Kleine Boeng (II) Bokor Het feit alleen al dat Tong-Tong bestaat een blad dat betaald en gelezen wordt door Grote Boengs, terwijl Kleine Boeng zich onder aanvoering van duizend-en- één redenen ervan distancieert bewijst dat er goede eigenschappen móeten zijn bij Kleine Boeng. In feite staat Tong-Tong er nummer na num mer vol van: eenvoudige humor met vaak diepe levenswijsheid, simpele levenservaringen waaruit grote moed spreekt, verdrietige ver halen waarin geen persoonlijk leed gelezen moet worden, maar een universeel leed... Hier zijn we bij het kernpunt van deze artike len aangekomen: Kleine Boengs zijn mensen. En als mens ondergaan zij alle vormen van geluk en leed, die alle mensen deelachtig kun nen worden. Zij missen echter het inzicht en de intelligentie om werkelijk geluk te begrij pen en staan tegenover ongeluk zonder weer standsvermogen, in verbijstering en ontred dering. Zien Grote Boengs leed als onvermijdelijke menselijke beproeving, die moed opbouwt, weerstandsvermogen en inzicht om „niet twee maal over dezelfde steen te struikelen". Kleine Boengs zijn als de duif in het bos, getroffen door een kogeltje uit het Niets, wanhopig fladderend en trachtend te genezen... om een maand later wederom door die onschuldig uit ziende mens beschoten te worden. Kleine Boengs leven argeloos. Eigenlijk is dit een gelukkige levensinstelling. Immers: er bestaan geen grenzen aan de geva ren die ons bedreigen kunnen. Een directeur van b.v. Philips is in vergelijking met een Kleine Boeng een ongelooflijke rijkaard, prak tisch onmetelijk rijk en onaantastbaar. Maai de directeur zelf, wetend van de vele machtige soortgelijke concerns, die zijn handelsrijk be concurreren en bedreigen, moet voortdurend alert zijn, voortdurend steenhard werken om overeind te blijven. Daarbij blijft hij als mens kwetsbaar voor allerlei ziekten (van yerkoud- heid af tot kanker toe) en ongelukken in huis en op straat. Ook hij kan bedrogen worden, in zijn eer getast, ten val gebracht. Weliswaar is zijn „waakzaamheidsgebied" ruimer dan van Kleine Boeng, zodat kleinere slagen hem niet zo gauw treffen, maar hij is weer kwetsbaar der voor grotere slagen. Kleine Boeng weet niet dat Grote Boeng het vaak veel moeilijker heeft dan hij. Hij ziet hem in een „slee" rijden, weet dat hij „heerlijke uitstapjes" maakt naar Italië en Spanje, dineert bij Dikkers en Thys, „mag alles kopen en eten wat hij wil". Hij zou schrikken als hij wist dat deze Grote Boeng haast nooit films ziet of culturele ontspanningen, want hij heeft (net als ieder mens) maar zeven avonden in de week die doorgaans „op" gaan aan vergaderingen, con ferenties, doodgewoon hard werk, terwijl Klei ne Boeng in zijn pyama lekker bij de kachel naar de TV zit te kijken. Grote Boeng moet geweldig veel lezen, economisch, maatschappe lijk, politiek, cultureel om „bij" te zijn, opdat vreemde machten zijn bedrijf niet onverhoeds zullen aanvallen. Hij heeft tenslotte maar één buik, waar alleen maar éénmaal een maaltijd in kan, net als bij Kleine Boeng. Omdat hij zich regelmatig overwerkt, kan zijn lichaam lang niet zo van allerlei rijke spijzen genieten als Kleine Boeng wel denkt. Kortom: veel Grote Boeng-geluk is schijnge luk. En vaak heeft Grote Boeng geen geluk zalige dromen meer, omdat hij weet dat voor alles in de wereld betaald moet worden. En hard betaald. Ook zijn dure maaltijd, ook zijn snoepreisje ,en dat hij daar steenhard voor moet werken. Grote Boeng zucht vaak: „Je kan al die zaligheden cadeau krijgen; als ik maar minder hoef te zwoegenKleine Boeng heeft nog dromen: hij zou graag Grote Boeng willen zijn, met zijn landhuis in 't Gooi, zijn slee-en zijn dure pakken. Als Kleine Boeng gaat slapen, gaat hij nog eens lekker liggen dromen: „Als ik de Toto win, dan... enz. enz.". De Grote Boeng zucht, neemt een slaap tablet en wil niets meer dromen. Of dromen van een leven als... Kleine Boeng met kleine zorgen. De dochter van Kleine Boeng droomt dat zij eens met Grote Boeng zal trouwen (zc is immers zo'n schatje) en dat zij dan net als in het sprookje in het gouden kasteel zal wonen en tot haar dood toe gelukkig zal zijn. Zoals onlangs een winnaresje van een schoonheids wedstrijd in Amerika zei: „I want money, and more money and lots of lovable love..." Ze denkt er niet aan dat ze straks de leiding van een duur en ingewikkeld huishouden en een contact met een veeleisend societyleven zal moeten aankunnen .Ze moet minstens drie talen vloeiend kunnen spreken, ze moet mee kunnen converseren over de meest uiteenlo pende en moeilijkste vraagstukken. Ze moet verstand hebben van binnenhuisarchitectuur, kleding, omgangsvormen, tafel en keuken op hoog niveau, brieven kunnen schrijven en belastinginvullingen met inzicht controleren. Geloof mij: er lopen onder rijke vrouwen veel vermomde Kleine Boengsdochters rond, die verbijsterd en ongelukkig zijn, omdat ze tegen dat leven niet op kunnen. Kleine Boengs zijn vaak als kuikentjes, die in de tuin rondhuppelen om vette wormen uit gaatjes te trekken. En per sé de vetste willen bebben en trekken en trekken en trekken e:i dan komt er een slang uit, die hun verslindt. Intuitief blijven veel Kleine Boengs liever Kleine Boengs. Er zijn twee soorten: die tevre den zijn met hun Kleine Boengschap en die er ontevreden mee zijn. Ik wil het hebben over de eerste soort. Die vooraf rustig zijn grenzen afpaalt. En b.v. te vreden is met een zondagje vissen, met éénmaal in de week kip op tafel, met één pak „voor uit". Als zij Grote Boengs zien, worden ze niet jaloers, maar ze zien naast het mooie pak en de dure slee het bekommerd gezicht, de ver moeienis en soms de wanhoop. En ze zeggen: „Laat me maar klein blijven". Mijn huisje nu is immers goed genoeg? Ik ben tot steun voor veel mensen? Ik wil nooit weg. Ik heb ook geen interesse voor mensen die weg willen of elders in de wereld leven. Die vervelende Tong-Tong met zijn attentie voor andere mensenLaat ons met rust En opeens loopt er iets spaak. Men wil weg. Brief aan Tjalie: „Schrijf me in als lid. Help me weg te komen naar... vul maar in!" Mensen, die dit horen, zijn vaak zeer verbol gen. Ben je gek, om die ondankbaren te hel pen! Eerst vervloeken ze je in duizend toon aarden en dan komen ze met een glad gezicht om hulp vragen Heb ik niet vroeger de vergelijking gemaakt met de vogels buiten? In de zomer zie je ze niet. In de winter pikken ze aan het raam. Zorg dat er kruimels zijn! Ik wil in Tong-Tong geen kwaads horen over verkeerde Kleine Boengs en zeker wil ik ze nooit veroordelen. Juist omdat iedereen dat al doet. Het is al erg genoeg dat veel pientere mensen spotten met Kleine Boengs en ze „soekoer!" toeroepen. En ijverig aantonen hoe beroerd ze wel zijn. In feite voel ik elke schampere opmerking, elke spot, elke veroor deling aan het adres van de Kleine Boeng als mij persoonlijk aangedaan. Daarom ben ik nogal eens „djahat" in Tong-Tong. De bokor met de slendang pelangi erover, die bij iedere slametan zo dis creet stond te wachten op de gaven van de dankbare gasten, hadden wij niet eens klaargezet. Dat was niet in ons opgekomen. Een slametan, ja, in zover re dat we voor ons eerste lustrum aan onze abonnees een EXTRA nummer aanboden. Maar nog vóórdat dit in de bus viel, stroomde het geschenkenbord reeds vol Giro'tjes met verjaarscadeaux, met aan tekeningen als: voor ieder jaar één pop. Of zonder veel omhaal: 50.voor het Lustrum. Vrolijk gekleurde gelukwenskaarten, telegrammen, eenvoudige briefkaarten maar met warme woorden; een prach tige azalea in feestelijke bloementooi Allemaal getuigenissen van medeleven de vrienden en vriendinnen. En op de 28ste zelf kwam daar een van onze lieve trouwe helpsters met een grote pot boeboer ketan item. Die hoor de er immers bij. Nou, we hebben 'm ons allemaal bést laten smaken. In dagen als deze, waarin we de ver bondenheid met onze lezers zo sterk voelen, is ons hart blij van binnen. En alle moeilijkheden kunnen we dan weer verdragen, met een ferm: Poekoel te- roes! Dank U wel lieve mensen, dank U welIV. v. AL Dat dateert van vroeger ,toen ik als oudste broer van een nest van zes altijd moest knok ken om broertjes te wreken, die door grotere jongens waren afgetuigd. Vaak leerde ik dan te laat dat broertje de badjingan was. En als ik thuis kwam bette ik mijn builen en schram men en gaf broertje een pak ransel. En morgen riep er iemand: „Jou broertje, hij tolol!" Dan brulde je: „Apa?l Ta' linker jou èmpèr!" (ik geef je een linkse op je vooruitstekende tan den). En dan kwam je soms zelf thuis met een paar losse tiangs in je eigen èmpèr... zo is het leven. Nu nog! En nu zijn we ongemerkt gekomen tot de kern van de zaak: Boeng broer. Als grote broer heb je de plicht op te komen voor je kleine broer. Al is dat nóg zo'n badjing. Al blijft hij een badjing. Maar hij is toch altijd je broertje, ja? Mopper niet. Loop niet weg. Help. Nogmaals: 1. Geef hem een gratis abonnement. 2. Pieker uit en maak een steunfonds voor alle kleine adiks in nood. Wie doet er mee? T. R. GRIJP UW LAATSTE KANS! t 31 maart is de sluitingsdatum, daarna f kost ons nieuwe boekje I T „Je-lah-je-rot" I weer gewoon f 2.50. I I TT Maar wanneer U nu vast uw exemplaar i reserveert en betaalt, krijgt U 10% f korting; dan heeft U voor 2.25, een a kostelijk boekje, waarin zes jaren humor J van TONG-TONG, door de lezers T t ingezonden, werden verzameld. i I T Bestel en betaal NU, de oplage is beperktf

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1963 | | pagina 3