ROGIER BOON - ELLEN DERKSEN Ja- G. J. van Lonkhuyzen ]a, dit zijn wij heus, al lijkt het meer op een foto van onze grootouders uit 1900! Geïnspireerd door het stuk van Tjalie. hebben tvtj ons voor een keer letterlijk" ingeleefd in de sjeer van tempo doeloe. En al kijken we hier ook doodernstig (echt zo in de stijl van die ouderwetse foto's!) we hebben ons wel tranen gelachen bij het in scène zetten van het geheel. Rogier had vreselijk veel moeite met het rechthouden van zijn kartonnen snot, die met een stukje plakband vast zat en ik vergat iedere keer dat je in een sarong alleen maar van die schattige, kleine pasjes^ kunt nemen... ELLEN Deze twee namen zijn de laatste maanden regelmatig in Tong-Tong verschenen, hoofdzakelijk rondom de kalender-actie. Maar eigenlijk ook omdat ik zoveel maanden weg was. Periodiek zal de lezer deze twee namen in Tong-Tong vaker tegenkomen. Elke keer als Tjalie op reis is. En (hopelijk véél) later als Tjalie de Grote Reis begint, zullen deze twee namen nog een hele tijd blijven. Hiermee is niet gezegd dat deze twee mij vervangen. Noch dat zij voor het werk van Tong-Tong méér waard zijn dan de andere leden van onze staf. De namen van deze twee jonge mensen in Tong-Tong zijn „een vinger aan de wand": zij symboliseren het streven van onze groep om in dit blad voort te leven voorbij onze tijd. Zij symboliseren de noodzaak om hoe lief het verleden ons ook is vooruit te blijven kijken naar de toekomst waarin onze kinderen leven zullen met behoud en nieuwe nuttige aanwending van de cultuurwaarden die wij hun achterlieten. Het feit dat deze twee jonge mensen hier werken willen en met verba zingwekkende toewijding en ijver voor een belachelijk laag „salaris", hoewel zij haast dagelijks van mensen die het beter weten moeten aanhoren: „Dat is toch een verloren zaak. Schakel over naar een safer job!" geeft mij de overtuging dat ondanks de twijfel van vele ouderen dat „het met die jongelui van tegenwoordig toch niets wordt met Tong- Tong", dat het tóch wél wat worden kan met ze. Het is prettig met jonge mensen samen te wer ken. d^et maakt je vol begrip en ontwikkelt je verantwoordelijkheidsgevoel tegenover ze - en tegenover de volgende generatie. Wat zijn zij arm in vergelijking met ons. Wij hebben een heerlijke jeugd, een om erstoord en vol leven gehad tot de oorlog. Zij zijn „oorlogs kinderen". Ellen was 5 en Rogier 4 toen de oorlog uitbrak. Zij groeiden op letterlijk tussen puinhopen. Puinhopen van een door de oorlog verwoeste wereld en van een verwoeste maat schappij. Niets was er zeker. Kommer, dreiging en doodslag waren er in de plaats van scholen, speeltuinen, gezinsgeluk. En de algehele ont wrichting zette zich voort na de oorlog. Gezin nen braken uiteen, carrières werden verwoest, nationaliteiten gingen verloren. Er was geen één ideaal meer. Hoe kunnen zij geloven in een Geluk, dat wij opbouwden en dat zij ook kunnen opbouwen? Zijn er bouwstenen in puin? Hier bij Tong-Tong, samenwerkend bij een paar nogal rare idealistische ouderen, leerden ze de vreugde smaken van echte mooie goede ouwe sterke bouwstenen op te delven uit het stofpuin. En ze vonden die oude dingen beter en mooier dan al die nieuwbakken bouwstenen, waai deze moderne jachtende wereld zo haastig mee opbouwt. Iedereen ziet ze aan voor zot en ik laat ze heus hun eigen gevecht uitvechten: „Ellen, Rogier, je bent altijd vrij om te gaan. Mis je je vriendjes en clubjes, zoek ze gerust op- Wil je bij Unilever werken, bij Shell, ga gerust je gang". En ze weten dat ik het meen. Maar ze gaan niet. Deels is dat sportiviteit. Geen mensen in moeilijkheden in de steek laten. Ik weet het. Maar dat is al heel wat gewonnen in deze moderne sport, waar de koopprijs het gehalte van een speler bepaalt, niet de clubtrots. Maar deels is het echte warme interesse en een soort verbaasde nieuwsgierigheid naar dat „gekke" leven van ons vroeger. Dit werken boeit en leert. „Hier is een stuk van een oud-resident. Dat moet de helft korter. Ga je gang. Ellen. En jij, Rogier, maak er een tekening bij. Straks klaar. Morgen persklaar vóór de dead-line. Dat is een geweldige toer. Respect hebben voor een oud-resident en tóch moeten schrappen. De quintessence nochtans blijven vasthouden. Een tekening maken uit een wereld die je niet gekend hebt. .Eindeloos modellen zoeken in oude fotoboeken voor het maken van de nieuwe combinatie van figuren. Ze doen het. Week in week uit, maand in maand uit. Het is studie én het is spel. Het boeit vaak dagen lang zestien uren per dag. Het brengt vaak veel teleurstellingen: „Nee Rogier, overmaken, zó'n open jé bestond niet in 1901!" Of: „Nee, Ellen, de passage over de regent mag je juist wèl missen, maar die over de kranie niet!' Uitleggen. Inzien. Overmaken. Dan is daar het vak van de layout-man, de instelling op de drukkerij, het maken van een complete planning met uitgewerkte kostenbe rekening, de risico-berekening en het uitden ken van methoden om risico te bestrijden. Werk waarin ervaren mensen van vijftig jaar en ouder nóg vaak fouten maken. „En geen geintjes hoor! Dat is geld van de Tong-Tong-mensen. Djangan lempar!" Muuuulek, Peh, muuuulek! En dan heb je vaak iets erg mooi gemaakt en er werkelijk de hoogste verwachtingen van gehad. En het is een .flop", zoals de verkoop b.v. van Njai Dasima of De Schoonste Triomf. Waarom doen ze al dat werk als Tong-Tong zelf al meer dan te veel is? Omdat ze weten dat onze oplaag te klein is, zodat er met nevenwerk geld gemaakt moet worden. Daar zijn ze diep van doordrongen. Dus werken ze uit zichzelf aan project na project. Vallen, opstaan. Geslagen worden, de hand geschud krijgen. Dit is Leven. „Gelukkig dat ze nog veel oude wijze mensen hebben om ze te leiden!" Ik hoor het U al zeggen. Maar U kunt onze eigen twistzieke, zelfingenomen, eigenwijze, bekrompen wereld toch? Lees de kranten; volg de politiek; denk aan uw beroerde buurman. Nou?! En daarom wil ik op deze plaats de zeer velen bedanken, die een aardig woord, een aardige geste gehad hebben voor Ellen en Rogier. Aardig? Weet je dat ik bij het lezen van som mige brieven gewoon een heet gevoel achter m'n oren kreeg? Sentimentele ouwe sok. Si Tjalie. Als ik zo tersluiks naar Ellen en Rogier kijk, as ze die soerats ook lezen, zie ik dat ze veel minder getroffen zijn dan ik. Logisch, zoveel teleurstellingen als wij hebben ze in hun leven nog niet gehad om als wij bitter te geloven in het „Ondank is 's-werelds loon" om dan opeens gewoonweg overstuur te raken voor een Man of een Vrouw, die recht naar je toekomt en recht in je gezicht zegt: „Goed gedaan! Hier m'n hand!" Ellen en Rogier vinden het vanzelfsprekend dat een mens eerlijk dankt voor wat hij eerlijk goed vindt. Ze voelen er een bevestiging in van de eigen overtuiging goed gewerkt te heb ben. Natuurlijk „glimmen" ze wel en je ziet een berg moeheid opeens van ze afvallen. Dat is weer mijn troost. Het is ook goed dat dit niet vaak gebeurt, niet een steriele gewoonte bij Tong-Tong. Geen gewoonte-complimentjes alstublieft! In die brieven kan je echt lezen dat de schrijvers (sters) gehandeld hebben in een eerlijke op welling. Zo moet het blijven bij Tong-Tong: eerlijk, eerlijk altijd op de eerste plaats. En wat de kwade brieven betreft ook niet boos. Wij komen uit Indië, waar een goede satee altijd „een beetje baoe asep, baoe aboe" hoorde te zijn. Maar nu weer: Lees in plaats van Ellen en Rogier: uw kinderen. De Volgende Generatie. En U ziet de volle omvang van onze taak: een hele nieuu e Nederlandse generatie tropen- bewust te maken, althans dat deel dat „uitvaar der-van-nature" is en altijd wijder horizons zoeken zal, al sinds de dagen van Van Lin- schoten. Het is een mooi, het is een -kolossaal werk. We hebben een legioen „Nonsens !"- roepers tegenover ons. Daartegenover stellen we maar één eenvoudige leus: „Poekoel te- roes!" En we zullen winnen! T. R. 6

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1963 | | pagina 6