HOOGEVEEN
EIGEN GELD f 3.000,- I
f 103.— per maand.
NIEUW-GUINEA KUNST
Tijgerjacht met de lichtbak!
Vervolg van pag. 9)
Gebruikt men een lichtbak als hierboven be
schreven, dan kan de drager zich geheel con
centreren op zijn taak, terwijl de jager op het
gewenste moment positie kan kiezen en in
staat is goed te richten door gebruik te maken
van het uitgestraalde licht, terwijl hij onafhan
kelijk is van de stand van de lichtbak.
Meestal is men dan nog eens extra „unweid-
mannisch" door een lopergeweer te gebruiken.
P., een goed schutter tot ons beider geluk, had,
om er nog enige sportiviteit aan te geven, mijn
9.5 m.m. Mannlicher-Schönauer genomen en
om niet achter te blijven had ik zelf een 8
m.m. Mauser gekozen, beide dus kogelgewe
ren.
Direct achter de lichtbak liep P., die ik gaarne
de eer gunde om de herten te schieten, in dit
edelmoedige niet onbelangrijk gesteund door
de gedachte ,dat hij mij dan later tenminste
niets meer kon verwijten. Zelf volgde ik als
nummer drie en daarachter kwamen de drie
andere Sumatranen. Sambars zijn zwaar, en het
zou nodig zijn om andere mensen als hulp te
gaan halen, indien onze verwachtingen ook
maar enigszins zouden worden verwezenlijkt,
vandaar dus, dat wij meer mensen bij ons had
den, dan anders.
Wanneer er vroeger primair bos heeft gestaan,
zoals hier het geval was, dan liggen dergelijke
alang-alang velden bezaaid met halfvergane en
verbrande boomstammen, met een diameter van
dikwijls meer dan 50 centimeter, terwijl er
verder dan nog legio kleinere en grotere boom-
en wortelstronken zijn blijven staan. Tot nu toe
had ik steeds direct achter de lichtbak gelopen,
hetgeen mij altijd in staat had gesteld, om die
obstakels zonder ongelukken te passeren of ze
te vermijden. Als nummer drie echter, zag ik
ze eerst wel in de lichtbundel, maar tegen de
tijd, dat ik er zowat was, was het weer pik
donker geworden, met het gevolg, dat ik na
tuurlijk elk ogenblik mijn schenen of knieën
stootte en niet ophield mijn (verdachte) edel
moedigheid te verwensen. Tenslotte was ik een
tiental meters achtergeraakt, hetgeen mij beter
beviel, dan dat afwisselend spel van licht en
donker. Een der achter mij komende mannen
had toen mijn plaats ingenomen, met de ken
nelijke bedoeling, om als het schot gevallen
was en het hert getroffen, direct naar voren te
rennen voor het toebrengen van de hal'lal, de
rituele keelsnede, zonder welke geen Mal'eier
het vlees zal aanraken. Deze operatie moet
gebeurd zijn vóórdat de levensgeesten geheel
geweken zijn, wat in dergelijke omstandig
heden natuurlijk nooit het geval zal zijn, daar
zal de operateur heus wel voor zorgdragen
Dat hij zo gebrand was op dit baantje is be
grijpelijk, want volgens oud gebruik heeft hij
dan recht op een extra stuk en de eerste keuze
uit de voor de deelnemers bestemde porties.
Voor mij was echter de aardigheid er al heel
gauw af, en ik verwenste de koelies, de corned-
beef, kortom alles wat direct met deze jacht
te maken had.
Het was mistig of wazig, waarschijnlijk het
gevolg van rook, afkomstig van een verderop
gelegen pas afgebrand alang-alang veld. Daar
ik mijn volle aandacht nodig had voor al die
obstakels, merkte ik niet, dat de gids blijkbaar
een paar ogen ontdekt had. Er ging tenminste
een schot af, waarvan ik zo schrok door het
onverwachte er van, dat ik meteen met mijn
neus op een kanjer van een boomstam viel.
Toen ik weer opgekrabbeld was. zag ik P. op
ca. 15 meter voor mij staan, terwijl de drager
van de lichtbak samen met de fanatieke keel-
afsnijder, zich zo snel mogelijk naar voren be
gaven. De twee overgebleven Sumatranen
waren ook opgedrongen en bevonden zich dicht
bij P. Toen de lichtbakman en de keelafsnijder
zowat 30 meter van P. af waren gekomen, zag
ik hen wat rondscharrelen, blijkbaar op zoek
naar het getroffen hert, dat op een klein
heuveltje had gestaan, op de grens tussen het
afgebrande veld en de bosrand. Ik was intussen
op de boomstam gaan zitten en wachtte op het
halleluja. Ik kon die twee geen ongelijk
geven, dat zij zo voorzichtig te werk gingen,
want een volwassen en gewond Sambarhert is
een niet te versmaden tegenstander. Bij het
toebrengen van de keelsnede, moet men terdege
er rekening mede houden, dat een hert met de
scherpe schalen van de voorlopers in staat is
met één trap iemands buik open te rijten, ter
wijl het gewei ook een hartig woordje mee
kan spreken!
Toen een enkele gil: „Matjan!" Omlaag plofte
de stormking en ging natuurlijk subiet uit. Ik
zag hoe twee schimmen met onbegrijpelijke
snelheid verdwenen, gezien' de vele obstakels
en zich oplosten in het zwart van de nacht.
Voor mij zag ik P. staan en toen ik een moment
later zocht naar de twee andere mannen, die
tussen mij en P. hadden gestaan, doch wat
zijwaarts, was er van hen ook geen spoor meer
te bekennen. Zo snel als mogelijk was, sloot ik
bij P. aan, tot wie het eindelijk ook doorge
drongen was, dat het niet om een hert, een
mandjangan, maar om een tijger ging, een
matjanDaar stonden wij, rug aan rug, met
de geweren in de aanslag, gereed voor elke
gebeurlijkheid! Waar was de tijger? Was hij
dood, of zwaar, of licht gewond? Slechts de
Gestreepte zou hierop antwoord kunnen geven,
indien hij tenminste nog tot het land der
levenden behoorde. Maar wij hoorden niets,
absoluut niets, dan het melancholieke roepen
van enkele kleine nachtuilen. Wat nu? Ten
slotte kwamen wij fluisterend overeen, om in
ieder geval een flinke afstand te retireren,
waarbij wij elkaar zouden dekken, door rug
aan rug in zijwaartse richting te gaan lopen,
net als een krab. Theoretisch was dat geniaal
gevonden, maar in de praktijk bleek, dat wij
niet voor Siamese tweelingen of krabben in de
wieg waren gelegd en dat mede door de tal
rijke obstakels en de inktzwarte duisternis,
dit op den duur slechts op ongelukken moest
uitlopen. Bovendien maakten wij daarbij zulk
een lawaai, dat de tijger ons gemakkelijk zou
kunnen vinden, indien hij er op uit zou wezen
om wraak te nemen. Dies besloten wij een heel
dikke boomstam uit te kiezen en ons aan weers
zijden daarvan op te stellen. Wij konden dan
tenminste zitten of leunen. De tijger de rug
toekeren en zo snel mogelijk zien weg te ko
men had geen zin, want in dit stikke donker
zou het ons onmogelijk zijn de weg te vinden
naar het kamp of naar het dorpje. Er zat dus
niets anders op, dan gelaten de morgen af te
wachten, steeds voorbereid op allerlei onaange
name verrassingen. Ongelukken of tegenslagen
hebben de hebbelijkheid nooit alleen te komen!
Toen de morgen eindelijk aanbrak, waren wij
onherkenbare wrakstukken van wat eens „toe
ans" waren geweest, dank zij de muskieten en
de zeer vochtige en koude dauw, die ons drijf
nat gemaakt had en deed bibberen als juffer
schoothondjes. Op een 200 meter van ons van
daan zagen wij in een half verbrande boom,
die nog overeind was blijven staan, twee zwar
te plokken, die zich ontpopten als de gids en
de fanatieke keelafsnijder. Bepaald fris zagen
zij er nu ook niet uit, maar toch heel wat
toonbaarder dan wij, met onze rode, opge
zwollen gezichten, daar blanken nu eenmaal
veel gevoeliger zijn voor muskietenbeten.
Van de beide andere mannen was niets te
zien. Toen later bleek, dat zij rustig thuis de
nacht hadden doorgebracht en ik hun daarover
in geen onzekere bewoordingen onderhield,
verontschuldigden zij zich met te zeggen, dat
wanneer de tijger ons verslonden zou hebben,
het toch geen zin zou hebben gehad om direct
met hulp terug te komen, dan konden zij net
zo goed wachten tot de volgende morgen, om
naar de „restjes" te zoeken. In het tegenover
gestelde geval, wel, de toeans hadden immers
formidabele geweren ter hunner beschikking
en stonden bekend als „brani betoel", als moe
dige kerels van stavast! Wat ik toen gedacht
heb, zal ik maat niet herhalen
O ja, de tijger. Wel, P. had goed gemikt en
geraakt, recht door het linker oog. Direct
morsdood, was hij van het ca. 3 meter hoge
heuveltje afgerold en in het dichte struikgewas
aan de voet daarvan terechtgekomen. Door het
halve duister en de slagschaduwen misleid,
merkte de man eerst toen hij „het hert" bij de
keel greep om de hal'lal toe te brengen, dat
het een tijger was. Blijkbaar ontsnapte door die
forse greep nog wat lucht uit de muil en
meende hij dat de tijger nog leefde. Hoe zij
met hun tweeën in die boom waren gekomen,
konden zij niet meer navertellen. Natuurlijk
was de fanatieke keelafsnijder de held van de
dag en wij konden ons tevreden stellen met de
rollen van „ridders van de droevige figuur".
(Vervolg op pag. 21)
Schilden, beelden, prauwen en andere voorwerpen uit Nieuw-Guinea
te koop gevraagd.
Brieven onder nr. 1666, bureau van dit blad.
4 Van de in aanbouw zijnde middenstandswoningen met voor- en achtertuin in het
I uitbreidingsplan Zuid te f
e 4- en 5 kamerwoningen beschikbaar. I
21.900.—. J
4
(Geen verdere kosten). Maandelijkse betaling 108.f
Bij 4000.eigen geld
Inl.: NIJBOUW N.V., Willemsparkweg 211, Amsterdam Z., Tel. 020-72 60 48
Utrecht 030-25794; Dordrecht 01850-5884.
20