3#
Pascal, mijn filosoof
Hou je aan je woord
In het goede oude Indië hadden we altijd een Achmed, of een Abdul die als
huisjongen fungeerde. Beter zal ik ze nooit krijgen, maar anders is ook wel eens
leuk In Damascus hadden we Louisa, die zich aandiende met de mededeling Je
ravaille comme une vache..." en ze had nog gelijk ook. En toen mijn man werd
overgeplaatst naar New York, hadden we helemaal niets. Wel allerlei machines,
waar ik steeds zenuwachtig van werd, omdat je nooit wijs kon worden uit
knoppen en die vreemde temperaturen in Fahrenheit.
En nu zitten we dan in Leopoldville Repu-
blique du Congo. En als huisbediende hebben
we Pascal Op z'n identiteitskaart staat z n hele
burgerlijke staat, naam: Kasese Pascal, gehuwd,
een kind, wonende in Limete. Iedere morgen
komt hij het erf oprijden van ons huis in Pare
Hembyse. Netjes met een buiging als hij bin
nenrijdt en dan nog eens, als hij binnen is, een
aparte groet: Bonjour madame, bonjour patron.
Dat geeft je zo een deftig gevoel dat Frans
van je bediende. Even later ben ik m de keu
ken om hem te vertellen, wat we zullen eten
En natuurlijk moet je dan even vragen, wat het
laatste nieuws is. Dar krijg je een kort politiek
overzicht. Die minister heeft zus gedecrcteeid
en die minister zo. En tot slot dan steeds de
filosofische opmerking: Die ministers hebben
het best, maar voor ons, het volk, is er niet
veel goeds.
Als je zo de kans hebt om met een MENS te
praten, dan krijgt dat hele probleem van de
onder-ontwikkelde gebieden een ander aspect.
In de krant, of in de rapporten, die mijn man
meebrengt naar huis, is het zo veraf, zo koud
en koel, maar met Pascal is het acuut en dui
delijk Dan komt het hele probleem neer op
eten voor de familie, op het betalen van de
huur, op het kopen van kleren voor de kinde
ren. In New York zijn zulke problemen haast
onoplosbaar, maar met Pascal kun je er iets
aan doen. Ik begrijp niet veel van het probleem
Katanga of van Thsombe en Adoula, maar met
Pascal is het ineens duidelijk. Zo kwam hij van
de week bij mij, vroeg beleefd vergunning om
een belangrijke zaak met mij te bespreken en
stak van wal.
Wij hebben een grote tuin en nu stelde Pascal
voor dat wij hem het achterstuk zouden geven.
Dat stuk zou dan bewerkt worden door zijn
vrouw (een Congolese man werkt principieel
niet op het land), en de zaak zou dan l>ePla"'
worden met katjang. De oogst zou verdeeld
worden, fifty-fifty, en op die manier zouden
we tot een praktische vorm van Technical As
sistance komen. En als je dan dat manneke
ziet staan, dan weet je opeens, dat hi| UUK
een mens is, die op zijn manier de problemen
van het leven op wil lossen. Dat hi) ook zijn
trots heeft, en dat ook hij wil werken voor zi)n
gezin.
Pasral heeft een gans eigen logica. Dat bleek
me van de week weer eens. Na een extra hevige
nachtelijke regenbui was een denneboom ge
sneuveld in onze tuin. Ik vertelde Pascal, dat
hij de boom maar op moest ruimen, en aange
zien hij niets zei, dacht ik dat hij ermee
akkoord ging. Maar 's-middags lag de boom
er nog. In zo'n geval roep ik mijn man te
hulp, want mijn Frans is nog een beetje onrijp.
En Pascal had de volgende verklaring: „Kijk,
patron, U heeft het huis gehuurd met deze
boom op het erf. Als U nu straks weg trekt,
dan zal de eigenaar die boom missen en dan
zal hi, schadevergoeding vragen, dus ik stel
voor dat we hem weer rechttrekken, en kijken
of hij verder wil groeien".
Die logica van de Congolezen is iedere dag
opnieuw een bron van verbazing voor mi).
Als we naar de stad rijden, staan er langs de
weg steeds weer mannen of vrouwen, die het
bekende gebaar met de duim maken. Meestal
houden we dan stil en de lifter rijdt dan een
eindje mee. Tot dat hij zegt: „Wilt U hier
voila... En hij gelooft net zo vast in deze visie
als vrijwel iedere Congolees.
Toch schrijdt de beschaving voorwaarts. Van
morgen gaf ik hem grootmoedig een blikje
melk voor zijn kind. En direct nam hij de hele
hand, die aan deze vinger vast zat. Met het
blikje nog in zijn hand, begon hij een verward
verhaal. Ik begreep, dat het om een kleding
stuk ging, maar kon het niet achterhalen, wat
hij bedoelde. In zo'n geval neem ik mi]n toe
vlucht tot gebaren en voorwerpen. En via die
weg kwam ik er achter, dat zijn liefste wens
bestond in het bezit van een bustehouder voor
„madame" zijnde zijn vrouw. En het heeft me
heel wat moeite gekost, om hem dat uit zijn
hoofd te praten. En toch hou ik van die prak
tische beoefening van Technical Assistance.
F. B.
maar naar links gaan... En als je dan zegt,
dat je helemaal niet naar links moet, dat je
rechtuit wilt gaan en DAAR moet zijn, dan
begint je passagier een stevig dispuut, dat je
hem tot hier hebt meegenomen, en dat je dus
jawel, DUS-verantwoordelijk bent voor het
feit, dat hij op deze plaats is, en je dus-jawel,
DUS-er maar voor moet zorgen, dat hij nu
verder komt in de goede lichting. En zo n
dispuut wordt dan meestal besloten met de
mededeling, dat je, als werker van de Ver
enigde Naties de PI.ICHT hebt om de Congo
en deszelfs bewoners te helpen. Over filosofie
gesproken
Pascal is naast huisjongen ook kok. Nou is dat
niets om over naar huis te schrijven. Hij heeft
zijn opleiding gehad bij een Vlaamse vrijgezel,
voor zover ik uit zijn schaarse mededelingen
begrepen heb, en voornoemde vrijgezel was
een onomwonden vet-aanbidder. En Pascal
zweert bij vette, zware schotels. Vet is voor
hem een teken van sociale standing. Een wer
kelijke HEER eet vet, met wat vet erbij, en het
geheel in vet gebraden. En al mijn moeite om
hem tot meer normale proporties terug te bren
gen, hebben bitter weinig resultaat. Aan de
andere kant is het hem volkomen duidelijk,
dat wij steeds het grootste deel van het eten
laten staan. ,,U bent rijk, en rijke mensen
hebben NOOIT honger, en laten dus hun eten
staan. Wij zijn arm, en hebben steeds honger
en eten dus steeds alles op, en kijken dan uit
naar iets extra's". Dat dat extra van onze tafel
moet komen, is een natuurlijke zaak.
Voor de toenemende onveiligheid en het groei
ende aantal diefstallen heeft hij een eenvou
dige verklaring. „Avant les evenements". dat
wil zeggen in die goede ouwe tijd van Belgische
overheersing, was er nooit sprake van diefstal
of roof. Maar ziet, zodra de Independence zijn
intrede had gedaan, verscheen er in de Congo
een vreemde macht. De O.N.U. (Organisation
des Nations Unies) deed zijn intrede met aller-
hand vreemd gespuis, zoals Tunesiërs. Indiërs
en ander soort rabauwen, soldaten en burgers,
en die snoeshanen hebben nu, met minder
goede elementen van de bevolking een soort
kartel van dievenbenden opgericht en ziedaar,
Heb je dat wel eens gevolgd? Reuze interessant
om te zien, hoe de lui zich de hersens afpijni
gen om tenslotte toch met iets raaks tevoor
schijn te komen. De laatste keer werden er
limericks gevraagd. Godfried Bomans kreeg a s
opgave: Maak een limerick, waarvan de eerste
regel luidt: Er was eens een heertje in Oslo.
De opgave van Albert van der Hoogte luidde.
Er was eens een heer in Katanga. Eeflijk ge
zegd' op zo'n korte termijn had ik me er niet
zo uit kunnen redden als beide heren deden
maar hoe of wat, ik vond het gewrocht toch
niet mooi. Tjoba zo, maar dan als devies:
Hou je aan je petjo!
Er was eens een heertje in Oslo,
Die ging eens een keer in het bos lo-
Pen. Die idioot
Plofte toen in een sloot
Die fen tot sijn nek kedjeblos, lo!
Er was eens een heer in Katanga
Die vrat iedere dag jonge mangga.
Toen zei hij een keer:-
Ik doe het nooit meer;
Ik word nog zo dun als een tjangga.
Ajo, nog meer van zulk iets!
Bij het roedjak maken
Een Indische heer in Zuid laren,
Die zat eens een keer uit te varen.
Hij zei tot zijn vrouw:
Deze suiker is flauw,
Geef mij maar liever goela aren.
Op de strenge winter
Er was eens een ex-sinjo Krembangan,
Die zat naar de lente te verlangen.
Hij zei toen: Adoeh,
Iedereen heef henoeh,
Bij de dak zie ik al ijs pêgêl hangen.
Fruit en boeah-hoeah
Mijn tante Adeetje uit Soeren
Die raakt laatst over d'r toeren.
Al die Hollandse fruit
Hangt mijn keel al deruit;
Ik snak naar zo'n lekkere doeren.
Op het Casino
Nicht Toetie die zat eens in Knokke
Met Hollandse guldens te gokken.
Neef Peng zei: Hou op;
Je bezorgt ons een strop
Maar Toetie zei: Owé dokdokken.
Is het overigens geen idee: wedstrijd „rajerij-
limericks? Met andere talen mag ook:
Da sass einst ein Tuan aus Essen
Sehr ernst an Rijsttafel zu fressen.
Er flog von sein Stuhl
Und der packte sein Schmul:
Bring Wasser! Ich bin kepedessen!'
KOETILANG
10