keerde tjap er weer op. En al zeggen we
duizendmaal als de dichter T. S. Eliot: „It is
not this, it is not this at all", men kan niet be
grijpen en zelfs de mogelijkheid tot begrijpen
ontbreekt volslagen. Ik geloof dat de Indische
geest de pi is voor het Hollandse vierkante
denken. En daarom is het streven om ooit
begrepen te worden even onmogelijk als de
quadratuur van de cirkel.
Nochtans: wij mogen vreemd zijn, schadelijk
of fout zijn wij per sé niet. In de beperkte be
oordeling van bepaalde Hollandse maatstaven
misschien wel (en dan nóg niet de hele groep),
maar volgens de hoogste Nederlandse (en
Europese) zedelijke en maatschappelijke maat
staven zijn wij mét behoud van al onze rare
eigenschappen niet fout. Omdat wij op een nog
ondoorvorste wijze variant zijn en blijven van
het Europese leven, waaruit wij als Indo zijn
voortgesproten, en als totok een facet zijn en
blijven in alle Tropengebieden.
Daarom blijf ik met Tong-Tong volhouden:
1. De Indischman is géén storende, verkeerde
of verwerpelijke figuur in de Nederlandse
maatschappij
2. Indisch denken is in wezen Tropisch-
Nederlands denken en heeft vele voortreffe
lijke en nuttige eigenschappen, die niet
verloren kunnen gaan, omdat zij wezenlijk
Nederlands zijn en blijven.
3. Om deze redenen weiger ik namens tien
duizenden Indische Nederlanders „geluid
loos weg te assimileren".
4. In en mét dit blad zullen zoveel mogelijk
initiatieven ontplooid worden (cultureel en
economisch) om de Nederlandse aandacht
gaande te houden en te ontwikkelen voor
nieuwe interessen in de Tropen.
5. Ook al is dit streven misschien tot onder
gang gedoemd omdat de Nederlandse maat
schappij onze gedachten niet tijdig onderkent
en ondertussen de groep „uitsterft", in de
jaargangen van Tong-Tong zullen de, ge
dachten neergelegd zijn, die vruchtbaar ge
bruikt kunnen worden, als de tijd rijp is.
Daarom moet dit blad zo lang mogelijk
bestaan.
Wat de werkmethode van Tong-Tong betreft,
de leus „Poekoel teroes" heeft wonderen ver
richt. Verder komt het aan op ontwikkeling
van incasseringsvermogen en uithoudingsver
mogen.
En wat de tactiek betreft: voortdurend zoeken
en ontwikkelen alles wat bindt, voortdurend
vermijden alles wat scheidt al blijft het no
dig steeds te publiceren wat in brede kring ge
dacht en gedaan wordt.
Wat hebben wij in vijf jaren bereikt?
Op de allereerste plaats dat vele duizenden
ondanks wélke opinieverschillen ook, geleerd
hebben met elkaar op te schieten (en dat is
heel wat meer dan „elkaar verdragen"). Eén
voorbeeld: de emigrant wordt niet langer be
schouwd als een verrader of wegloper; men kan
met hem meevoelen en is bereid hem verder
te helpen, als ware het een eigen zoon die
uitvliegen wil en die men niet vast wil leggen
aan het huis. Ook heeft Tong-Tong overtui
gend bewezen dat „uit het oog" niet „uit het
hart" hoeft te zijn. We worden letterlijk over
de hele wereld door „weglopers" gelezen en
zij zijn graag bereid ons uit hun verre wereld
op velerlei wijzen te helpen. De verspreiding
is geen verarming, maar een verrijking geble
ken en kan nóg rijker vruchten afwerpen.
Wij hebben geleerd met oude en onwaardige
vooroordelen te breken. De vaak aangestookte
oude haat tussen Totok en Indo bestaat niet
in Tong-Tong. Nu beide in Europa „in verban
ning" leven hebben zij elkaar (net als in
krijgsgevangenschap) beter leren begrijpen, de
punten van gelijke gerichtheid in een veld van
ongerichtheid bij elkaar leren vinden. Met
meer samenwerking móet meer maatschappelijk
succes kunnen worden bereikt.
Wij hebben, omdat wij allen schreven in Tong-
Tong, veel van elkaar en van het Land van
Herkomst geleerd. Daardoor is onze zelfkennis
vermeerderd en dus ons standpunt sterker ge
worden. Iedere lezer is daardoor in zijn eigen
kring in allerlei conflicten beter beslagen ten
ijs gekomen. Dat heeft de voorlichting naar
buiten aanmerkelijk verbeterd. Niet alleen zijn
daardoor veel misverstanden t.a.v. de Indische
groep langzamerhand opgeruimd geraakt, maar
het Nederlandse volk heeft ook tot eigen
voordeel van veel Indische plus-waarden leren
kennis nemen.
Een tartende voorspelling in dit blad vijf jaar
geleden wordt langzamerhand gerealiseerd:
niet wij zullen naar Holland toe assimileren,
maar Holland naar ons! Ik weet dat deze
uitspraak (evenals vele andere van mij), zeer
geïrriteerd heeft. Maar wat kon ik anders
doen als „kleine katèk" tussen struisvogels om
dit werk te doen gelden? Driedubbel hard
„brutaal en arrogant" optreden. Het heeft ge
holpen. Nochtans weet ik dat deze stijl niet
past bij de Indische groep, die ingetogen is,
„bescheiden", een hekel heeft aan „timmeren
aan de weg". In een beschaving echter, die
voor voortbestaan en progressie als normale
techniek het voeren van leuzen en het aan
wenden van reclame gebruikt, moest ik het
zelfde doen. Laat mij hier echter rustig vast
stellen: ik heb er zelf een hekel aan. En het
„feestvarken" zijn is mij altijd veel onaange
namer geweest dan het mikpunt zijn van ver
oordeling, laster en spot. Maar het móest en
het moet.
Direct tastbare resultaten van het maatschap
pelijke nevenwerk van Tong-Tong zijn o.m.
het oprichten van de Indische Kunstkring
Tong-Tong, de Stichting Tong-Tong, het
BON-Fonds, de Pasar Malam Tong-Tong, de
N.V. Publiciteits en Handel Mij. Tong-Tong,
de inzameling voor het KNIL-monument.
Inderdaad leiden deze activiteiten (nog) geen
bloeiend bestaan (een enkele zelfs nog steeds
een sluimerend bestaan). Dit werk is ook nog
zo héél erg jong en voor een snellere, meet
bare vooruitgang zijn de tijden nog niet rijp.
Dat komt omdat ons tempo te hoog was
maar te hoog móest zijn om tijdig het gevaar
te keren van volkomen indommeling, negatief
pessimisme en zelfs zelf-destructie.
In het intussen met volle overtuiging gekozen
devies van Tong-Tong, Trouw, Branie en
Ondernemend, zijn de trouw en branie afdoend
bewezen, maar is het element Ondernemend
nog steeds in (tergend) langzame groei. Met
tienduizend lezers, waaronder zeer vele met
enig kapitaal en zeker vele uitstekende talen
ten, móeten wij in staat zijn met een brok
ondernemingsgeest in korte tijd veel op te
bouwen dat ons méér bestaanszekerheid en
meer vreugde geeft, dan het over-voorzichtig
wegduiken met persoonlijke zekerheidjes alleen.
Meer dan dat: in één laatste en totale krachts
inspanning kunnen wij een werk tot stand
brengen dat een blijvend en sierend stempel
zal kunnen drukken op de Nederlandse maat
schappij als Europese schakel met de Tropen-
gordel, een stempel dat zal voortbestaan lang
nadat de laatste Indischgast heengegaan zal
zijn. Wij denken aan het opbouwen van de
Pasar Malam Tong-Tong tot een jaarlijks
terugkerende expositie op het hoogtepunt van
het touristenseizoen, waar Europa de markten
van de hele Tropengordel in feestdos ontmoe
ten kan. Een jaarmarkt waaraan grote interna
tionale behoefte bestaat.
Maar voor dit werk voor elk ander groot
en blijvend werk is het nodig dat dit blad
blijft bestaan, en sterker moet worden. Als
noodzakelijk contactmiddel, als Europese tong
tong, voor h endie weten dat ons werk in
Indië goed geweest is en om die reden zal
moeten blijven voortleven.
Vijf jaar bestaan wij pas. We hebben een grote
toekomst voor ons. Wie doet er mee? Niet vra
gen en wachten. DOENDOENDOENDat
is: POEKOEL TEROES! T. R.
Er zijn er maar heel weinig onder onze lezers,
die alle zes gedaanten van ons blad hebben
meegemaakt, want bij „Onze Brug" hadden
we er maar 50, bij Tong-Tong „tjap Tiottg
Hod' nog pas 3.00, maar bij Tong-Tong
Djawa (No. 3 van het lijstje) al 4000. In drie
jaren daarna en drie gedaantewisselingen
groeiden we tol voorbij het dubbele. En toen
opeens... pfff. Ban kempés? Er komt geen
schot meer in! De spirit die ons in het topjaar
met elke abonnee tien nieuwe bezorgde schijnt
dood. En toch hoejt iedere abonnee nu maar
één nieuwe abonnee te winnen en we staan
voorgoed! Voor vele nageslachten een levend
voorbeeld hoe een garde verslagen en doodver
klaard kan zijn, maar zich weer opheft en vecht
en tóch wint. Aio! Nog één keer!! HANTEM
teroes!
5