1937-1953 Herinnering aan Djogja Prof. Dr. Th. P. Galesiin van Enige maanden na de opening van het museum Sana Boedaya te Djogja, werd ik aan deze instelling verbonden als conservator. Ik heb daar twee jaar kun nen profiteren van de Vorstenlandse sfeer, van de directe nabijheid van bekende Oudjavaanse tempels, niet in het minst van de aanwezigheid in die plaats van twee geleerden: Ir. Moens en Dr. Pigeaud. Het museum was gebouwd op een stuk grond, dat grensde aan de aloen-aloen en dat aan het Java-Instituut ter be schikking was gesteld door Z. H. de Sultan van Djogja, die op velerlei wijze van zijn directe en persoonlijke belang stelling voor Sana Boedaya heeft doen blijken. Ook de conservator heeft hier van dikwijls iets gemerkt: hij kreeg voor bepaalde doeleinden, verband houdend met zijn werk, een vrijkaart voor kra- tonbezoek, hij mocht repetities bijwo nen van wajang wong uitvoeringen en van wajang koelit vertoningen. Ook op de periodieke grote Islamitische hoog tijdagen kreeg hij een uitnodiging. Voor een ieder van zijn gasten, hoog en laag, toonde de Sultan een medeleven in met zorg uitgesproken welkomstwoorden. Bij tijd en wijle mocht ik Z.H. ook persoonlijk bezoeken. Ik kwam ook bij andere gelegenheden, als een ieder, on der de indruk van zijn innemende per soonlijkheid, zijn kennis van toenmalige Javaanse kunstvormen, die hij, voorzo ver het de grote wajangvoorstellingen in zijn paleis betrof, met grote ernst bestudeerde en tot in details voorbe reidde. Hij koos de op te voeren lakons met een bepaald doel. Voor het huwelijk van H.K.H. Prinses Juliana en Z.K.H. Prins Bernhard werd de Ardjoena Wi- waha, het huwelijk van Ardjoena opge voerd, als wajang wong. 18 Tijdens mijn verblijf te Djogja, ik meen me te herinneren, dat de gebeurtenis waarover ik hier iets wil vertellen plaats had in 1937, be zochten Hunne Excellenties, Lord en Lady Gowrie, de kraton. Lord Gowrie was toen Gouverneur-Generaal van Australië. Hij was op weg naar Engeland, als ik het wel heb, in verband met een a.s. kroningsplechtigheid. Er zou ter ere van de hoge gasten een wajang wong voorstelling plaats vinden in de kraton. Men had een tolk nodig, waarvoor in zo'n geval een der controleurs B.B. de aangewezen man zou zijn geweest. Maar de desbetreffende functionaris was op dat ogenblik om gezond heidsredenen niet ter beschikking. Toen dacht Ir. Moens, die goed met de Sultan bevriend was, aan mij, misschien mede wegens het feit, dat de tolk ook tot taak zou krijgen iets over de wajang aan Lord Gowrie te vertellen, zo deze daarvoor belangstelling zou tonen, het geen het geval bleek te zijn. En zo stond ik op die bewuste avond vier uur lang achter de zetels van de Sultan en zijn gast. Het was de bedoeling, dat ik de vragen van Z H., in het Maleis gesteld, in vertaling zou richten tot de Gouverneur-Generaal. Die van hem en zijn antwoorden bracht ik in het Maleis weer over aan de Sultan. De voorstelling vond plaats in de grote dans zaal. Er was een klein aantal genodigden, die over de marmeren vloer uitkeken op het'kra- tonerf, dat spaarzaam verlicht was. Onder de bomen zaten ongeveer duizend Javanen, dood stil, het gesprek tussen de Sultan en Lord Gowrie volgend met dan eens naar rechts, dan weer naar links gerichte blik, hetgeen mij deed denken aan het deinen van het water in een zee. Men hoorde slechts de welluidende tonen van de gamelan, nu en dan ook het scherpe gekrijs van een siervogel in de astana. De mannelijke Europese gasten van de Sultan waren in rok. Ook de tolk. Ik heb zelden zo getranspireerd van inspanning, ondanks de avondkoelte. Dat kwam voor een niet gering deel wegens het feit, dat ik zoiets niet gewend was, terwijl ik tegelijkertijd natuurlijk geïnte resseerd was in en geboeid werd door het sub tiele spel van vraag en antwoord tussen de twee hoge heren. Het spreekt vanzelf dat ik het gesprek hier niet woordelijk kan weergeven. Enkele zinnen echter herinner ik mij nog heel goed. De essentie daarvan moge ik hier laten volgen. Z.H.: zoudt U aan Z.E. willen vragen hoe het nu staat in zijn land met het onderwijs aan enkele, kleine bevolkingsgroepen, die een af zonderlijk bestaan leiden en nog onderontwik keld zijn? Ik boog mij naar Z.E. Z.E.: zoudt LI aan Z.H. willen zeggen, dat wij zeer veel belang hechten aan dat onderwijs? Wij stellen ons voor het te doen verlopen volgens een vastomschreven plan in stadia. Eerst gaan we ons best doen die bevolkingsgroepen te leren om, wanneer ze honger hebben, niet hun vaders, moeders en kinderen op te eten. Er is, in deze, naar het mij voorkomt, een opmerke lijke vooruitgang te bespeuren in de laatste jaren. In het volgend stadium leren wij ze dan de beginselen van lezen en schrijven. Wij zijn in deze optimistisch ten aanzien van de uiteindelijk te bereiken resultaten. Welnu, ik moest eerst wat bijkomen en wendde mij tot Z.H. De Javaanse Vorst keek mij aan en wendde zich direct weer tot de subliem uitgevoerde, kleurrijke dans, zo tot in de details gevolgd door de krachtige rhythmen van de perfect spelende gamelan. De Sultan verstond de kunst om slechts met zijn ogen te lachen. Zijn gezicht was in de plooi, evenals het onverstoorbaar kalme gelaat van zijn gast, die zich eveneens weer naar het schouwspel vóór hem had gekeerd. Na enige tijd werd mij door de Sultan verzocht om Z.E. te vragen wat hem, voorafgaand aan het statiebezoek in de kraton, tijdens zijn ver blijf te Djogja het meest getroffen had. Wat ook de bedoeling van Z.H. de Sultan met deze vraag moge zijn geweest, het antwoord trof hem: ik zag het aan zijn ogen. Z.E.: de gouden koets waarmee Z.H. de Sultan goedgevonden heeft mij vanaf mijn verblijf naar de kraton te laten brengen. Het voertuig deed mij sterk denken aan de buitengewoon fraaie koets waarin mijn Koning zal worden gekroond. De Sultan boog even het hoofd. De Gouverneur-Generaal boog terug. Volgende vraag van de Sultan: Wilt U zo vriendelijk zijn Z.E. te vragen of Z.E. zou willen weten wat de diepere bedoeling is van het spel, dat hij hier ziet opvoeren Z.E.: Zeer gaarne! Natuurlijk! Z.H.: de drie hoofdpersonen de Sultan wees mij deze aan; ik toonde ze de Gouver neur-Generaal hebben door hun afkomst allen op de één of andere manier te maken met het begrip: water, met de grote zee. Er dreigt een strijd. Wanneer die twee daar zich aaneensluiten, kan de derde partij niet tegen hen op, in zijn ééntje. Z.E.: ik ben werkelijk zeer geïnteresseerd in wat Z.H. zo welwillend is mij te vertellen. Het getuigt van grote wijsheid en doorzicht aan de kant van Z.H. Voorzover het mijn per soon betreft, zal ik mij, in mijn functie, steeds de diepe woorden van Z.H. voor de geest brengen, mocht een overeenkomstig feit zich voordoen met betrekking tot de twee landen waarin Z.H. en ik wonen. Deze landen moeten, als de twee hoofdpersonen in deze opvoering^ zich aaneensluiten in zo n geval, in een even tuele strijd met het derde zeewezen, in het grote water. Later dacht ik: dat land, waar Z.H de Sultan toen woonde, heeft zich indertijd direct aan de zijde gesteld van het land waarover inder tijd Lord Gowrie regeerde, toen er, enige jaren daarna, ineens beroering kwam in het grote water. Na afloop van de opvoering vroeg de Sultan mij of Z.E. er prijs op zou stellen de Rijks sieraden van de Djogjase Vorsten te zien Welnu, daarin was, naar uit het antwoord bleek, de Australische Gouverneur-Generaal zeer geïnteresseerd. De beide hoge heren ver hieven zich van hun zetels. Lord en Lady Gowrie volgden de Sultan en diens prinselijke broeders. Ik hoorde daar niet bij en stelde mij elders op. Maar de Sultan wenkte mij, met een kleine handbeweging: gaat U mee, U wilde de Kijkspoesaka s zelf toch ook graag zien is het niet? En zo ging ik mee, nog steeds als tolk. De Rijkssieraden kende ik via afbeeldingen. Nog nooit had ik het ceremonieel aanschouwd, waarmee ze in de voor deze voorwerpen bestemde heilige plaats in de kraton werden gehanteerd door speciale paleisambtenaren. Z.H.: wilt U Z.E. vragen welk Rijkssieraad hem het meest interesseert? Z.E. daarop kan ik helaas niet antwoorden De keuze is moeilijk. Alle stukken vind ik bijzonder fraai. Ik ben zeer vereerd ze te heb ben mogen zien. Ik dacht: die Engelsen weten hun hoge amb tenaren met zorg te kiezen. Deze functionaris sen weten op de juiste toon een antwoord te formuleren, dat nimmer kwetst. Doch deze excellente Civil-Service Men besteden zelf evenveel zorg aan de keuze van hunne echtge noten. Dat bleek mij toen H.E. Lady Gowrie zich in het gesprek mengde: Please tell His Highness, that my dear husband is always so formal. May I say something as well? Én zonder op het antwoord te wachten, spontaan: All these things are so lovely! Such extremely fine workmanshipBut. you know, personally I think the most lovely thing I have seen tonight, apart from the refined performance, that we were permitted to attend, is the juwel" that H. Highness wears on his breast.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1963 | | pagina 18