Indische Luxedoosjes Een familie van pioniers In ons huidig kapitalistisch systeem is het psychisch contact tussen arbeider en produkt verbroken, er is geen wisselwerking meer tussen geest en materie. Aan de sterk doorgevoerde arbeidsverdeling wordt verweten de toenemende verbrokkeling in het arbeidsproces, waardoor in het verkregen resultaat al bitter weinig te zien is van enige weerspiegeling der individualiteit van de maker. Er kan dan verder ook geen sprake zijn van een wezenlijke belangstelling in het werk, van arbeidsvreugde, van poëzie in deze arbeid, van gewijde zin in het gewrochte, waarop de stem pel rust van de artistieke gaven en het kunnen van de maker. Alle produkten zijn afhankelijk te stellen van de handel en bepaalt zich tot het in voorraad hebben van bepaalde, gebruikelijke typen, gericht op de massa-produktie van door snee-behoeften. De arbeider wordt dan al spoedig de slaaf der gewoonte, die alle kunst doodt. Is het niet zo, dat de arbeid voor en met kunstgenot ouder is dan de produktie uitsluitend voor nut alleen, dat het vroegere systeem dat wij kenden ook vorm, kleur en inhoud wist te geven aan dat gene wat slechts als nuttig kon worden be schouwd? Nog wordt in Indië veelvoudig voor eigen gebruik vervaardigd, of minstens op be stelling en volgens aanwijzing, dus kan men die psychische weerspiegeling der persoonlijk heid van de maker op zijn werk nog wel vin den. De geest van de maker moet het „waarom^ weten „bij iedere schepping van zijn hand", teneinde de arbeidsprodukten in meerdere of mindere mate tot kunstprodukten te kunnen vormen. En ook de omgeving vraagt de aandacht, want ondanks het element der individualiteit wordt van de kunst ook een sociaal-psychische indruk gewenst. In de inheemse huishouding nemen de dozen als bergplaats voor alles en nog wat, uiteraard een belangrijke plaats in. Iedere verzamelaar van ethnografica, al is hij geen kunstkenner, heeft er wat in zijn bezit, al is de plaats van herkomst of de bestemming daarvan, in de regel hem niet duidelijk. Men ziet ze op de pasars, bij uitdragers, van verschillende materie, groot te en versiering, doch in ieder geval getuigen ze allen van ware kunst, van groot scheppings vermogen, van een gelukkige hand. Ook in de Indische musea hier te lande vindt men die dozen, met zeer verschillende bestemming en benaming, her en derwaarts verspreid, zorg vuldig ondergebracht bij de groepen, waarin de ethnografische verzamelingen zijn verdeeld en gecatalogiseerd. Dozen voor kostbaarheden, voor eetwaren, reukwerk, amuletten, opium gereedschap, voor sirih-ingrediënten, voor slag hoedjes, kruit, pijlgif, enz., van allerlei materi aal, vorm en ornamentiek. Aan de z.g. „sirih-doeken" in Noord-Sumatra en ook in de Vorstenlanden op Java in gebruik, vindt men fraaie kalkdoosjes van edel metaal bevestigd, naast toilet-benodigdheden, zoals mesjes, tandenstokers, oor-lepeltjes, haar-tan- getjes, ja wat al niet, soms zelfs luizen-koker tjes, fijn van conceptie en uitvoering! Zelfs de z.g. „lichtdoosjes", welke moeten dienen tot dievenlantaarn, castagnettevormig, van binnen met hars bestreken ter vastkleving van vuur vliegjes, zijn vaak produkten van artistiek houtsnijwerk. Het is niet de bedoeling hier een beschrijving te geven van de verschillende soorten van Indische dozen, uit de „oude doos" dan wel modern, maar de aandacht te vragen voor luxe-dozen van bijzondere vorm en met een speciale bestemming, op Java „bogemman geheten. Een enkele maal zijn ze o.a. nog in gebruik bij juweliersters, die als tussenpersoon kleinodiën en edelgesteenten moeten verkopen in de vrouwenverbijven van vorsten en lands- groten. Het zijn ronde dozen, diabolo-vormig, dus met inspringende zijwand, waarin behalve de kostbaarheden soms ook een weegschaaltje een plaats vindt Volgens het Javaans-Neder lands woordenboek van J. F. Gericke (Roorda- A. C. Vreede) is „bogem" de naam van een vrucht, en van bedoelde doos, tevens synoniem met „pedada" en met „berembang", wat in overeenstemming is met Kwai-Balinees-Neder- lands woordenboek van Dr. van der Tuuk. Zoekt men „berembang" op in R. J. Wilkin son's Malay-English Dictionary, dan vindt men de naam vermeld van „a tree growing on the seashore bearing a sour round fruit (sonneratia acida), met de veelzeggende bijvoegig: „this tree is constantly alluded to in pantuns De Encyclopaedic van Ned. Indië zegt onder „Pedada", Mal.; Pedada, Soend. en Menangk.; Bogem Jav., soorten van het geslacht Sonneratia L.f.fam. Lythraceae: vrij hoge bomen ,die in de rhizophoren-bossen voorkomen, kenbaar aan de grote, neergedrukt kogelvormige, door een lange stijl gekroonde vruchten, die vrij ver van de stam loodrecht uit de grond opstijgende ademwortels. De zuur-achtige wrange vruchten worden gegeten; de week geklopte stengels dienen wel als kurk en de stam als brandhout. „Gaat men, na aldus zijn licht te hebben opge stoken, snuffelen in de Catalogi van s-Rijks Museum te Leiden, dan vindt men in dl. X/ Midden-Sumatra enige kalkdoosjes beschreven met de inheemse benaming van barambang (pg. 17, vgl. noot 12 lett. ui), de bekende uit Soengei Poear's kunstindustriëel centrum af komstige tabaks- en kalkdoosjes, van messing of van edel metaal, cylindrisch of meloenvor- mig. In verband met de bogem-vruchtvorm dier dozen vandaar bogemman geheten en het feit dat bogem en berembang synoniem zijn, berust die maleise benaming der Suma- traanse doosjes denkelijk op een etymologische vergissing. In ieder geval, twee specima van het genus dozen dragen een naam, ontleed aan die der vrucht van een boom „constantly alluded to in pantuns". Maar beide soorten hebben niets met elkaar gemeen, noch in vorm, noch in bestem ming. Het zijn luxedozen, de een voor bewa ring van kostbaarheden bij juwelen-verkoop sters, soms in gebruik bij adelijke bruidjes, en de andere voor opberging van sirih-ingrediën- ten door de jongemannen van Midden-Sumatra in de buikband bij zich gestoken en meegedra gen. C. H. John alias Jan Molenkamp emigreerde met zijn gezin b.u. man, vrouw, en dochter in juli I960 naar Amerika met bestemming Norwood bij Boston. (Mass.). Zijn jongste zoon Bill alias Wim was zijn vader een jaar tevoren met zijn jonge vrouw voorgegaan. J. C. Molenkamp, de vader van John, bi) alle Soerabajanen bekend als Paatje Molenkamp of kortweg Jan Molenkamp Sr., ging in 1913 scheep naar het toenmalige Indië vergezeld van zijn vrouw en dochtertje Jeanne. Hij ging wer ken bij de Machinale Broodfabriek de Ruyter te Soerabaja. Daar bleef hij evenwel niet lang. Hij werd voor de keus gesteld naar Holland terug te keren op kosten van de zaak, of in Indië te blijven op eigen risico; hij koos het laatste. Hij richtte er de meubelzaak J. C. Molenkamp op in de van Deventerlaan, ook wel Pasar Genteng geheten, welke zaak hij later uitbreidde met een transportonderneming en vendukantoor. Door hard werken, hierbij geholpen door zijn vrouw, slaagde hij er in zich een goed bestaan te veroveren. In Soera baja werden in de loop der jaren nog twee zonen en een dochtertje geboren. De oudste zoon Jan, nu dus John Molenkamp, trouwde een Indisch meisje. Ze kregen twee zonen en Jan Molenkamp met zijn kleindochter een dochter. Na de oorlog, vader en moeder Molenkamp waren intussen overleden, trok John met zijn gezin naar Holland. Het viel hem evenwel niet mee hier aan de slag te komen. Men vroeg niet naar kundigheden maar naar diploma's en die had John niet. Ze bleven geruime tijd in een contractpension. Ten einde raad ging hij als rij instructeur in het leger dienen. Dit beviel hem evenwel niet en ook het klimaat stond hem en zijn gezin niet aan. Hij had nog steeds heimwee naar Indië; hij verlangde naar een wijdere horizon, een grootsere natuur, een warmere zon vooral. Toen zijn zoon Bill hem dan ook voorstelde zijn geluk eens in de U.S.A. te beproeven, bedacht hij zich niet lang en vloog met een vliegtuig van de P.A.A. naar het land van de vrijheid. Een dag na aankomst in Norwood had hij al een job, n.l. tuinhekjes in elkaar timmeren. Hierna volgden steeds betere jobs. Hij is nu chemical operator op een grote papierfabriek en heeft een aardig inkomen. Ook met het zoeken naar een huis zat het hem mee. Binnen twee weken had hij een aparte- ment bestaande uit twee slaapkamers, living- room, keuken, badcel, toilet, en een leuke tuin met schuur, voor de prijs van 65.per maand. Het huis moest wèl opgeknapt worden. Maar geen nood. Mama Sien, die een passie heeft voor verven en opknappen, toverde het verveloze geval gauw om in een knus home. Het metershoge gras om het huis werd door John met bekwame hand gekortwiekt en al spoedig kreeg de in Holland achtergebleven familie foto's van het huis in het nieuwe vaderland. Ze voelden er zich al helemaal op hun gemak. De oudste zoon Jan, alias Jim, die inmiddels ook was getrouwd, stak als laatste de oceaan over. De schoonouders van Bill waren al eerder met hun zoon naar Norwood getrokken. Zo is dan de hele familie weer bij elkaar. Allen hebben er een goed bestaan en geen van hen heeft spijt de grote stap te hebben gewaagd. De negende juli van dit jaar is Brigitte Manon, de dochter van Jim Molenkamp geboren; de eerste Amerikaanse Staatsburgeres uit dit ge slacht van pioniers. JEANETTE WEYMO

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1962 | | pagina 5