L. H. C. Horsting 80 jaar In de overigens schaarse -bloemlezingen uit het werk van Indische schrijvers zal men de naam die hierboven staat niet aantreffen, evenmin als die van meerdere vertellers uit Tempo Doeloe, die in hun tijd toch graag gelezen werden. Gelezen en gewaardeerd. Weliswaar genoten zij nooit de eer door de bevoegde, althans toonaangevende beoordelaars in het verre vaderland tot de literaire élite te worden gerekend, maar geboren vertellers, waartoe Horsting stellig behoort, verdienen ook in onze dagen niet minder dan de uitverkoren letterkundigen onze belangstel ling en waardering. Ternate Het heeft deze verteller in zijn tijd dan ook niet aan waardering ontbroken. Hoe hebben wij in Indië niet genoten van zijn fris, eerlijk, ongekunsteld verteltalent. Van zijn boeken „Pawiro"Uit het land van Kruyt"„Van leven en werken in Indië" en van de kostelijke humorvolle schetsen, bijeengebracht in zijn bundeltje „Een paar uurtjes met ons". „Hij verdient, dat Nederland zijn boek - Pawiroleest", schreef het wel bij uitstek tot oordelen bevoegd oud-Lid van de Raad van Indië L. C. Westenenk, zelf schrijver van o.a. „Waar mens en tijger buren zijn" en „Uit het rijk van Bittertong". Niet alleen om zijn reisbeschrijvingen, maar ook en vooral om de geest welke hem bezielt in zijn omgang met de inheemsen van allerlei rassen in onze Oost. Zij hier en ginds die nodig hebben te weten, welke waardering bij zovele Nederlanders bestaat voor inheemsen in Nederlands-Indië, ook voor de zogenaamde „kleine man"en welke aangename verhou dingen onderling mogelijk zijn, mogen door dit boek daarvan overtuigd worden". „Wie van Indië houdt" aldus Het Vader land „moet dit boek lezen. Het is geschre ven door een man, die het vreemde land in alle richtingen doorkruist heejt. De wijze, waarop hij ervan vertelt, doet meeleven, dwingt tot luisteren. Heel Nederland moet dit boek lezen" „En dit is dan niet de geest van een slappe dweper, maar die van een sterke, gezond den kende en voelende man, die in de onherberg zaamheid der tropische wildernissen waardering heejt geleerd voor de Inlander, mens als hij zelf. Het is het werk van een man, die na een lange Indische loopbaan met voldoening en dankbaarheid daarop terugziet, omdat hij méér dan de meeste anderen heejt leren kennen van land en volk, beide in hun intimiteit en hun ongereptheid" Met deze recensie uit „De Locomotief" willen wij de mening over het werk van deze schrij ver onder zijn tijdgenoten besluiten. Wij weten niet of „heel Nederland" van een goede kwart eeuw geleden zijn boeken inderdaad heeft gelezen. Of er in ons toen nog zo rustige landje wel zo héél veel belangstelling bestond voor ons „leven en werken in Indië". Wel hebben wij sterk het gevoel, nu er een defini tief einde kwam aan het koloniale tijdperk - en 't zou van weinig werkelijkheidszin getuigen dit te betreuren - dat 't werk van Horsting nog altijd, en misschien juist in onze dagen, belang stelling verdient. Niet alleen omdat wij ge neigd zijn te snel te vergeten en zelfs vaak te bagatelliseren wat daarginds, ondanks vele fouten die gemaakt zijn, in nauwe en vaak vriendschappelijke samenwerking tussen Blank en Bruin tot stand werd gebracht, maar meer nog om de waardevolle lessen die schuilen in ons Indisch verleden. Lessen, die in het werk van deze schrijver te vinden zijn. Want wil de mensheid niet in onderlinge verdeeldheid ten onder gaan, dan zal er méér wederzijds begrip moeten komen - en snél moeten komen, voor el- kaars standpunt. Vroegere koloniale mogend heden èn de tot zelfstandigheid gekomen vol ken dienen te beseffen, dat er van beide zijden oprecht naar zal moeten worden gestreefd, ondanks wat hen thans nog gescheiden houdt, verhoudingen te herstellen als waarvan Hors- ting's werk zo duidelijk doet blijken. Als jong luitenant bij de artillerie vertrok Horsting in 1903 naar Indië, waar hij al spoedig overging naar de Triangulatiebrigade van de Topografische Dienst, waarbij hij uithoofde van zijn werkzaamheden het prach tige eilandenrijk vele jaren in alle richtingen doorkruiste. In zijn boeiende vertellingen, die hij vaak neerkrabbelde, gezeten op een petroleumkist met zijn schrijfblok op de knieën, in een van takken en bladeren samengeflanst hutje ergens op een dagenlang van de beschaafde wereld gelegen „tjot", laat ons menige blik slaan in het ruige rimboeleven. Daar, in gezelschap van zijn spiegelaars, zijn inheemse dragers, zijn toe gewijde kok Pawiro en de enkele „Jannen" die waar nodig zijn dekkingstroepje vormden, bracht hij de gelukkigste tijd van zijn leven door. Trekkend door de oerwouden van Su matra, vaak door bandjirende rivieren, waarbij de grootste zorg de kostbare instrumenten gold, in stromende regens zich een pad kap pend naar moeilijk te beklimmen toppen, waar metingen en astronomische waarnemingen moesten worden verricht, wist hij ondanks alle moeilijkheden altijd zijn goede humeur te be waren en zijn gezonde zin voor humor. En wat nog meer zegt, een goede geest onder zijn vaak uit zeer heterogene bestanddelen samen gesteld troepje. Zijn schetsen, dikwijls „heet van de naald" geschreven hij mag ze dan zelf „lichte kost" noemen munten uit door levendigheid, scherpe opmerkingsgave, verwarmende humor, oog voor de schoonheid en grootsheid van de Indische natuur en bovenal door een grote genegenheid en begrip voor de verschillende bevolkingsgroepen, die hij op zijn jarenlange zwerftochten leerde kennen. Hoezeer zijn schet- Horsting en zijn trouwe kok. Naar aanleiding van de „Piek van Ternate" in het Kerstnummer 1962 het volgende. In 1918 bezocht ik dat eiland. De kraton van de Sultan was toen een zeer interessant mu seum. De Sultan was n.l. verbannen. Niet zo lang daarvoor was er een controleur vermoord in Djailolo op Halmaheira. Als de Sultan er geen aandeel in had gehad, was hij in ieder geval met de plannen op de hoogte geweest en had het Binnenlands Bestuur niet gewaar schuwd. Dat was de reden van zijn verbanning. Niet ver van de stad in een klein moeras waren merkwaardige alligators, ongeveer 1.50 tot 2 meter lang. Kop als van een krokodil en op de overgang van lichaam op staart een doorschij nend halfcirkelvormig vlies, waarin raciaal harde stralen. Ze waren zo tam, dat je als je het heel rustig deed, ze op een paar meter afstand kon benaderen en gemakkelijk kon be kijken. Ir. P. W. AL TRAP In het Kerstnummer van T.T. werd op blz. 9 onder de foto „De Piek van Ternate" o.a. vermeld: „Misschien was het de „Bontekoe" of de „Van Spilbergen". Dit duidt dan op K.P.M.-schepen in de archipel toen welbekend. Het K.P.M.-schip op de foto is echter een ouder type. Die hebben n.l. allemaal de le klasse hutten achteruit. Toevallig weet ik, dat dit schip de „Mossel" is. De „Bontekoe" en de „Van Spilbergen" zijn beide heel wat latere typen en hebben ook een ander profiel. Het schip op de foto was van het oudste type. H. VAN DER SCHALK sen de geest tekenen die hem in zijn nauwe om gang met inheemsen bezielde, blijkt misschien nergens duidelijker dan uit het gevoelige ver- verhaal „Pawiro", gewijd aan de trouwe kok, die hem jaren lang door de rimboe vergezelde en wiens beeltenis nog altijd aan de wand van zijn Haagse pensionkamer prijkt. Hoe gezellig schrijft hij niet over de mooie Minahassa, die hij zo goed kende en waar hij zijn vrouw vond, een kind van het land. Levendig vertelt hij over zijn veelvuldige reizen met de K.P.M., van zijn ontmoetingen met burgers en militai ren, met planters en zeelui, met zendelingen en missionarissen, met idealisten en „geldver- dieners", met mensen langs de weg, langs de rivieren en in afgelegen streken. Over de Jan nen en hun Sarinahs, die hij een goed hart toedroeg. Teleurstellingen zijn hem niet bespaard geble ven. Waar zijn gevoel voor recht en billijkheid, zijn gevoel van menselijkheid dat niet wist van rassen-discriminatie hem daartoe dreven, schroomde hij nooit, op vaak scherpe wijze op misstanden te wijzen waar hij meende die aan te treffen. Horsting kon „lastig" zijn, en dat werd wel eens lastig gevonden... Door familieomstandigheden genoodzaakt, keer de hij eerst enkele jaren geleden terug uit het land dat hij liefhad, waar hij voorgoed had willen blijven en waar hij ook nu nog onder de Indonesiërs vele goede vrienden heeft. Die hem bleven waarderen ook onder de gewijzigde omstandigheden als een Nederlander, die niet schroomde ook hen onomwonden op hun fou ten te wijzen. Een vriend van Indonesië is hij altijd gebleven. Maar al blijft zijn hart uitgaan naar het land waar hij gelukkig was, hij is bovenal een goed Nederlander. Beste oude sobat, die op 28 januari 80 jaar wordt, ik wens je ,ook namens de vele oude vrienden die je onder de ruim 10.000 lezers van Tong-Tong zult hebben al het goede toe dat je jezelf zoudt wensen. HEIN BUITENWEG P.S. Van wensen gesproken, het ware te wensen dat een Nederlandse uitgever ons eens spoedig zou verblijden met een bloemlezing uit Hors- tings' rijk geïllustreerde werk. 8

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1963 | | pagina 8