aankleden en ont bijten. Het ontbijt bestond in de regel uit de van huis meegenomen boterhammen, of anders ging men „djadjan" (snoepen) in de waroeng koppi te Tjisaroewa, zwarte koffie met ketan, pisang goreng, peujeum sampeuk, oebi reboes of anderszins, terwijl men in de waroeng in Tjiloetoeng nasi sop of nasi petjel met toebe horen kon krijgen. Degenen die vlak bij de school woonden, gingen uiteraard naar huis. Wat voor gewassen werden op de schoolter reinen verbouwd? Padi (droge of natte cul tuur). diverse groenbemesters, bodembedekkers, tweede gewassen (Djagoeng, Ketella Poehoen, Katjang Tanah etc.), tabak Vorstenlandse. Kedoe en Deli), suikerriet (P.O.J. en EK nummers), koffie (Java, Arabica, Robusta, Liberia, Uganda), thee (Tjinjiroean en Goe- noeng Boeleud), rubber (avros-varieteiten e.a.), cacao, kina, sisal, musa (hennep). Op de bos- bouwafdeling werd gecultiveerd, uiteraard djati (Tectona grandis) al dan niet gemengd met mahonie-soorten, kesambi en/of andere wildhoutsoorten. Er werden ook verschillende vruchtbomen en groenten gekweekt. Vooral niet te vergeten de „siertuin", die voor de school was aangelegd, met zijn prachtige perkjes, paden en water partijtjes. Alle werkzaamheden, ja zelfs trans porteren van stalmest uit de kampongs, werden door de leerlingen verricht. Het was ontegen zeggelijk zwaar werken, maar het was gezond, interessant en bovendien leerzaam. Dagelijks werd naast de praktische lessen van 3 uren, ook 5 uren theorie gegeven maar het zwaartepunt was en bleef n.o.m. de praktijk, m.a.w. er werd niet zo zeer beoordeeld naar kennis, doch primair de bruikbaarheid der leerlingen: eigenschap die later in de grote maatschappij vereist zou worden. Het was verheugend te constateren, dat ver scheidene afgestudeerden later hoge „kangs" geworden zijn, zoals hoofd- tuin-geëmploy- eerden, chefs rayon, fabrikatie chefs van suikerfabrieken, beheerders en administrateurs van koffie-, rubber- of theeondernemingen, zomede bosarchitecten. Wie bezochten de cultuurschool en van waar kwamen ze? Naast de groep Indische jongens kwamen ze om slechts een paar namen te noe men, van N. Oostkust van Sumatra, Teung- koe Nasar en T. Boestaman; van Sumatra's Westkust: Alamsjah en Abdul Gaban; van Pasoendan: R. Basar en Abidin; van Bagelen M. Saheran en Moekmin; van Djokja R. M. Mohd. Aris en M. Soetijo; van Solo: R. M. Soetarmo en M. Taslim; van Noord-Midd. Java: Wisaksono en Permadi; van Oost-Java: Soedibjo-winoto en Soemjar; van Madoera: R. Pandji Seno-sastro en Achmad Mochamad; van Menado: J. Pesik en Ph. Tampinongkol; en van Ambon: A. Pattiradjawané en G. Heluselan. Van Chinese nationaliteit zijn bijv.: Kho Kwat Hong en Oei Djoen Seng. U ziet lezer, tjampoeran (mengsel) jongelui afkomstig uit haast alle delen van de Indische archipel. Doordat er slechts één cultuurschool was voelden de scholieren zich juist a.h.w. leden van één gezin. Er was wel verscheiden heid van afkomst, godsdienst, landaard, huids kleur e.d. doch één ding mag gezegd worden, dat de onderlinge saamhorigheid en discipline buitengewoon prima was. Er was geen sprake van onderscheid in welke vorm dan ook, doch een éénheid gevormd door het begrip CS, zijnde het monogram dat op onze petten prijkte en bovenal c.s. (cum so cüs), wat zeggen wil: „met zijn deel- of lotgenoten". Ik ben er mij van bewust, dat mijn relaas niet volledig is: er ontbreekt n.l. veel; gebeurte nissen tijdens ons verblijf te Soekaboemi, bijv. de ontgroeningstijd, de krontjong-nachtwande lingen van Tjisaroewa via Boenoet naar Tjiko- Iè en terug; vechtpartijtjes tijdens de tjapgo (vijftien) méh (nacht)-viering; zwemfestijn op het meer Sitoe (meer) Awi (bamboe), trip naar (Vervolg op pag. 22) millllliliillllililililiilllliiillllllliiillllllliliinilllllllllllllllNllllllllÉillllllllllllllllii:illllllllllllllllllllllllll| M Het leek ons een goed idee om in het g g nummer waarin n.a.v. haar jubileum 1 over de Middelbare Koloniale Land- g 1 bouwschool (onder deze naam was de g i school voor ons een begrip!) te Deven- g p ter wordt geschreven, ook een verhaal 1 1 van de Cultuurschool in Soekaboemi op g E te nemen. Enigszins als een „tegenhan- jj B ger", maar vooral omdat in de praktijk S I mensen van Deventer" nauw hebben J 1 samengewerkt met afgestudeerden van j 1 de Cultuurschool en samen een prachti- g E ge prestatie hebben geleverd. Saluut g p Deventer, Saluut Soekaboemi BiiiiiiiiililiiiiililiniiiiiiiiiininiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiNiiiilliilllliiiiiilliiiiiniiiiiiillliililiiiiiiiiiiiiiiii' Het leraren-corps van de Cultuurschool in Soekaboemi in de jaren 19141917. De namen (en bijnamen!) vindt U in het artikel van VêWé. 9

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1962 | | pagina 9