Een andere kijk op Nw. Guinea American Tong-Tong Een hele tijd lang heejt een voortreffelijke studie van één onzer lezers een man met een lange en eervolle loopbaan in Indië bij ons in portefeuille gelegen: het door E. J. Muller op 31 maart geschreven artikel, waarin uitvoerig vergelijkingen werden gemaakt tussen de bestaanskansen van landbouw, cultures en industrie in Nw. Guinea en Indonesië. In die dagen echter regende het nogal gauw klappen en bedreigingen met eerverlies" voor mensen, die probeerden een eigen standpunt te formuleren en wij besloten dan ook de kwestie Nw. Guinea zoveel mogelijk te laten rusten en ,,sabar" te wachten tot de tijd voor ander den ken rijp zou zijn. Intussen zijn diverse alinea's uil het artikel van de heer Muller door de feiten achterhaald en dus niet meer nodig, terwijl wij verder door plaatsgebrek tóch gedwongen zijn de rest in te korten. Maar er zit in het artikel nog veel leerrijks, dat we de lezer niet onthouden mogen. We beseffen heel goed dat er velen zijn, die zeggen: „Alles is voorgoed bedorven. De Indo nesiër haat ons voorgoed"Dat nu is een onge motiveerd en lichtvaardig aanleggen van de „maatstaf"Eens een dief, altijd een dief!" Dat door Indonesische anti-koloniale „die hards" tussen twee haakjes ook gebruikt wordt tegen de ex-koloniale mogendheden. Het lijkt ons onvruchtbaar om aan het krakelen te blij ven. Gaarne luisteren we naar en willen we helpen) de mensen aan beide zijden, die zoeken naar wegen van nieuwe samenwerking en nieu we vriendschap in de toekomst. Juist wij, die ons leven lang met Indonesiërs hebben samengeleefd, en terug kunnen blikken op een eeuwenlange uitstekende verstandhou ding tussen Nederlanders en Indonesiërs, juist wij mogen niet zeggen dat een goed volk in tien jaar door de schuld van één man blijvend slecht wordt. Dat is onlogisch, onverantwoord en kinderachtig. Wie ernstig, wie reëel is, oordeelt niet sentimenteel, maar constructief. De belangrijkste concurrenten van de Papoea op het industriële terrein zijn als gevolg van de daar geldende lage lonen Japan, Hongkong, Singapore en India. Al deze landen beschikken over een ruime markt van geschoolde, hard werkende, intelligente en goedkope arbeids krachten. Het ziet er niet naar uit, dat de Pa poea in de concurrentiestrijd met deze landen (en dan spreken wij nog niet over de indus triële produktie in Europa en Amerika) zou kunnen concurreren. Wanneer wij realiseren dat de Papoea (die een behoorlijke scholing wel 'n goed werkman zal kunnen worden) in ontwik keling, intelligentie, werklust en doorzettings vermogen vele honderden jaren achter ligt bij de Javaan, de Chinees en de Japanner, en uit eigen energie en ondernemingslust nog nimmer iets heeft bereikt, dan is het vrijwel uitgesloten dat hij bij de verdere industriële ontwikkeling der wereld een rol van enig belang kan spelen. Wanneer wij Nieuw Guinea willen industriali seren dan zouden wij Javanen moeten importe ren (en dat betekent dus dat Nieuw Guinea automatisch in de belangenkring van Indonesië wordt getrokken) dan wel Chinezen, waarmede dit land onder communistische invloed zou komen. Nemen wij daarbij in aanmerking dat wij in Nieuw Guinea, op rekening van de Neder landse belastingbetaler, bezig waren een soort van heilstaat te scheppen, dan zouden wij daaruit de Papoeas te zijner tijd te voorschijn zien komen als een stel verwende kinderen, die de kunst van hard werken nooit hebben be oefend, en niet hebben geleerd. En op hard werken komt het aan, het is de enige manier waarop een land zelfstandig en welvarend kan worden. Wij hebben de Papoea's op een gegeven ogen blik het zeibeschikkingsrecht toegezegd, zonder daarbij te realiseren dat zelfberrA/M/Hgrrecht alleen waarde heeft wanneer ook het zelfbe- staanssecht verzekerd is, en dat is in genen dele het geval. Wij hebben dit zelfbeschik kingsrecht vrijwillig op ons genomen, er was geen enkele reden die dit noodzakelijk maakte, en het lijkt er wel op of wij deze toezegging gedaan hebben om Indonesië dwars te zitten. Tegenover dit zelfbeschikkingsrecht, met alle problemen, financiële, economische en politieke die daaraan voor Nederland verbonden zijn, staat geen enkele tegenprestatie van de Papoea's en een overeenkomst zonder tegenprestatie moet als waardeloos worden beschouwd. En daarbij komt dat, gezien de ligging van Nieuw Guinea in de Indonesische sfeer wij niet in staat zijn deze toezegging na te komen. Richten wij in dit verband het oog op de Engelse politiek. Wij zijn weliswaar geen be wonderaars van vele facetten daarvan, doch het kan niet ontkend worden dat de „dissol- ving" van het British Empire op meesterlijke wijze en met grote tact geschiedt, ondanks de talrijke moeilijkheden die daaraan verbonden zijn. Zo vinden wij in „the Economist" (een zeer betrouwbaar en neutraal blad) een artikel onder het hoofd „Remnants of Empire" (en daarbij zouden wij aan Nieuw Guinea kunnen denken) de volgende zinsnede „Or can these islands and provinces be married off in ways that make sense to them, and friends for us, „as well as tidying up the map". Waarom zouden wij Nieuw Guinea niet marry off aan Indonesië, tot voordeel van de Papoea's van Indonesië en onszeive? Wij weten natuur lijk dat kortgeleden een Nederlandse Staats secretaris, terugkomend uit Nieuw Guinea, verklaarde dat de Papoea's veel liever bij ons blijven dan bij Indonesië, doch dit is nogal duidelijk, omdat zij realiseren dat Indonesië geen honder miljoen per jaar in Nieuw Guinea zal stoppen, doch dat zij dan even hard zullen moeten werken als de Javanen. Wij gaan nog even door met onze aanhalingen uit the Economist. „The briefest survey of their size and resources makes it clear that they cannot hope to become sovereign States..." en verder „...every effort ought to be made to link minor provinces with larger entities in a way that will give them a share in a real rather than a fictitious status, access to adequate economic resources..." Men zou bij de lezing van dit artikel kunnen geloven dat the Eco nomist hierbij Nieuw Guinea op het oog had. Wij hebben, zo wil het ons voorkomen, ons teveel laten beïnvloeden door anti-Soekarno stemmingen, wij hebben ons te weinig gereali seerd dat het gaat tussen Nederland en Indo nesië, en niet tussen de Quay, Luns en Soekar- no. De kwestie Nieuw Guinea is teveel een persoonlijke zaak geworden tussen onze minis ters en Soekarno, en wij zullen ons moeten instellen op de idee, dat het er niet toe doet dat onze ministers „gezicht" verliezen, doch dat het van het allergrootste belang is voor Nederland en Indonesië dat de oude vriend schapsbanden onverwijld worden hersteld En wanneer er dan zoveel wordt gepraat over zelfbeschikkingsrecht van de Papoea's, dan is het nodig te bedenken, dat wij ons om het zelfbeschikkingsrecht van Ambonnezen en Menadonezen, Batakkers en Maleiers, Boegi- nezen en Makassaren, allemaal rassen, die ons qua beschaving, ontwikkeling, ethische eigen schappen zoveel nader staan dan de Papoea's gedurende de afgelopen jaren weinig hebben bekommerd, en dat wij aan hun wensen tot zelfbeschikking in een federaal Indonesië wei nig aandacht hebben geschonken. Menadonezen en Ambonnezen, doch ook de Javanen (men leze hierover „Atjeh" door Zentgraaff) hebben ons in de oorlogen die wij voerden, zij aan zij met Nederlanders, door dik en dun gesteund. Wij moeten verder bedenken dat de open legging van Sumatra, de opbouw onzer grote cultures, en van onze olie-industrie, de aanleg van spoorwegen, havens, etc. alleen mogelijk was met hulp van de Javaanse koelies. Zij hebben de spits afgebeten bij al de ontginnings werken over de gehele Archipel, lieten nooit op zich wachten wanneer het er om ging man kracht in te zetten bij de ontginning van on toegankelijke gebieden. En tenslotte moet niet vergeten worden dat banden des bloeds ons aan Java binden: in tienduizenden Nederlan ders vloeit Javaans bloed, en het zijn niet de slechtsten onder ons. Indonesië, thans met een rottan gordijn voor Nederlanders afgesloten, wordt overstroomd door buitenlanders, handelsagenten, adviseurs, culturele, militaire, landbouwkundige attachés; Rusland en andere landen stichtten er omvang rijke ambassades, tienduizenden Indonesiërs studeren aan buitenlandse doch niet aan Nederlandse scholen en universiteiten, duizenden militairen worden opgeleid in met ons bevriende landen, om te zijner tijd te worden ingezet in de strijd om Nieuw Guinea, grote leveringen van oorlogsmateriaal, schepen, vliegtuigen, kanonnen etc., worden gedaan door Rusland en onze vroegere geallieerden, onze handel is ingekrompen to een minimaal bedrag. Daar komt bij dat naargelang de tijd verstrijkt de vele vrienden die wij in Indië hadden (en nog hebben) van het toneel ver dwijnen, evenals de vele Indische Nederlanders, die land en volk en taal kennen, die ervaren zijn in de tropische landbouw, en in de water huishouding in Indonesië. Er heerst thans hongersnood in Java, een deel van de rijstoogst is mislukt door droogte en overstromingen. De waterhuishouding die een zo belangrijke rol vervult in de voedselvoor ziening van Java is sedert het vertrek van de Nederlandse waterbouwkundigen verwaarloosd en het ziet er naar uit, dat hongersnood in dit dicht bevolkte eiland een permanente kwaal zal worden. Meer dan bij de opbouw van Nieuw Guinea, rust op Nederland de historische plicht aan de opbouw van Indonesië mede te werken, om alle krachten en middelen die wij bezitten in te zetten bij de opbouw van dit land, waarmede zoals reeds gezegd banden des bloeds ons verbinden, maar ook een ereschuld door de inzet als soldaat en werkkracht van Javanen, Menadonezen en Ambonnezen. Deze ereschuld weegt o.i. oneindig veel zwaarder dan het ge zichtsverlies van Nederlandse ministers. E. J. MULLER ATTENTIE abonnees van „The Ameri can Tong-Tong IN NEDERLAND! Het zal U reeds opgevallen zijn, dat U de A.T.T. veel later ontvangt dan de Nederlandse T.T. Daar is natuurlijk een gegronde reden voor. De A.T.T. wordt n.l. per zeepost vanuit Amerika naar ons toegezonden (luchtpost is wer kelijk te duur!), en dan door ons verder gedistribueerd. Dat komt erop neer, dat U de A.T.T. gemiddeld ruim een maand na het verschijnen in de bus krijgt. Wij hopen dat het voor U geen bezwaar zal zijn, de plaatselijke nieuw tjes zijn voor ons hier in Holland niet zo urgent en U hebt kans dat U de A.T.T. tussen het verschijnen van twee T.T.'s in krijgt en dan duurt het wach ten op de volgende T.T. niet zo lang toch ADMINISTRATIE A

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1962 | | pagina 4