Het wonderlijke wereldje van Pa van der Steur ,/DUih-iUikl SlUh-iUik!" deel I VJ De gegevens voor dit artikel wer den verstrekt door Bill Merghard, Oud-Steurtje, thans Amerikaan, houder van de Gouden Sleutel van San Diego (Calif.), symbool van het ereburgerschap van die stad voor het met succes sponso ren van een groot aantal Indische emigranten naar de U.S. ,,Bon sang ne peut mentir". In het Gesticht Oranje-Nassau te Magelang, vaderhuis voor weeskinderen van Sabang tot Merauke en van Ternate tot Rangkasbetoeng, zijn alle elementen terug te vinden van de Indische maatschappij voor de oorlog en van de Indische groep van expatrianten waar die ook te vinden zijn over de hele wereld vandaag. Ook hier een wonderlijk mengelmoes van alle rassen en mengrassen en van alle rangen en standen. Ook hier een groot gevoel van lotsverbondenheid, ook hier ondanks de vaak zeer sterke bindingen aan andere bodem en ander ras -een groot respect voor Holland en Oranje. Maar toch ook enkele grote verschillen. Be schouwde Nederland zich t.o.v. Indië als de onbetwiste maatstaf van gezag en cultuur, Pa was voor zijn kinderen een begrijpend vader, voortdurend naar ze overbuigend, vol begrip en vol tolerantie. Met het rood-wit-blauwe vlaggetje in de hand en de blik voortdurend eerbiedig gericht op het vaderland, met een onwrikbaar en rijk vertrouwen in een vader, die hen uit alle ellende opgeheven had en nooit zou verloochenen, groeiden deze kinderen op met een vaste geworteldheid in hun land, met een eigen mengtaaltje en een altijd vrije keuze om te gaan waar zij later ook heen wensten te gaan. Pa was geen dwingend, geen schoolmeesterig, geen zelfgenoegzaam meester. Hij was Nederlander van een exceptionele grootheid. In deze nieuwe tijd van veel bedillerig oor delen en veroordelen, denken wij vaak aan deze Mens terug, die al zijn kinderen toestond weer naar hun kampong terug te keren als zij dat verkozen. En als ze daar stierven, Pa vergat ze niet en maakte de lange reis om voor ze te bidden aan een ver graf in een verre Inlandse begraafplaats. Wie naar hem terug wilde, werd geen „spijtoptant" genoemd. Pa kon vergeven én vergeten. Van de besten onder zijn kinderen verlangde hij dat ze nooit hun broertjes en Pa's werk zouden vergeten. Hij leefde arm en eenvoudig tot zijn laatste dag. Nog steeds bestaat geen standaardwerk van zijn leven. Wij achten dit een gewetenstekort van de Nederlandse maatschappij. Maar we hopen in de jaren van ons bestaan nog zoveel mogelijk gegevens van Pa's Gesticht te publi ceren om een chroniquer of socioloog later de stof te verschaffen voor een studie. Hier enkele voorbeelden van de Steurtjes-taal, geladen met sociologisch en psychologisch studie-materiaal voor wie het begrijpen kan. „lllih-illihPas op! (Afgeleid van het Javaanse: éh 'lih zeg kind! „lllih-illih, straks jij td leren!" Pas op, straks zal ik je er van langs geven. Nog niet eens wat-wat, moso al wat-wat!" Je bent nog nauwelijks begonnen, of kijk eens aan: er is al wat bereikt. B.v. als vlak na de aftrap voor een voetbalwedstrijd al een goal gemaakt is. „Ta' songkol jouw tjongor tot ketjap!" Ik sla je een bloedneus: tjongor snuit; ketjap sojasaus. Hoots! Jij ziek soep!" Nou-nou, je bent niet écht ziek. (Zieken kregen van Pa een bordje lekkere soep als extraatje). „Moso mijn buik moeles, di-smeren-i met zwart-zwart door mijnheer Roos". Geloof je nou! Ik heb buikpijn en mijnheer Roos (de oude ziekenverpleger in het Gesticht) smeert er jodium-tinctuur op „Eh! Ik lenen jouw gezicht voor maken bang dief!" Als iemand een dreigend of kwaad gezicht trekt. „Jij ijangan majangi ik lo!" Zit me niet dwars „Ik njang di-beschulden en toh ndak eens ik njang pesten-i hij!" Ik word beschuldigd en toch heb ik hem niet eens geplaagd „Vanwaar jij heb geld?" Ik gepak bij aloon- aloon". Waar heb je dat geld vandaan? Ik heb het gevonden bij het dorpsplein (pakken zz vinden). „Ik krijh rijs". „Geef mij nog wat rijst Jongens die hun portie op hadden en nog meer lustten, wendden zich met deze stereotiepe vraag tot jongelui die hun eten niet op konden. „Sambel bledèk" zz erg hete sambal (bledèk bliksem). „Als hij britaal met jij, ria-i zijn oog tot dicht" Als hij brutaal is, spuug z'n oog dan maar dicht (ria zz fluim). „Jij djangan basangi ik, anders jij ta' pata'" (bas), het muziekorkest van de Grote Familie „waardeloze wezen" en wat heeft Pa niet pra korte tijd, dat zelfs de Steurtjes verbaasd riep Als je me een beentje licht, krijg je een tik op je hoofd. (Dit tikken gebeurde met de knokkels van de vingers en kon behoorlijk aankomen) hoofd, waarbij eerst de duim op het hoofd gezet wordt (punt), waarna de hand snel omlaag gedraaid wordt met gespannen knok kels (komma). Een humoristische bestraffing (in Batavia „djietak" genaamd), die nochtans op een kaal hoofd wonderen van beleefdheid en gehoorzaamheid kon aankweken. „Als hij zien ik, hij altijd kientjer!" Als hij me ziet, knipoogt hij altijd. „Kientjer" is een nogal aangehouden en scherp gerichte knipoog. Bij het aanleggen van een geweer „kientjert" men langs de loop. „Eeh jongen, kopen-kê roedjak njang pedes!" Zeg jongen koop voor mij hete vruchtensla Punt-komma speciale knokkeltik op het (wat klinkt dat eng! Red.). „Ké" als uit gang duidt een verzoek aan. „Ta' zeggen-ké met Pa jij". „Ik zal Pa zeggen wat je gedaan hebt". Hier duidt „ké" een toekomstige handeling aan. „Jij erreg gagap, seg, jij klauwen sambel". Wat ben jij gulzig, je graait in die sambel. Het woord „graaien" niet gebruikelijk. „Jij djangan maken raajerij, lo!" Maak geen flauwe kul. „Hij poer-poer huilen"Hij doet maar alsof hij huilt. (Maleis: poera-poera zz naar de schijn). „Boos tiengkool"Hierbij blijven kinderen die boos op elkaar zijn, met één arm op de rug rondlopen. Wanneer de arm zakt, mag de ander op de rug slaan. (Jav.: tiengkool zz slag). Aan deze code werd streng de hand gehouden. DoorkéErgens mee door gaan. Doorzetten! Poekoel teroes (Vervolg op pag. 22) Pa van der Steur. Kijk eens aan, een troepje bewezen dat ze waardevol waren. En in zó „Nog niet eens wat-wat, moso al wat-wat!" Met de djoer-djoer(Turkse trom), de „pet-pet" (piston), kèong(althoorn) en bot-bot 21

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1963 | | pagina 21