Karei van der Heijden
Blik vooruit een tijd terug
Batavia, 12 januari 1826 - Bronbeek, 26 januari 1900
Dit artikel schrijf ik op 28 augustus. Het wordt geplaatst als ik al een hele tijd op
reis ben. Maar omdat ik weet welke vragen NU gesteld worden (nu U dit leest) en
welke moeilijkheden er NU zijn (nu ze Tong-Tong bedreigen), ga ik ze alvast een
tijd tevoren beantwoorden en bespreken.
Te Batavia geboren ging hij al heel jong naar
Nederland om daar zijn opvoeding te genieten
In 1841, dus reeds op 15-jarige leeftijd nam
hij dienst bij het leger in Nederlands Indië.
Te Batavia aangekomen, verkreeg hij binnen
het jaar de rang van sergeant, en maakte in
1848 de 2e expeditie, en in 1849 als sergeant
majoor de 3e expeditie tegen Bali mee. In
1850 legde hij zijn officiers-examen af en nam
nog in hetzelfde jaar deel aan de krijgsver
richtingen in Palembang. Tot kapitein bevor
derd in 1859 werd hij met de functie belast
van controleur in de Z.-& O. Afd. van Borneo
en maakte de gehele Bandjermasinse krijg me
de. In 1865 vertrok hij met verlof naar Holland
en woonde o.a. de Franse manoeuvres bij te
Chalons sur Marne in de maanden juli en
augustus 1866. Van zijn hand verscheen toen
een werk dat deze manoeuvres besprak.
In 1867 was hij weer in Indië, waar hij in
1868 werd benoemd tot majoor en gewestelijk
militair commandant van Banka, welke betrek
king hij ongeveer twee jaren vervulde.
In 1872 werd hij luitenant-kolonel en nam in
1874 deel aan de operatiën ter verovering van
de Atjehse kraton. In juli 1874 overgeplaatst
als plaatselijk militair commandant te Sema-
rang, werd hij in augustus 1875 reeds weer
overgeplaatst naar Padang als commandant van
het garnizoensbataljon ter Sumatra's Westkust,
en het volgend jaar als kolonel naar Atjeh.
Daar trad hij in juni 1877 op als waarnemend
Militair en Civiel Gezaghebber, waarna hij in
januari 1878 benoemd werd tot Gouverneur
en tevens Militair bevelhebber.
Het was in Atjeh dat van der Heijden zijn
grootste succes behaalde. Reeds in september
1878 werd hij generaal-majoor en als buiten
gewone beloning voor de uitstekende diensten
in Atjeh bewezen in januari 1880 luitenant-
generaal. Helaas het succes door hem in
Atjeh behaald werkte juist averechts, want de
Regering vond dat het toen tijd werd het
civiel bestuur te laten prevaleren boven het
militaire, hoewel van der Heijden er voor was,
dat ook de rest van Atjeh zou worden onder
worpen. En dus werd hij gedwongen af te
treden.
Hoe de krijgshaftige Atjeher de dappere en
bekwame tegenstander weet te waarderen, toont
ons een passage uit het Atjehse heldendicht
over de Prang Kompeuni" door Dokarim, een
Atjeher afkomstig uit Lamteungah: „Nu brak
een driejarig tijdperk van rust aan, waarin de
eenogige generaal zijne veroveringen bevestig
de. De Radja Moeda: Teungkoe Moehamad,
spande alle krachten in om de hoofdplaats en
Oeleë Lheuë tot welvaart te brengen en dit
geukte hem zówel, dat de allerwege gevluchte
bevolking in niet te stuiten stromen naar de
hoofdplaats kwam en zich met de kafirs ver
broederde. Het was, als leefde men voortdu
rend in feesten; groot voordeel werd met de
handel behaald, vergeefs trachtten onze krijgs
oversten nog volk te vinden dat hen wilde
volgen. Alles ging de Eenogige Generaal hulde
brengen. Toen de Eenogige Generaal weg was,
eindigde de rust. De dappere strijder Teukoe
Assam, nog zeer jong, vroeg in Pidië aan zijn
vader, Teukoe Raja, die derwaarts was ge
vlucht, verlof om de Kompeuni te gaan besto
ken; gaarne gaf deze hem de ouderlijke zegen
op dat vrome werk".
Zo was het Atjehse oordeel over „generaal
Eenoog!"
Onder gunstiger omstandigheden had van der
Heyden de van Heutsz kunnen zijn van een
vroegere periode. De continuering van het
onder hem gevoerde beleid had de Atjeh-oorlog
een kwarteeuw eerder kunnen doen eindigen.
Zijn vervanging door civiele bestuurders heeft
in korte tijd afgebroken wat ten koste van
tientallen miljoenen en van stromen bloeds,
was opgebouwd. In maart 1881 werd van der
Heyden eervol ontheven van het ambt van Gou
verneur van Atjeh en Onderhorigheden en de
17e maart d.a.v. van zijn functie van Militair
bevelhebber. Spoedig hierna vertrok hij met
een jaar verlof naar Nederland, alwaar hij met
ingang van 1 februari 1882 op verzoek gepen
sioneerd werd. In 1887 werd hij benoemd tot
commandant van het Koninklijk Koloniaal
Militair Invalidenhuis te Bronbeek, bij Arn
hem, welke betrekking hij vervulde tot zijn
dood, 26 januari 1900.
Met hem is een van de schitterendst gedeco
reerde opper-officieren - op 37-jarige leeftijd
werd hij reeds begiftigd met de MWO 3e kl. -
heengegaan, een Indische jongen van gemeng
de bloede, die door eigen energie het tot
Luitenant-Generaal heeft gebracht en met een
staat van dienst waarop een ieder met recht
trots zou kunnen zijn! J. C. H.
Bij de expeditie naar Samalanga verloor hij
in de strijd een oog, doch het doel werd
bereikt, Samalanga en Meureudoe onderwier
pen zich en konden voor de handel worden
geopend.
Bronnen: „Atjeh" van H. C. Zentgraaff; Ind.
Encyclopaedic, Gedenkboek van het K.N.I.L.,
uitgave „Madjoe".
Want natuurlijk wordt Tong-Tong niet gere
digeerd bij de dag en worden alle zaken van
Tong-Tong niet behandeld en geleid van de
ene dag op de andere. Al het werk berust
op ruime planning, zelfs jaren vooruit op som
mige terreinen.
De ervaring uit het verleden, de oefening van
heden, geven de bouwstoffen waaruit het ge
bouw van de toekomst opgetrokken wordt,
leren de wijze lessen .waaruit straks profijt
getrokken moet worden, brengen de kennis
van klappen, die straks voorkomen moeten
worden.
Daarom kan ik nu (28 augustus) al zo'n beetje
zien hoe de zaken straks gaan lopen. Op de
eerste plaats zal daar (natuurlijk weer) het
signaal opgaan: „Tjalie is weggelopen. Hij is
geëmigreerd. Hij laat ons in de steek. Hij
en zijn Tong-Tong kunnen verder „barsten".
„Ik trek me terug". Hierop kan noch nu, noch
later serieus worden ingegaan. Het is immers
een te kinderlijke mentaliteit, die tot schreien
leidt als pa onzichtbaar is. Alle ouders kennen
dat verschijnsel: je kan (bij een bepaald soort
kinderen) argumenteren, beloven, dreigen, het
helpt allemaal niet. Het wordt een scene. En
je hebt de keuze tussen eeuwig thuisblijven of
toch maar kalm weggaan en de zaken kalm
weer recht laten trekken. Dat gebeurt nu dus
ook.
Tweede vraag: „Wanneer komt hij terug?"
Als mijn werk daar klaar is, dat is één. Als
ik hier werkelijk hard nodig ben, dat is twee.
Regelmatig zal ik hier altijd moeten zijn -
omdat de basis van alle Tong-Tong-arbeid
altijd Nederland zal zijn dat is drie. Kom
dus niet aan met kalenders en horloges. Ver
trouw erop dat wat ik ga doen, uitermate
nuttig zal zijn voor onze Tong-Tong. Vraag
niet voortdurend opheldering, want als U
een paar jaargangen Tong-Tong leest, zult U
wel merken dat ik tot vervelens toe ophelde
ring geef, die blijkbaar bij veel mensen oor-in-
oor-uit gaat. Een goed middel om alles beter
te begrijpen is Tong-Tong werkelijk van A tot
Z te lezen, niet alleen jang leuk-leuk plaatje-
plaatje-nja. Van de resultaten van het werk
dat elders tot stand komt ,zal in Tong-Tong
regelmatig verslag worden uitgebracht.
Derde vraag: „Kan hij wel weg zolang er nog
zoveel potjes op het vuur staan?" Dit is na
tuurlijk een oneindige vraag. Denkt U maar
niet dat het Tong-Tong-werk dit jaar of het
volgend jaar of over vijf jaar „klaar" is. Er
zullen altijd (nieuwe) potjes op het vuur
staan. En één van tweeën: wij metselen de
Tong-Tong-staf aan de kantoorstoelen Prins
Mauritslaan vast en couperen daarmee élke
mogelijkheid tot verdere uitgroei. Of we zien
in dat regelmatig op reis noodzakelijk is voor
deze internationaal georiënteerde arbeid. Bo
vendien betekent het „alleen hier werken"
automatisch dat het werk zal uitsterven, omdat
de groep hier langzamerhand uitsterft. Wij
moeten nieuwe kanalen vinden van jong
tropisch ondernemingsverlangen, waarbij onze
tradities niet verloren gaan. AI die mensen die
zeggen: dit werk sterft uit (dus hou er liever
mee op, Tjalie) hebben gelijk. Hier gelijk.
Door het uitblijven van elke interesse, elk
begrip hier in Holland, zal inderdaad het
Indisch Verleden „uitgevlakt" raken. Maar
elders bij de tienduizenden Nederlanderse
zwervers over de hele wereld, zoals onze voor
ouders eens waren zal de Tong-Tong-ge-
dachte jong en levenskrachtig blijven. Daarom
(Vervolg op pag. 22)
4