Balang Tamak (II)
door Ch. J. Grader
De streek van Rendang is enkele tientallen
kilometers van de zeekust verwijderd, doch
men is er blijkbaar voor geen klein gerucht
vervaard. Immers hoewel enige der voornaam
ste rivieren van Bali juist hier haar oorsprong
vinden en men dus zou kunnen volstaan met
het makiis aan de oever van één van deze
rivieren te doen plaatshebben, wordt toch op
zijn minst eens per jaar, de tocht naar het
strand aanvaard.
Het uitzonderlijke gedrag, in acht te nemen
door de dragers van de djoli, de palankijn van
Balangtamak, wordt ook gemeld uit het in de
omgeving gelegen Boedjaga en zal ook wel
elders zijn voorgeschreven.
Ofschoon de déwa Balangtamak in het geheel
niet tot de daagse en zich op de voorgrond
schuivende leden der sociëteit van goden be
hoort, is zijn voorkomen toch ook weer niet
zeldzaam. In sommige streken althans komt de
olijke godheid nog al eens om de hoek kijken.
De ene keer is hem een intrinsieke funktie in
het tempelwezen toegewezen; een ander maal
treedt hij op in privé verband, als patroon van
één of meer cliënten.
Zo werd van Balangtamak gehoord in de
streek van Tjoelik en Abang, Oost van de
goenoeng Agoeng; in het Rendangsche op de
Zuidwestelijke voet van de berg; in Kloeng-
koeng in het gebied van Dawan, Bèsan en
Pasinggahan, ten Oosten van de toekad Oenda;
in de kuststreek van het landschap Gijanjar
met Tjeloek als centrum, doch overigens in
een, zij het met hiaten, doorlopend gebied tot
het Oostelijk deel van Badoeng.
Nog is dit niet alles; de Kat Angelino spreekt
van een Bangtamak-tempel midden op de weg,
ergens in het Tabananse en dan komt nog voor
een grote en fraaie pasimpangan, aan onze
god gewijd, op de voornaamste viersprong in
de kota Negara, de landschapshoofdplaats van
Djembrana.
Of deze opsomming volledig is? Wie zal het
zeggen? In ieder geval werd de déwa Balang
tamak dus ontmoet in een gebiedsstrook, die
zich slingert om de goenoeng Agoeng van het
Oosten naar het Zuidwesten ,om dan naar het
Zuiden af te buigen en de kust te volgen tot
nabij de hoofdstad Dènpasar; hier zijn dan nog
twee alleenstaande gevallen een in Tabanan en
een in Djembrana aan toe te voegen.
Meestal zijn de inlichtingen omtrent de rede
nen van het voorkomen van de god, weinig
omvattend. Wanneer hij een funktie in het
tempelwezen vervult, is het „mula kéto"
„van ouds zo geweest"; bestaat zijn vererings-
groep uit particulieren, dan was het de
„pamoeoes batard'ontvangen openbaring, die
er toe noopte juist deze snaak van twijfel
achtig allooi als vertegenwoordiger van belan
gen, in de arm te nemen.
Toch zal blijken, dat Balangtamak zich niet
met alles inlaat en zijn specialisatie heeft. Hij
is geen gewone ngroerah of djero gedé, niet
één van die wachters die er domweg zorg voor
dragen dat niets verkeerds gebeurt; geen pen-
jarikan of administrateur, die in feite routine
werk doet en de beslissing aan bevoegde instan
ties overlaat. Doch laten we de feiten aan het
woord.
Overal wordt de déwa Balangtamak met de
Uilenspiegel-figuur in verband gebracht, daar
is geen twijfel aan. Als grappenmaker is Pan
Balangtamak over geheel Bali bekend en anders
dan met de geschiedenis van Brajoet het geval
is, worden Balangtamakvertellingen door een
ieder gekend.
Balangtamak en Brajoet hebben enkele bijzon
derheden met elkaar gemeen: beiden komen in
de volksletterkunde voor en het is weinig ge
kuist, wat van hem wordt verteld; beiden
spelen een rol in het tempelwezen, Brajoet
nog liefst met incorporatie van het hele gezin,
of juister gezegd, dank zij de vrouw en talrijk
kroost
Toch is Brajoet in genendele een Uilenspiegel
figuur, doch op de overeenkomst met Balang
tamak in godsdienstige structuur komen we
nog terug.
Om op Pan Balangtamak terug te komen: de
meest voorkomende verhalen omtrent deze
Balische Tijl Uilenspiegel werden voor het
Nederlands lezend publiek door de Kat Ange
lino in Koloniaal Tijdschrift 1919 toegankelijk
gemaakt; dezelfde reeks is ook de Balische
schoolgaande jeugd bekend door het leesboekje
van I Ranta. Deze bundels eindigen met de
historie van hoe Balangtamak nog na zijn dood
een aantal lieden bij de neus neemt. In de
eerste plaats zijn dit de gerechtsdienaren, die
hem het doodvonnis wegens belediging van de
vorst betekenen, om het vervolgens te execu
teren. Balangtamak zal middels vergif uit de
weg worden geruimd en wanneer 't tijdstip daar
is, dat de straf aan hem wordt voltrokken,
nuttigt de arme veroordeelde in het bijzijn van
zijn beulen een met een snel werkend middel
geprepareerd gebak, dat niet minder dan in het
verblijf van de vorst zelve, voor dit doel was
toebereid.
Met eigen ogen aanschouwen de afgezanten
des konings, hoe Balangtamak aan zijn einde
komt en het is in de overtuiging hun taak
naar behoren te hebben voltooid, dat zij zich
verwijderen om elders in het dorp zich van de
vermoeienissen van de dag te herstellen.
Balangtamak echter had veel voorzien en zijn
vrouw ingelicht hoe te handelen: zijn wraak
neming op de vorst, zoals hij zich dat had
voorgesteld, mag hem niet ontsnappenZo
kleedt de vrouw hem dan geheel in het wit en
bindt hem een witte hoofddoek om; het is als
gaat Balangtamak zich nog na zijn dood aan
hoogheilige reigieuze handelingen wijden. Ver
volgens doet zij het lichaam in zittende houding
tegen een der spijlen van de balé leunen, de
benen gekruist ,de armen voor de borst ge
vouwen, en de handen in mamoestihouding, dat
is: met de rechtervuist in de linker handpalm
geklampt, de duimen omhoog-wijzend tegen
elkander gelegd zoals het behoort om de toe
stand van religieuze concentratie weer te geven.
Op de doelang, de fraai beschilderde houten
offerschaal daar voor hem, staat alles gereed
wat voor het mawéda het hoog-heilig reciet
van prevelformulieren is benodigd: de bidschel,
de offerlamp, het wijwatervat. Uitgelezen
bloemen en welriekend blad, op voorgeschre
ven wijze tezaam gebonden wachten het mo
ment dat zij tussen de voor het voorhoofd ge
heven handen geklemd, als huldeblijk in de
richting waarin de godheid zich bevindt, zul
len worden vooruitgeworpen, het gonzend rui
sen der geprevelde aanroepingen onderstrepend;
de kekasang, het met goud en zilverdraad door
weven bidkleedje ligt de vrome op de knieën
aan de rugzijde kijkt de kris uit de plooien
van het om de gordel teruggeslagen gewaad:
wie zal op enige afstand bemerken dat een
maiskolf de greep, onlangs verpand voor
schuld, vervangt? Wat is het dat aan de nok
balk hangt, slechts voor hem die onder de
dakrand van de balé zicht bevindt, zichtbaar?
Het is een grote vechthanen-kooi, blauwglan
zend vol van dicht opeen krioelende bijen,
behendig erin over gebracht vanuit de cilinder
vormige korf van lempoetoe, van boomvaren
vezel, die in de morgen nog hoog in de djam-
boe-boom hing.
Wanneer de in uiteenwaaierende spiralen
kringelende wierook door de luchtstroom om
hoog wordt gedreven, zwelt het zoemen tot
een ruisend gonzen aan, als hield in de nabij
heid een ganse priesterschare zich met devote
handelingen onledig.
In de late namiddag verschijnt wederom het
gezantschap des konings; zij hebben nog iets
te doen op het erf en wensen zich nogmaals
van Balangtamak's toestand te overtuigen, al
vorens de terugreis te aanvaarden. Alles ver
loopt zoals de grappenmaker zich had voorge
steld. Nimmer tot dusverre was het gelukt
Balangtamak het onderspit te doen delven en
onbewust er op voorbereid, dat hun een poets
zou worden gebakken, is het gezelschap er
ontvankelijk voor de opzet te doen slagen. In
paniek ijlen de dienaren van de vorst naar hun
heer om hem, wat zij in persoon aanschouw
den: de wederopstanding van Balangtamak, te
melden. De vorst, in toorn ontstoken, wil zijn
geschokt prestige herstellen. Om het volk te
laten zien, dat wat Balangtamak zich kan ver
oorloven, ook hij vermag, nuttigt hij het over
schot van het vergiftigd gebak, dat als stuk
van overtuiging hem wordt getoond. Het re
sultaat is fataal, en schoner dan Balangtamak
zich had kunnen indenken, is de wraak voor
de strafoefening hem aangedaan.
Vast en voor immer is zijn naam gemaakt!
Balangtamak versloeg de vorst, hoe groot, hoe
aldoordringend, moet zijn sekti, zijn magisch
vermogen, wel zijn
Ondertussen vervult zijn vrouw die de laatste
opdrachten van de overledene ten uitvoer legt,
nauwgezet wat haar opgedragen werd. Op het
midden van de houten zitvloer van de balé,
die Balangtamak nog na zijn dood als pawêdan,
als plaats van reciet heeft gediend, plaatst zij
een kist die naar de schijn het lijk bevat. Ba
langtamak heeft het zo gewild: de lijkkist zal
in de balé worden geplaatst; het lichaam
echter worden geborgen in de grote houten
koffer, waarin naar de gewoonte het wil, een
Balisch gezin zijn kostbaarheden wegsluit. Het
weinige dat de vrouw, met het nu en dan eens
fokken van een big en met haar handeltje te
vergaren wist, verbergt zij in de lijkkist, daar
buiten in de balé! De avond valt en volgens
afspraak, begeeft Mén Balangtamak zich naar
de buren, waar zij in haar staat van weduwe de
eerste tijd de nacht zal doorbrengen.
Pan Balangtamak had het goed gezien! Onder
bescherming van de nacht komen dieven, op
zoek naar buit. De reputatie van Balangtamak
doet vermoeden dat hij wel iets nagelaten
heeft. Op de gewone plaats in het slaapvertrek,
de oemah meten, treft men de klerenkist aan.
De zwaarte belooft veel goeds: dit kunnen
niet alleen geweven stoffen zijn! Met veel
moeite wordt de kist naar buiten het erf
gesjouwd, doch telkens wanneer men zich
veilig waant en met openbreken zal beginnen,
worden de rovers gestoord door een door
dringende lijkenlucht, die hen tegemoetslaat.
Ten lange leste zoeken zij hun toevucht op een
tempelerf: hier zullen zich toch geen krengen
bevinden die hen de adem benemen!
Het verloop van zaken laat zich raden: na
nauwelijks het deksel van de kist te hebben
gelicht, blazen de onverlaten overhaast de
aftocht, kist en inhoud midden op het tempel-
erf achterlatend.