manga's De Tjabak Maling De Aoel m m m OUDE SOB ATS Indien men na het invallen van de duisternis met een auto op Java op een buitenweg reed, zag men telkens in het licht der grote kop lampen een paar vurige, flonkerende ogen, die echter steeds op het allerlaatste ogenblik ver dwenen, geruisloos, zijwaarts en omhoog. Dus moest het wel een vogel zijn, omdat hoe hard men ook reed het nimmer lukte die als het ware te verpletteren onder de wielen of tegen de radiator. Maar wat voor vogel? Het is de tjabak of boeroeng males, of wel met de Hollandse naam „Geitenmelker" (Caprimul- gus affinis). Volgens Gericke Roorda, Dl. I, bl. 303, betekent „tjabak, met de vlakke hand naar omlaag slaan om iets te vangen" en dit typeert zeer goed de jachtwijze. „Males" schijnt te wijzen op de hebbelijkheid pas op het allerlaatste moment op- en weg te vliegen, of misschien ook op het broeden, gewoon op de grond, zonder zich de moeite te geven van het bouwen van een nest in een boom of zelfs maar op de grond. De naam „Geitenmelker" is zo oud als de weg van Kralingen naar Rome en duidt op het sprookje dat deze vogel 's-nachts de geiten stallen opzoekt en met hun grote bekken de uiers uitzuigen, waardoor de geiten blind wor den, hetgeen reeds door Plinius werd beschre ven. Hoewel sindsdien eeuwen zijn verlopen en genoegzaam was aangetoond, dat het voedsel van deze „melkdieven" slechts uit nachtvlin ders, kevers en muggen bestaat, bleef hier en daar het oude geloof bewaard. De vogel, die door zijn specifieke nachtelijke levenswijze, zijn onhoorbare vlucht en zijn doordringend geroep iets geheimzinnigs had, dat aan uilen herinnerde, bleef zijn slechte naam behouden in Europa. De Javaan daarentegen hecht aan het voorkomen van deze vogel geen noemens waardige waarde ondanks zijn tweede naam „maling" of „dief". Tijdens maanlichte nach ten ziet men deze vogel rusteloos, maar geruis loos, heen en weer vliegen, daarbij dolle wen dingen makend, teneinde hun prooi te be machtigen met de tot onder de ogen lopende brede bek. De mond wordt daarbij telkens wijd opengesperd. In de paartijd hoort men hun eigenaardig geluid, dat vrij moeilijk onder woorden valt te brengen. Het is een langgerekt PICKED AND PACKED FOR YOU MIDLAND BRAND PRODUCTS MAINTAIN A QUALITY YET UNRIYAIUO metaalklinkend voortgebracht „tjoeng-tjoeng- tjoeng". Zijn er eenmaal eieren, dan hoort men ze zelden. Het legsel bestaat in de regel uit twee eieren, in verse toestand licht geel-rose met over het gehele ei verspreid fletse licht grijze of bruine vlekken, welke grondkleur op de duur geel-wit wordt (in verzamelingen). Het vederkleed is gelijk aan dat der uilen, op de bovendelen bleekbruin met zwarte strepen, op de onderdelen rosachtig met bruine banden. De vleugels hebben gele vlekjes, met wit op het midden van de zwarte slagpennen. De staartpennen zijn bruin met wit aan het uit einde der twee buitenste paren. Het wijfje heeft geen wit aan de staart. De vleugels zijn spits en hij heeft een lange staart. Overdag zijn de vogels zeer moeilijk te ontdek ken op de grond, dank zij kleuren en tekening van de veren, en omdat de vogel met zijn kop altijd gaat zitten naar het licht toe. De ogen worden dan gesloten tot op een kleine spleet na. Dit is geen bewijs dat de vogel in diepe slaap is, integendeel want ook overdag blijft hij waakzaam. Instinctief schijnt hij te weten, dat de grote heldere ogen een gevaar voor ontdekking zouden kunnen zijn en daarom worden deze bijna volkomen gesloten, zodat een volmaakte aanpassing aan de omgeving wordt bereikt, temeer daar het lichaam plat gedrukt tegen de grond ligt. Wil de vogel overdag een weinig lopen, dan doet hij dit op een in het geheel niet opvallende wijze. Instede van rechtuit te lopen, schuifelt hij op een eigen aardige wijze zijwaarts naar het doel daarbij dus een wegrollend blad nabootsend of kruipt voorzichtig voorwaarts. Loopt men in een oud rubberbos, dan kunnen zij plotseling voor iemands voeten geruisloos opvliegen, ter wijl men er haast op trapt. Een vogel ditmaal, waarvan wij weinig hebben gemerkt, maar die toch ons vertrouwd is ge worden, wanneer wij in de avond in een auto of op een motorfiets op buitenwegen rijden en wij hun rode, vurige ogen in het licht der koplampen zien. C- H- HET RAADSEL: Foto uit: „Birds", Loke Wan Tho. rnWjiWiwfcm Welaan heren jagers, woudlopers, planters, houtvesters, bosopzieners, landmeters en wie ook uwer ooit iets over dit „legendarische" dier gehoord heeft of daarvan eigen erva ringen kan vermelden U allen nodig ik uit mij te schrijven wat U zich herinnert. Zij wier arbeid of liefhebberij hen gedurende lange tijd met het platteland en zijn bevolking in contact bracht en met de wildernis, vooral in het gebied van de Preanger en Zuid Bantam, de Soendalanden dus en die bovendien de taal goed beheersten, kunnen wat van de aoeel gehoord hebben, want het zijn alleen de echte jungle-lopers zoals rottanhalers, hout hakkers, en paningarans, mensen die vaak al leen of in kleine groepen dagen lang in de grote wouden kamperen die „het weten". Alle berichten zullen welkom zijn en natuurlijk reageer ik erop. Ik wilde echter hen, die even tueel iets hierover te vertellen hebben, vriende lijk verzoeken met de volgende punten reke ning te houden. 1Vertel hetgeen U gehoord of waargenomen hebt sober en zakelijk, maar vertel alles, ook dingen, die U voor onverklaarbaar mocht houden. 2) Laat U duidelijk uitkomen, wie de waarne ming heeft gedaan, ongeveer wanneer en waar. (Plaatsnaam, streek, des sa of district). 3) Belangrijk is daarbij de vraag of uw zegs man, zo hij beweert de aoel gezien te heb ben, iets vertelde over een zware bandjir, onweersbui of zo. 4) Natuurlijk zullen ook verslagen van waar nemingen gedaan buiten het Soendaland zeer welkom zijn, hoewel ik die niet ver wacht, anders dan, misschien, Pahang en Kedah in het schiereiland van Malakka. Bij voorbaat mijn hartelijke dank aan U, re dactie van Tong-Tong en aan hen, die de moeite willen nemen mij deelgenoot te maken van wat zij weten. E.BARTELS De Ruyterstraat 94, Zandvoort 17 Nu ook in Nederland verkrijgbaar! Rijk aan vitaminen en mineralen. Vraag speciaal naar

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1962 | | pagina 17