De geschiedenis van het Nederlands in Indië
Meer dan een halve eeuw geleden om precies te zijn in I9O6 verscheen
F. P. H. Prick van Wely's: „Neerlands Taal in 't Verre Oosten. Eene bijdrage tot
de kennis en de historie van het Hollandsch in Indië", bij G. C. T. van Dorp Co.
te Semarang en Soerabaja.
Prick van Wely heeft hierin een overzicht gegeven van het koloniale Nederlands
en het z.g. „petjo", zoals dit tevoren nog niet verscheen.
oooooooooooooooooooooooooooc
0 8
Q ABONNEES OVER:
U kunt dit boek bestellen
door storting van f 2.50
op giro 6685 (s.v.p. op het
strookje vermelden
t „Njai Dasima")
O In bijgaand artikel wordt een overzicht O
O gegeven van het gebruik, de ontwikke- 0
O ling en de groei van de Nederlandse o
Q taal in Indië. Het
- rgeenszins
q een wetenschappelijke behandeling van q
O dit onderwerp, maar het stimuleert wel O
0 om tot meerdere kennis van deze niet q
O alleen voor onszelve, maar ook in het O
0 algemeen van belang zijnde materie te 0
O komen. o
0 Nu door het ophouden van het Neder-
O lands bewind in Indonesië een eind O
0 gekomen is aan deze fase, is het van q
O het grootste gewicht dit alles op te O
0 tekenen en te bestuderen vóór het te 0
O laat is. Tong-Tong tracht vooral aan O
O deze optekening mede te werken. Straks 0
O is dan tenminste mochten de bronnen o
O zijn opgedroogd de in kristallijne O
0 vorm neergeslagen inhoud daarvan aan- q
O wezig om door de chemikers weer tot O
0 vloeistof te worden omgetoverd. Straks: 0
O als onze bibit van nu zal zijn uitge- O
0 groeid tot volwassenheid en de drang 0
O voelt opkomen om te onderzoeken wat o
O in de geschiedenis van hun voorvaderen 0
0 plaatsgreep. q
0 Wij wekken nogmaals onze abonnees 0
O op om ons zoveel mogelijk gegevens o
0 toe te sturen! W. v. M. 0
O O
OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOC
maleis geworden, heeft een grote invloed op
het koloniale Nederlands en via in het moe
derland weergekeerde zeelieden en oudgasten
op de Nederlandse taal in Europa. Het Bata-
viaans inheems dialect van het pasar
maleis wordt de moedertaal van de Indo,
die zelf weer een kernachtig jargon ontwikkelt.
Dit z.g. „petjo" flarden verminkt Neder
lands met Maleise zinsbouw krijgt in iedere
grote plaats van Indië zijn eigen kleur. Er
treden locale verschillen op, evenals ook vele
inheemse woorden van West-Java door de
(Indo) Europeaan van Midden- en Oost-Java
niet worden verstaan en omgekeerd. In „tanah
Djawa" werkt het Javaans op het Maleis in en
dientengevolge op het petjo. Vooral waar het
de uitspraak betreft.
In de eerste decennia der negentiende eeuw
voltrekt zich een verandering in het kalme
Indische compagniesleven, dat toch na de
Franse en Engelse tijd al zo gewijzigd is, door
de komst van dikwijls hele gezinnen uit Patria.
De patriarchale stijl verdwijnt en gaat, via een
tussenperiode van 1830 tot 1860, over in de
Tempo Doeloe. Woorden en uitdrukkingen uit
de achttiende eeuw, dikwijls nog zeer Portu
gees, zoals „quitasol" en „palankijn", verdwij
nen ook en een reeds zuiver Nederlandse,
algemene uitdrukking als bijv. „de Chinese
kerk" wordt rond 1890 al niet meer begrepen
dan door ouderwetse Indische mensen Daar
tegenover staat bijv. dat de uitdrukking „zich
lekker maken", een spraakgebruik uit de
compagniestijd, tot nu toe bestaat.
Hiermee belanden we dan bij het koloniale
slang, dat in zijn algemeenheid van totok en'
Indo, onderscheiden moet worden van het
Maleise Nederlands, het petjo van de Indo.
De totok spreekt geen petjo, maar hij gebruikt
woorden als „bulzak", „platje", „een katje
krijgen", „pagger", „kebon", die het Vader
landse Nederlands niet eigen zijn en hier in
Nederland niet zonder meer begrepen worden.
Dit koloniale Nederlands stond vanaf den be
ginne onder Portugese en Maleise invloed,
waar het Portugese vanaf sleet in de 19de
eeuw, maar de Maleise woorden als bijv.
gedong, pagger zich handhaafden.
Uit een woord als „bulzak" spreekt wel, dat
(Vervolg op pag. 16)
Hoewel zelf geen Neerlandicus heeft hij het
gemis gevoeld aan een beschrijving van de
historische groei van het Nederlands in Oost-
Indië en zijn invloed op de inheemse talen.
Hij kon als Bataviaan leraar aan het gymna
sium Koning Willem III -direct bij de uit
stekende bibliotheek van het Bataviaasch Ge
nootschap van Kunsten en Wetenschappen
terecht, waar dertig jaar later E. du Perron de
inspiratie kreeg voor de eerste Indische litera
tuurgeschiedenis.
In ondergaand artikel wil ik dankbaar gebruik
maken van de leiddraad, die Neerlands Taal in
't Verre Oosten geeft.
Rond 1600 dan, worden Portugees, Maleis en
Nederlands in de Oost-Indische Archipel aan
getroffen, naast de andere talen, die inheems
zijn en het door de slaven ingevoerde Malaba-
rees, Bengaals en andere dialecten van de kust
van Coromandel.
Het Portugees wint het gedurende de eerst
volgende twee eeuwen. Niet alleen als „lingua
Franca" van de Archipel, maar ook als om
gangstaal van de Nederlandse „sinjo" en
„nonna", die weldra naast de reeds aanwezige
Portugezen ontstaan.
De opvoeding der kinderen gebeurt door de
slaven en die spreken naast Malabarees, Bali
nees e.a. talen, voornamelijk nog aangeleerd
Portugees bij de Nederlandse gezagsovername
van het latere Batavia.
Het „pursang" Nederlandse kind komt weinig
voor en ook dat beheerst het Nederlands ni,et
als een werkelijke moedertaal, doordat het op
groeit in een generatie van gemengdbloedigen,
die slechts verbasterd Portugees en Malabarees
spreken.
De samenstelling der Europese bevolkings
groepen, voornamelijk op Java, ziet er als volgt
uit:
a. de door de Portugezen achtergelaten
„kreolen" of „sinjo's" en „nonna's" van Portu
gees-inheemsen bloede,
b. de door Hollanders bij inheemse vrouwen
en/of slavinnen verkregen kinderen, die onder
ling weer in vier groepen te verdelen zijn, n.l.
misticen, d.w.z. een Hollandse vader en een
inheemse of slavenmoeder, poesticen, t.w. een
Hollandse vader en een mistice moeder, cas-
ticen, t.w. een Hollandse vader en een poestice
moeder, cristietsen, t.w. een Hollandse vader
en een castice moeder, (Zie hiervoor Valentijn
II, 256, en Cornelis de Bruin, Reizen, 393).
c. de kinderen van zuiver Europese ouders in
de Oost geboren naar alle waarschijnlijkheid
een klein aantal,
d. de op later leeftijd ingevoerde of uitgeko
men Europeanen, die zich ook zeer spoedig
het Portugees eigen maken.
De aangevoerde slaven zijn van allerlei land
aard: veelal van Malabar of Coromandel of
uit de Indische Archipel zelf.
De onder a. opgesomde Europese bevolkings
groep spreekt Portugees, maar onder de in
vloed der slaven verbasterd. Deze groep af
stammelingen van Portugezen is in de loop der
achttiende eeuw langzaam opgegaan in die der
Nederlands-Indische families. In de buitenge
westen, vooral in de Grote Oost, blijven de
Portugese namen meer hangen. Op Flores zijn
er in 1942 nog enkc'e families in wier krin
gen het Portugees zie.i heeft gehandhaafd!
De onder b. en c. genoemde categorieën leren
het Portugees van de slaven, de moeders zijn
meestal zelf slavinr n, ook Malabarees en
andere talen, die de slaven eigen zijn.
De onder d. genoemde Europeanen leren zo
snel mogelijk Portugees en langzaam komt ook
het Maleis naar voren naast het Portugees.
Aan het begin der negentiende eeuw verdringt
het Maleis het Portugees geheel. Het Neder
lands, dat een ogenblik veld schijnt te winnen
op het Portugees en het Maleis, wordt geheel
verslagen als omgangstaal tussen de verschil
lende rassen. Het Maleis als omgangstaal,
doorspekt met Portugees, tot het z.g. pasar-
12
o
„...Het boek „Njai Dasima" heb ik in
één ruk uitgelezen. Ik vond het een
zeer spannend boek en de geschiedenis
is precies weergegeven. Men kan het
zich goed voorstellen, dat alles zich zo
heeft toegedragen. Er is niets onwaars
of onwezenlijks in. Voor mensen die in
het oude Indië zijn geweest is het een
boeiende geschiedenis, ook voor ande
ren, maar voor degenen die er de toe
standen kenden spreekt het boek meer.
Ik vind het jammer en beklagenswaar
dig dat zo'n knappe jonge vrouw als
Njai Dasima op zo'n gruwelijke manier
aan haar einde moest komen. Al met al
kan ik dit boek een ieder aanbevelen..."
F. E. B. RETEL-HELMRJCH