VMéT*
NESPANDA TOURS
INTRANED
Ben je zestig
Maleise pantoen
Straattypen van Kota Ambon
anno 1935
Kromme riemen
Speciale vakantiereizen naar
Spanje
Canarische Eilanden
Tanqer
t Vraagt prospectus
l v/h HESTA, CRANS CO.
PLEIN 22 - TELEFOON 18 42 50 - DEN HAAG
(Vervolg van pag. 6)
Tong-Tong al van het begin af met zo'n intens
genoegen? Omdat Indië ons mee gevormd heeft
en ons ergens dierbaar is, dierbaarder wordt
nu wij er door Tong-Tong meer van leren
kennen en verstaan dan toen wij er, ons min
of meer afsluitend, zelf woonden.
Ten diepste gaat het Tjalie niet eens om het
Indisch-sadja en zeker niet om tempo-doeloe.
Als hij er zo hardnekkig aan vasthoudt, is het
omdat een mens geen schim, geen ziel alleen
is, maar ook een lijf heeft. Hoe wil men de
waarden die achter het oud-Indische leven
schuilen vasthouden, als men alles wat er
uiterlijk mee verbonden is, wegassimileert?
Integratie is geen assimilatie. De Indisch
Nederlandse families waarmee wij contact heb
ben zijn niet meer Indisch-sadja (eigenlijk zijn
ze het nooit geweest), maar ze zijn niet ver
hollandst. Wij zijn geen Hollander-sadja, hoe
wel het enige uiterlijk Indische aan ons is, dat
we niet een sinaasappel pellen, maar een
djeroek vierendelen. Zonder dat Hollandse
vast te houden, zouden we slechts imitatie zijn.
Daarom richt Tong-Tong zich vooral tot
Indische Nederlanders en tot hen die daarmee
nauw verbonden, zijn. Het Indisch-sadja zal
niettemin steeds verflauwen.
Daar achter echter ligt wat nog wezenlijker is
en dat ons allen aangaat: een open horizon,
blauwe verten vol mogelijkheden, opgeruimde
barrières, human relationship, waartoe Indië
inspireerde. TOTOK-ZESTIGER
Het bovenstaande is een eerlijke poging van
een Totok (alweer jarenlang terug in Holland)
zich. te realiseren wat Indië werkelijk voor hem
heejt betekend. Een Totok die al direct bij
aankomst in Insulinde zich voornam: niet
Indisch worden. Het is maar gedeeltelijk
gelukt. Indië liet hem niet onberoerd; zelfs hij
deed ervaringen op die hem aan het denken
brachten, zijn oer-Hollands-zijn doorbraken.
Ervaringen die hem die typische visie op de
ouderdom gaven, de realisatie dat hij geen
Hollander-sadja meer is, niet meer kan zijn.
Zonder het Hollandse vast te houden zou hij
slechts imitatie zijn, vindt hij. Laat hij het
Indische los, dan is hij ook maar imitatie.
Er is tegenstrijdigheid, een voortdurend inner
lijk conflict die doorschemeren in zijn relaas.
Hoe goed kennen wij zelf dat gevoel! Inder
daad zijn we niet meer Indisch-sadja, we pik
ken wat op van Europa, van Amerika, van
Zuid-Amerika, van Afrika. Juist door die
Indische achtergrond kunnen we dat beter dan
wie ook, het kan ons alleen maar ten goede
komen. Het getuigt van geestkracht en een
serieuze instelling om te proberen het wezen
lijke in zichzelf zo goed mogelijk te onder
kennen. Al komen we er misschien nooit hele
maal uit, het brengt toch uiteindelijk het besef
een kostbare basis te bezitten voor reële moge
lijkheden in een Nieuwe Tijd. Daarom is de
beschouwing van Totok-Zestiger" waardevol
en leerzaam voor ons allen. Rt.
Djenderat Madjilis mati di-Bali,
Berkoeboer ditanah lapang;
Apa diharap pada kami,
Emas tida', bangsa poen koerang.
(Generaal Michiels, op Bali gestorven, is op
het plein begraven, Michielsplein te Padang
Wat verwacht gij wel van mij? Geld bezit
ik niet en van hoge afkomst ben ik ook niet).
ingezonden door L. C. H.
Op een morgen liep ik in de Groote Olifan
tenstraat in de kota Ambon, toen onverwachts
iemand mij op de schouder mepte en in mijn
oor brulde: dag Njo! Ik schrok me rot,
draaide me om, en schrok nog meer. Voor het
eerst werd ik geconfronteerd met Oom Bing.
Stel je voor: een oude Ambonees met verwil
derd uiterlijk, onverzorgde baard, een oud
model soldatenkepi op het hoofd, gehuld in
een oudmodel blauwe soldatenjas en een eens
witte broek. Ik wist van verbouwereerdheid
niets te doen of te zeggen. Gelukkig waren er
een paar schoolkinderen in de buurt, die me
toeriepen: Dat is Oom Bing, meneer. Ik her
stelde me, gaf de man een hand en zei: Dag
Oom Bing. Dat scheen hem tevreden te stellen,
hij draaide zich om en liep verder.
Naderhand hoorde ik, dat Oom Bing violist
was geweest bij de Stafmuziek en om daarbij
te kunnen komen, moest je in één woord ge
weldig wezen. Oom Bing deed ondanks zijn
schrikwekkend voorkomen geen vlieg kwaad.
In de nacht kon het wel eens voorkomen, dat
hij een of andere voorgalerij binnenkwam en
zich prinsheerlijk installeerde op een van de
rotanstoelen. Af en toe kreeg hij het op zijn
heupen en begon midden in de nacht op straat
te brullen. Net zo lang, tot het de van hun
nachtrust beroofden begon te vervelen. Dan
werd de politie erbij gehaald en Oom Bing
werd met een zacht lijntje een straatje verder
gestuurd. Maar daar begon hij van voren af
aan. Net zo lang, tot het de van hun nachtrust
enz. enz. Een collega van me kreeg om twee
uur 's-nachts de schrik van zijn leven. Na een
bridgeavondje liep hij in gedachten verzonken
langs het kerkhof, niet vermoedende, dat Oom
Bing daar de nacht doorbracht. Daar verrees
onverwachts de kop van Oom Bing boven de
kerkhofmuur OEAAAAAA.
Een heel ander type was ,,Jan Hoed", zo ge
noemd omdat hij z'n hoofddeksel met de gekste
dingen tooide. Op Koninginnedag DE
feestdag voor heel Ambon prijkte zijn hoed
met wel twintig vlaggetjes. Iedere morgen was
Jan Hoed te vinden bij het Residentiekantoor.
Daar wachtte hij net zo lang, tot de A. R.
kwam, die hem steevast een stuiver gaf. Dan
ging Jan Hoed tevreden naar huis. V. N. M.
Rotterdam, 10 maart 1965
Zeer geachte Redactie,
Als getrouw en enthousiast lezer van Tong-
Tong heb ik met vreugde uw Lustrumnummer
genoten. U staat mij echter wel toe één aan
merking te maken.
In uw artikel „Tong-Tong Vroeger en... Nu"
noemt U zichzelf „kromme riemen" in verge
lijking met „volwaardiger" bladen.
Ik meen hiertegen bezwaar te moeten aante
kenen. In welk opzicht zouden deze brave
bladen, met hun roerende verhalen en interes
sante artikeltjes over de palingboer Jan Grut
in Sint Jans Gasterveenpolder, volwaardiger
zijn dan U? En om Uzelf kromme riemen te
noemen, gaat echt te ver. Als we zien wat U
gepresteerd heeft, en als we zien op welke
wijze U de sfeer en de geest van dat onvergete
lijke paradijs heeft weten te doen herleven,
dan durf ik te zeggen dat U beter Uzelf kunt
vergelijken met de allerbeste en duurste kwa
liteit buitenboordmotor.
De harten, niet alleen van de Indische Neder
landers, maar ook van de totoks zoals ik die
dat land zijn gaan beschouwen als ons ware
vaderland (hoe aanmatigend dat U misschien
in de oren moge klinken), worden warm als
we de bladzijden van uw tijdschrift bekijken
en doorlezen.
Nee, Redactie, U doet Uzelf wel zeer te kort.
Moge uw inspanning bekroond worden op de
wijze die U zich wenst. Weest ervan over
tuigd dat ons aller beste en oprechte wensen
U vergezellen.
Met de allermeeste hoogachting, uw
F. LETTINGA
(Laatste conrector van de CAS; 1958)
Waarderende reacties als deze hebben wij naar
aanleiding van ons Lustrumnummer meer ont
vangen. Moeten we daar nu mee „geuren?"
Dat is niet onze bedoeling. Ze zijn voor ons
een aansporing en stimulans om steeds meer
ons best te doen. We rechten onze rug om de
kromme riemen recht te maken. Misschien
wórden we straks wel gelijk aan een buiten
boordmotor. Vooral als daarvoor als steeds
de benzine geleverd wordt door U allen.
REDACTIE EN ADMINISTRATIE
18