ATABAL In stilte en eenvoud constant doorgezet Het spreekt vanzelf dat in het lustrum-nummer ook aandacht gewijd wordt aan ATABAL, het „Indisch dorp bij Malaga". Weliswaar is dit plan nu uitgegroeid tot een zelfstandige onderneming, geheel buiten de Tong-Tong-sfeer en zelfs geheel buiten de Tong-Tong-invloed, maar hier is het ontstaan en hier, bij Tong- Tong, heeft het zijn eerste gedurfde vlucht kunnen nemen. Zo is het ook gegaan met de Indische clubs in Curasao en Aruba, en met „The American Tong-Tong". Gebrek aan bindingskracht en gebrek aan „bouwvermogen" van de hoofdgroep, Tong-Tong-Nederland, en een bijzonder grote eigen gerichte „dash" van de nieuwe kernen, veroorzaken een zelfstandig bestaan, ook al blijven prettige ban den behouden. Dit klinkt bijna als een getuigenis van onmacht van onze hoofdgroep, maar is het in -werkelijk heid niet. Tong-Tong-Nederland is in over wegend sterke mate ingesteld op de belangen van de majoriteit van lezers bier en we hebben het met de consolidering van ons eigen bestaan al moeilijk genoeg. Relatief zal dus de interesse en medewerking aan initiatieven buiten gering moeten zijn. En als de constructieve krachten in de aparte kernen groot zijn, dan groeit een geheel zelfstandige onderneming. In bijzonder sterke mate is dit duidelijk bij het Plan-Atabal. Dat bewust werd en in eerste opzet geconstrueerd werd „onder de vleugels van Tong-Tong", en daarbij een uitvoering zocht overeenkomstig de min of meer vage verlangens in de Indische lezerskring. De oor spronkelijke planning van Atabal, zoals ook tot uiting gekomen in een serie lezingen van Tjalie Robinson op de Pasar Malam 1962 in Den Haag, was „honderd procent Indisch". De twee belangrijkste karakteristieken: 1. Kleine, zelf uitbouwbare woonkernen op grote erven, waardoor mogelijk werd: 2. De vesti ging van een aantal zelfstandige bedrijven (pluimvee, tuinbouw, klein-industrie, handel) voor hen die besloten waren tot een definitieve nieuwe „living" in een warmer klimaat. De belangstelling hiervoor bleek zó groot (niet minder dan 600 brieven: „Ik ben geïnteres seerd" kwamen al in de eerste maand binnen!) dat besloten werd de grote stap te wagen. Ir. Nix werd aangezocht een oriëntatiereis te maken naar de Costa del Sol, een geschikt terrein uit te kiezen dat zich leende tot de opzet van een stad-in-zijn-geheel (wat anders dan uit een partijtje huizen kotjar-katjir één unit verkopen!), en een voorlopige planning te maken. Bij dit bezoek en de uiteindelijke vaste keuze van een geschikt terrein (toen moest een daverende eerste borgstorting geschieden zon der dat nog één cent van geïnteresseerden op tafel lag - dus met een zeer hoge risico!) bleek Ir. Nix al gauw, dat de „grote Indische erven" door het droge klimaat en het waterge brek moeilijk te realiseren zou zijn, als niet tevens een sterk werkzame arbeidskern in de stad aanwezig zou zijn om de gelden mede op te brengen om een duur irrigatiesysteem moge lijk te maken. Want bevloeiïng van deze grote erven zou massa's persoonlijk werk en geld eisen, waartoe het merendeel van de rustige pensioengasten toch niet bereid zou zijn. Verder bleek dat het grootste deel van de geïnteresseerden niets voelde voor grote (en moeilijk en duur te onderhouden) erven en evenmin voor een primitieve unit, die zelf uitgebouwd moest worden. Men wilde een huisje kant en klaar uit een ruime keuze in grootte en ontwerp. Tenslotte bleek, toen puntje bij paaltje kwam, dat het aantal „Kleine Boengs hypotheekhuis- koper" ontstellend beneden de maat was en dat er NUL (zegge enschrijve NUL) interesse was voor de vestiging van een klein bedrijf. Het hele oorspronkelijke plan kwam daardoor op losse schroeven te staan. En welk nieuw plan daarvoor in de plaats zou moeten komen, wist niemand, omdat een „survey" van de wél realiseerbare mogelijkheden nog niet vol doende gegevens had binnengebracht op in tussen gemaakte contacten. De initiatiefnemers waren in een impasse ge raakt (zoals in diverse andere plannen in de Tong-Tong-groep: eerst gaat de roep op: „Doen" en later kan de stootkracht toch niet worden opgebracht) en intussen kwam natuur lijk uit diverse hoeken „kritiek". Het is toch wel belangrijk deze „kritiek" even te bespre ken, ook al is zij minimaal geweest in verge lijking met het constructieve initiatief dat zich daarnaast tóch wel ontplooide in een nieuwe richting. a. „Tjalie komt niet na wat hij beloofd heeft". Men ziet daarbij de conditie waarop de belofte gesteld is, over het hoofd: als opgebracht wordt van de zijde van de geïnteresseerden, wat be loofd is, kan Tjalie zijn belofte nakomen. Precies als bij het blad Tong-Tong: als iedere abonnee 1 nieuwe abonnee wint en wij op 20.000 komen, wordt Tong-Tong 48 pagina's en is de plaatsruimte beschikbaar voor een groot aantal verlangens. Zonder vervulling van de noodzakeijke conditie is de definitieve opzet overeenkomstig de „droom" niet moge lijk. b. De Kleine Boeng voelt zich tekort gedaan. De Kleine Boeng oriënteert zich té gemakkelijk op het in koor aangeheven: „Ik wil! Ik wil!" en controleert niet hoeveel er tenslotte defi nitief „ja" zeggen. De controle hiervan ligt doodeenvoudig in de goed gesorteerde corres pondentie van het Kantoor Atabal. maar daar kijkt niemand. Zo ook is er maar één controle op de „kritiek" dat bij het tijdschrift „Tjalie met geld gooit". En dat is: praten met onze boekhouding, dat wij toestaan en wensen. Niemand komt. Karakteristiek is ook de gang van zaken bij het BON-Fonds, dat opgezet wordt voor de Kleine Boeng. Maar wie con tribueren? Grote Boengs. Het is wonderlijk. Men moet zich goed realiseren dat in deze wereld niets gebeurt voor niets. En dat een goedkoop huis alleen maar gebouwd kan wor den op hypotheek als er VEEL gegadigden zijn. Geen Bank, geen gokker zal een wijk huizen bouwen met maar twaalf afnemers en „de rest komt misschien wel". Dit is géén aanval op de Kleine Boeng. Dit is slechts een constatering van zijn tragiek: als hij de rnacht wil opbrengen om uit zijn ge ploeter te komen, laat zijn eigen groep hem in de steek. En bij onze Indische groep in het bijzonder: hij is en blijft onzeker: misschien ga ik toch liever naar Indonesië; misschien emigreer ik toch wel; misschien blijf ik toch liever in Holland; misschien wordt Spanje toch wel „hopeloos", enz. En op „misschiens" wordt nooit één verlangen werkelijkheid. c. De kritiek werd gepresenteerd op de van ouds bekende wijze: „Ik heb gehoord dat", „ik heb iemand gesproken die", „er zijn ge ruchten dat" enz. enz. Men moet toch begrij pen dat het bouwen van een hele stad van een paar honderd units ook voor Malaga geen „tai koetjing" is en dat Stadsbestuur en Neder landse consul geheel op de hoogte willen en móeten zijn. Waarom luistert men naar een wildvreemde meneer en waarom schrijft men (als men de leiding hier niet vertrouwt) niet rechtstreeks naar b.v. de Consul? Dat is méér dan tactiek, dat is plicht, als men zijn bezit in een nieuwe zaak steekt. De initiatiefnemers van Atabal werkten rustig, door. Al wijzigden de plannen zich door de aard der inschrijvingen en verder onderzoek van het terrein voortdurend. De moeilijkheden die zich daarbij voordeden, zouden door een Amerikaan „staggering" genoemd worden. Er is een krankzinnige hoeveelheid werk verricht moeten worden om de koers „steady and con structive" te houden. De oorspronkelijke coöpe ratieve gedachte is losgelaten moeten worden omdat doodeenvoudig bleek dat bij het „zo veel hoofden zoveel zinnen", tóch geen coöperatief systeem mogelijk zou kunnen zijn. Om in elk geval de belangen van de inschrij vers honderd procent te garanderen, werd de opzet gekozen van een Stichting, die alle be langen van de inschrijvers behartigt, naast een N.V. die alle financiële risico draagt. Er is de categorie die intekent en weer terug trekking vraagt, plotseling onzeker (dat ge beurt overal en nergens kan zo'n koop ge- canceld worden). Als hieraan zou worden toe gegeven, zouden wij een schommelend inzet- kapitaal krijgen, waarmee geen enkele finan cier genoegen zou nemen. Het curieuze blijft dat de top-plus" voortdurend onderschat wordt: dat dit bezit bij Malaga voortdurend in waarde stijgt bij de explosieve groei van de Costa del Sol en dat het object altijd winst zal opleveren, ook al wil men er later van af. Het merkwaardige is dat iedereen die zich de- moeite neemt, de situatie in de omgeving van Malaga breed te bestuderen, ook te weten komt dat bij de over-proportionele belangstel ling voor de strandstrook, de interessen van het grote publiek meer en meer gaan naar buiten deze strook, waar het rustiger en goed koper is.En dat sinds enige tijd de ontginning, van de meer binnenwaarts gelegen gronden begonnen is. Men denkt dat plannen om nabij Atabal iets dergelijks te beginnen goedkoper zullen zijn, terwijl elke deskundige weet dat zij niet anders dan duurder moeten zijn. En dat de initiatief nemers van Atabal als eersten in dit rayon, 41/, km. van het centrum van de stad, een zeer begerenswaardige spits hebben afgebeten. Men denkt verder dat dit de enige groep is die in Atabal geïnteresseerd is, maar de honderd duizenden touristen in de Costa del Sol hebben hun ogen ook niet in hun zak, en hebben de top-kwaliteiten van Atabal vroeger of later ook in de gaten. De rush naar Atabal zal beginnen, zodra de eerste bulldozers hun werk beginnen, deze lente. En menige „voorzichtige" toekijker zal straks achter het net vissen... en wederom met „kritiek" komen... men beseffe altijd heel goed dat kritiek altijd bestaat op zaken die de moeite waard zijn. Dat IS Atabal. In de maand maart zal na een periode van lang zwijgen en hard doorwerken op een lezing de definitieve plattegrond en de maquette van Atabal te zien zijn voor het grote publiek. Dan zullen de bouwers zelf aan het woord zijn. Wij willen hen het gras niet voor de voeten wegmaaien, door in dit nummer al met een breed exposee te komen. Dit durft Tong-Tong wel te zeggen: er is hier een werk opgezet dat de grootste waardering en bewondering verdient. En die zij krijgen zal ongevraagd van de honderdduizenden en honderddui zenden die in de komende jaren hun schreden zullen richten naar of hun tenten zullen opslaan aan „Het mooiste en zonnigste plekje van Europa". TJALIE ROBINSON 28

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1963 | | pagina 28