Indonesische S^unst
Koperwerk uit Midden-Sumatra
Montor Mabok
Indonesisch koperwerk onderscheidt zich in vorm en ornament dermate van ander
koperwerk uit het Oosten, dat men het, zonder deskundige te zijn, al spoedig kan
onderkennen.
Hier in Holland bevindt zich heel wat Indisch koperwerk, veelal door particulieren
in Java of Sumatra verzameld; bovendien is bij kunstkopers, antiquairs en zelfs bij
uitdragers wel eens een stukje te vinden en voor een betrekkelijk matige prijs te
bemachtigen.
Bepaald mooie, onberispelijke stukken zijn na
tuurlijk minder gemakkelijk te vinden en de
prijs is dan ook aanzienlijk hoger dan van de
gewonere, zoals de Padangse ketels op voet, de
sirihbakken, de schalen, de huisjes, enz. Onder
de verzamelnaam koperwerk is ook begrepen
het brons. Deze zijn tamelijk zeldzaam en be
horen door hun sobere versiering en prachtige
kleur tot de beste produkten der inheemse
kunstnijverheid.
Bij het beschouwen van Indisch koperwerk
dringen zich al spoedig twee vragen op: waar
en wanneer is het vervaardigd? Deze vragen
zijn gemakkelijker gesteld dan beantwoord. Bij
Puropees koperwerk kan men al vrij gauw
vaststellen ,dat een bepaald voorwerp dateert
uit de een of andere periode, bijv. de Gothiek,
de Renaissance, Empire, enz.
Maar dat men bij Indisch koperwerk bij bena
dering kan taxeren wanneer het vervaardigd is,
daar is geen sprake van 1 Het is dan ook verre
weg het verstandigste zich niet aan schattingen
te wagen op dit gebied en te erkennen: ik weet
het niet!
En wat de tweede vraag betreft, hier is het
niet zo slim gesteld. Balinees, Padangs en
Bataks koperwerk hebben onderscheidenlijk
zovele typische kenmerken, dat men meestal
met vrij grote zekerheid de herkomst van een
voorwerp uit die streken kan vaststellen.
Moeilijker is het bij gecisileerd werk, dat niet
alleen in Java, doch ook in Negara (Z.O.
Borneo) wordt, althans werd vervaardigd.
Aangezien wij ons zullen bepalen tot koper
werk uit Midden-Sumatra, hebben wij ons met
het oplossen van dit probleem slechts ten dele
het hoofd te breken.
In de Padangse Bovenlanden heeft Je kunst
nijverheid het tot een hoge graad van ontwik
keling gebracht. Deze uit of uitte zich voorna
melijk in het weven, borduren en stikken met
goud en zilverdraad, de goud- en zilversme
derij, het vervaardigen van fraaie wapens, het
snijwerk en de beschildering van woningen,
rijstschuurtjes enz., en niet het minst in de
geelgieterskunst. Speciaal Soengai-Poear was
altijd het voornaamste centrum. Wat in de
laatste tijd in die streken gemaakt wordt kan
zich niet meten met de oudere produkten.
Wonderlijke vormen, gietfouten .slordige af
werking doen ons tot die conclusie komen, en
dat het met de geelgieterskunst in Midden-
Sumatra bergafwaarts gaat .Dus niet veel beter
dan in Java, waar de geelgieterskunst een
ternachtig voortbestaan lijdt. Die slordigheid
hindert dikwijls in de Sumatraanse voortbreng
selen uit latere tijd.
Maar er waren behalve Soengai-Poear nog
andere centra, n.l. in de Afd. Priaman, in de
Laras Kotta's ,o.a. in de Laras Loeboeg. Soen
gai-Poear gelegen in de Onder-Afd. Oud-
Agam, schijnt wel het belangrijkste centrum
te zijn geweest van geelgieters en wij mogen
aannemen, dat het merendeel van het Indische
koperwerk uit Midden-Sumatra aldaar werd
gegoten.
Veel stukken zijn grof afgewerkt, maar de
vormen zijn merendeels sierlijk, hoe zwaar het
voorwerp ook is, en overvloedig, maar niet te
overvloedig, ornament bedekt de stukken. En
waar dit ornament niet overvloedig is, is dit
weinige op de juiste plaats aangebracht.
De methode welke men bij het gieten gevolgd
heeft is de „a-cire-perdue-methode", welke
reeds eeuwen geleden ook in Europa gebruike
lijk was. Voor de aanmaak, o.a. van sirih- en
koekschalen, koffieketels e.d., staan de koper
gieter houten vormen ten dienste. De vormen,
waaronder er zijn met figuren, en relief daarop
aangebracht, worden daartoe eerst middels
indompeling in een ketel met vloeibaar was
door een meer of minder dikke laag dier stof
bekleed. De op de vorm aangebrachte figuren
tekenen zich bij die bewerking meer of minder
duidelijk op het was af, aan de binnenzijde van
het wassen bekleedsel ingezonken, aan de
buitenzijde en relief. Na voldoende te zijn.
afgekoeld, bewerkt de kopergieter het bekleed
sel, dat daartoe met de houten vorm in een
draaiende beweging gebracht op de wijze
als houtdraaiers het hout middels beitels
en beiltjes in dier voege, tot het overal een
bepaalde uniforme dikte heeft verkregen. Dan
werkt hij, ter verkrijging van zuivere afdruk
ken, de door de houten vorm op het was afge
drukte figuren scherp uit, brengt hij sirih- en
andere schalen aan de onder- en bovenrand,
bij koffieketels aan de onderrand en het heng
sel ter versiering insnijdingen aan meest
al in mozaïekvorm of verwijdert om openge
werkte tekeningen op de randen te verkrijgen,
waar nodig het was geheel en al, en wikkelt
daarna na in het wassen bekleedsel een
overlangse snede te hebben aangebracht dat
bekleedsel voorzichtig van de vorm af. De
overlangse snede wordt dan middels een kleine
plombeerstang weder aaneengesmolten en het
te gieten voorwerp, in was weergegeven, wordt
Terug van tennissen. Enorme dorst en enorme
trek in stroop pasra. Eerst ijs laten halen.
Onze djongos Pamin moest maar even naar
het „depót". Snelheid was geboden, dus moest
hij gontjèng op de motorfiets van neef Piet.
Die startte fluks zijn „Ariel" (Alles Rinkelt
In Eens Los, noemden wij het geval) en keek
achterom of Pamin al op de duo zat. Die zat
er nog niet. Nu was Pamin een trouwe ziel,
maar tevens een tikkeltje kwaai-kwaai uitge
vallen. Zeker waar het om een „montor" ging.
Na veel geruststellingen onzerzijds, klom hij
achterop. Piet stoof het erf af, Pamin greep
wild om zich heen, had eindelijk de beugel te
pakken waar hij zich aan bleef vastklampen.
Met een lekker vaartje de straat uit, toen
linkerbocht; Pamin gaf mee naar rechts. Bibbe
rend stuur, boos achterom kijkende Piet. Ze
verdwenen uit het gezicht. Tien minuten later
draait de Ariel het erf weer op. Stijfjes en
bleek stapte Pamin af, mèt ijs. Belangstellende
vragen hoe hij het gevonden had. Met een
diepe zucht: „Adoe, Toean, hèbat! Ini montor
mabok betoel 1" Rt.
nu met leem omkleed. En nadat het het leem
nog in helder vlammend houtskoolvuur gehard
en het daarin besloten, door de hitte gesmolten
was, door een in het leem aangebracht gaatje
verwijderd. Nu staat de lemen vorm, na een
afkoelingsproces te hebben ondergaan, gereed
om de spijs van de gesmolten geelkoper lege
ring te ontvangen. Tot spijs wordt in de regel
gebezigd een mengsel van rood-koper en tin,
derhalve brons. Dus niet koper met zink, d.i.
messing (lojang). Inderdaad vinden wij meer
malen bronzen naast messing voorwerpen en
juist die bronzen stukken behoren tot de beste
voortbrengselen der Midden-Sumatraanse kunst
nijverheid. Veelal zijn deze stukken niet van
ornament voorzien, zodat alleen de vorm en
het materiaal de schoonheid geven. De enigs
zins gevorderde verzamelaar voelt zich juist
tot deze laatste het meest aangetrokken.
Voornaam doen die in het bijzonder tegen een
stemmig Perzisch kleed of tegen een ikat-weef-
sel. Zij bewijzen, om ons te bepalen tot de
kopergieterij, tot welk een hoge trap de kunst
nijverheid in Midden-Sumatra staat, of liever
gestaan heeft! C. H.
wordt vervolgd
Links: een bronzen Gendie. Rechts: geelkoper en AMnangkabaus huisje.