Een verloren zaak? J. G. YSSEL DE SCHEPPER De laatste twee jaren hebben Tong-Tong herhaaldelijk voor het nationale voet licht gebracht in een zaak, die voor ons verloren heet: De Zaak der Spijtoptanten. Zo zoetjes aan begint die zaak in het vergeetboek te raken echter: met een verdacht gevoel van opluchting. Hoe hard er ook geroepen wordt: „Zand erover!", een fluisterende gewetensstem blijft spreken. In dit overzicht van de vijf achter ons liggende jaren krijgt deze stem nogmaals het woord. Ook al omdat gedurende de behandeling van deze zaak vele echte en valse smetjes zijn ge worpen, die nog weggewist kunnen worden. Ook omdat deze zaak een typische variant biedt van het spel dat zo vaak tegen de Indisch man en zijn Land van Herkomst is uitge speeld. Van gebreken kunnen sommige men sen leren. Voor hen dit overzicht. Tenslotte: de zaak is niet afgelopen. Op zijn minst om één materiële reden: door de actie van HALIN (Hulp Aan Landgenoten in IN- donesië) is een paar ton bijeengebracht, waar (vooralsnog) niets mee gedaan wordt en waar mee t.z.t. iets gedaan moet worden. „Geld wegslapen" is het verkeerdste wat een mens kan doen, vooral als dat geld bijeengebracht is uit „daden des harten". Reeds bij het nemen van het initiatief voor deze zaak (door Kees Stolk en mij) deden enkele indicaties mij een langdurige en mis schien wel hopeloze strijd voorzien. 1. Slechte belangstelling (vooral van de pers) voor de oprichtingsbijeen komst in de Dierentuin. 2. Pogingen tijdens deze eerste avond al om de actie in een partij-politiek slootje te krijgen (tijdig gecoupeerd, maar buiten boosaardig gesigna leerd). 3. Het openlijk voor de Kamer kwali ficeren van' deze avond door de Minister van Justitie als „een rel", hoewel het verloop ordelijk en be heerst was en onkreukbare en respec tabele sprekers het woord voerden. 4. De verdachtmaking door dezelfde minister van Kees Stolk als iemand die in Australië zijn best gedaan had „Nw. Guinea aan Soekarno te ver kopen". 5. De onwil in enkele politieke groe peringen om zich in het Initiatief comité te laten vertegenwoordigen. Ik heb drie dagen lang dag en nacht partijbestuursleden opgezocht en op gebeld (kast-muur-kast-muur, enz.), omdat dit een nationale zaak moest zijn en weliswaar alle meegekregen (behalve de Communisten), maar bij sommige ook alleen omdat men niet durfde achter te blijven. Eén dezer heren sprak een gedenkwaardig woord: „Ik voel er niets voor naast de Kamer in een andere politieke arena gesleept te worden!" Verre weg de meesten schenen deze zaak alleen maar politiek te kunnen of te willen zien. Dit aspect is gedurende de volle actietijd behouden gebleven. 6. De traagheid en „voorzichtigheid", waarmee al direct het werktempo beïnvloed werd. De elementen „Verdachtmaking" en „Onwil" hebben het werk van NASSI (Nationale Actie Steunt Spijtoptanten Indonesië) op den duur onmogelijk gemaakt. De tegenstanders hebben vaak gebruik gemaakt van onwaardige midde len, die mijlen veraf staan van de eenvoudigste opvattingen van Recht en Rechtvaardigheid. Tegenover elke kleine toegeeflijkheid („Dat is wel zo...") stond een kolossale MAAR... en dan kwam een opsomming van verdacht makingen en veroordelingen, die op den duur heel handig de aandacht afleidden van de hoofdschuld en overgeproportioneerd een an dere schuld probeerden vast te stellen. Wij (bij Tong-Tong) stelden de eerste schuld vast: wij hebben de eerste fout gemaakt, want de Nederlandse Regering heeft bij monde van de Hoge Commissaris in Indonesië in de perio de van overdracht vele onwilligen en twijfe laars en angstigen (die echter niet weg kónden) omgepraat dat de keuze van Indonesië een goede zou zijn. Dit staat zwart op wit en is nooit weg te praten. We geven toe: Holland had het zelf moeilijk en kon de stroom tóen niet opvangen. Verder: je kon nooit weten of al die blijvers in Indo nesië toch niet een „invloed ten goede" zou den kunnen hebben op de veranderende omstan digheden. Op zijn minst echter was er toen sprake van een tekort aan Staatsmanschap („gouverner c'est prévoir") en dit tekort had later ingezien en gecorrigeerd moeten worden, toen de warga negara's in nood kwamen te verkeren. Hoe fout, onbetrouwbaar, wraakgierig, enz. enz. Indonesië ook geweest zou zijn, hier zat de fout in eerste plaats. Als wij voorgeven van beide volken (Nederland en Indonesië) het nobelst en het betrouwbaarst te zijn, moe ten wij daarnaar handelen, ook al zou dat nóg zo duur zijn. Voortreffelijke kwaliteiten zijn altijd duur. In feite echter heeft Nederland door zijn onwil in deze zaak zijn eigen beste reputaties geschonden. Langzamerhand dwongen de regerings- en publieke debatten NASSI meer en meer om mee te werken aan een valse conditie-bepaling: „Als U aantoont hoe afschuwelijk die mensen het daar hebben, zullen wij over ons hart strijken". Hier kwam NASSI in een kwalijk zijspoor. Op de eerste plaats hoefde NASSI dit niet te doen. De Nederlandse Regering werd door diverse kanalen meer dan voldoen de ingelicht. Maar zweeg. Erger was dat NASSI door een uitgebreide opsomming van narigheden een „over-balance" maakte naar een algemene anti-Indonesische propaganda. Inderdaad zonder deze bedoeling en inderdaad in haar vurige verlangen om zoveel mogelijk mensen te helpen. Maar voor het totale nationale aspect werd Indonesië de grote boeman en waste het fout loze Nederland zijn handen voortdurend in onschuld. Vóór men het wist werd algemeen geschoren over het bekende kleinburgerlijke kammetje: „Als één het doet, doene se ut allemaal!" Dus: omdat er (gelukkig) aange toond kon worden dat verscheidene Indische Nederlanders openlijk het warga-negara-schap gekozen hadden en „dus" Nederland verraden hadden, waren allemaal „verraders", die „spijt hadden". Vandaar het verfoeilijke en voor Nederlands fatsoen beschamende woord: rp/}'/optanten. Maar bovendien: hoe kon een zelfde Regering een Indischman eerst aanmoe digen om een andere nationaliteit te kiezen en hem dan een verrader noemenPrecies zo is het gesteld met de emigranten: eerst helpt men ze weg met mooie woorden en dan noemt men ze schimpend weglopers en avonturiers, on vaderlandslievend, „het is niet het beste deel des volks dat emigreert", enz. enz. Vals, vals, vals! Zei ik (in alinea 2) al niet dat hier sprake is van een variant van een spel dat heel oud is en nu nóg algemener gespeeld wordt? Zijn eigenlijk ook niet Amerikanen, Australiërs, Surinamers, Antillianen eigenlijk minderwaar dig en is dus het aanvaarden van dat leven verwerpelijk? Maar waarom dan al die mooie woorden, als thuis de spoeling dun is en burgers weggepraat moeten worden? In de pers, in de kamerdebatten, in de rege ringsverklaringen en in de NASSI-rubriek van Tong-Tong ontstond één grote splinterverza meling in ogen van anderen (Indischgasten, Indonesiërs) en één grote aandachtafleiding van de balk in eigen oog. En één ding bleef als een schandpaal van on wil huizenhoog overeind staan: alle politieke partijen in Holland samen zagen geen kans de spijtoptanten hier te halen, dan alleen in een schaamteloos kruidenierig gepeuter van één voor één voor één. En gèèn schaduw van erkenning: Ik ben óók fout geweest. Ik zag dat kleine werkgroepje van NASSI aan de Antwerpse Straat verlaten en veroordeeld zwoe gen. Van zeer nabij zag ik hoe kamerleden als Nettie ten Broecke Hoekstra en Frits Daams zich praktisch dag en nacht opofferden voor de goede zaak en op zijn hoogst smalend te horen kregen: partij propagandaEn ikzelf was natuurlijk VVD en PvdA tegelijkertijd. En intussen waren we zo hard bezig alles aan de andere kant met rode inkt aan te strepen, dat onze eigen handen rood zagen als bloed. Erger: wij waren bezig tegen Indonesië een langdurige haat te kweken. Ik had er genoeg van, stopte de NASSI-rubriek in Tong-Tong en wijdde me aan zaken die meer kans van slagen hadden. (Wegloper! Verrader!). Ja, het valt allemaal niet mee. Nu nog, bij het lezen van deze woorden, zullen vele lezers mij geïrriteerd vragen: maar is het dan niet waar dat warga negara's en Indonesiërs fout waren (met hernieuwd voorbij zien van eigen fouten) En dan durf ik rustig te antwoorden: ook al zijn zij „in alle standen" fout, wij zeggen een Christelijk en beschaafd volk te zijn. Wij moeten een Verloren Zoon en een vijand kunnen vergeven. En als wij dit niet doen, schieten wij tekort, hoe hoog de fouten elders ook opgestapeld zijn. En dit doen met Farizeeïsch omhoog gedraaide oogballen maakt ons tot hypocrieten. Hoe kunnen en durven wij ooit een volgende generatie opvoeden? Volgende generaties zullen over ons oordelen, hoe zalig wij ook met sociale zekerheden ons eigen hoekje om gaan. Het is ter wille van deze generaties dat straks beduimelde en ver geten jaargangen van Tong-Tong moeten zeg gen: Eén stem vergat niet: Tong-Tong! T. R. Firmant Alg. Ass. bedrijf ,,Argo" Assurantiën Financieringen Hypotheek verzekeringen Kantoor en woonhuis Corn, de Witt- laan 83, Den Haag, Tel. 5571 72 20

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1963 | | pagina 20