Dr. N. J. Krom 's-Hertogenbosch, 5 sept. 1883 Leiden, 8 maart 1945 DRINGEND VERZOEK Wilt U zo vriendelijk zijn bij AL uw betalingen per giro op het girostrookje te vermelden waar- voor het bestemd is? Ook al heeft U ons reeds een 1 schriftelijke opgave gedaan. U I bespaart ons hier enorm veel werk J mee. Wij danken U voor uw me- dewerking! ADMINISTRATIE liiiiiiiiiiiiiiiiiiaiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimii Paul Spies 11 Voor de grote Couperus-herden- 11 kingstentoonstelling die in juni 1a.s. in het Gemeente Museum te 11 Den Haag zal worden geopend, 1 heeft Breton de Nijs, als een van 11 de leden van het Voorbereidend 11 Comité, foto's nodig van de Re- 11 H sidentshuizen te Tegal en Pasoe- 11 roean, liefst van omstreeks 1900 (toen Couperus „Stille kracht" 11 schreef) maar uiteraard zullen 11 ook vroegere of latere foto's bij- 11 zonder welkom zijn. H Is er iemand die hem eraan kan 4 helpen? U kunt zich rechtstreeks li tot E. Breton de Nijs (R. Nieu- 11 wenhuys) wenden: Stadionweg 11 I89lx, Amsterdam. Telefoon no. 11 020-71 87 17. - 4 Eerst enige jaren na het overlijden in 1905 van Dr. J. L. A. Brandes, kenner van de Oud- Javaanse letterkunde bij uitnemendheid, die zich bovendien onderscheiden heeft als een archeoloog van grote gaven, kwam zijn opvol ger in 1910 in Indië aan, Dr. N. J. Krom. Zijn eerste en voornaamste taak was de om zetting van de „Oudheidkundige Commissie" in een „Oudheidkundige Dienst" van meer permanente aard en wijder armslag. Op 14 juni 1913 werd de Oudheidkundige Dienst ingesteld en Dr. N. J. Krom was daar van het eerste Hoofd. Ingericht naar het voorbeeld van de „Archaeo logical Survey of India" heeft de Oudheidkun dige Dienst toch nimmer maar ook in de verte dit voorbeeld kunnen benaderen, ook al kreeg deze Dienst geheel als werkterrein het v.m. Ned. Indië, het oudheidkundig onderzoek en de monumentenzorg in hare gehele omvang, en daarnaast alle categoriën van oudheden, zoals praehistorische, Hindoe-Javaanse, Mos limse, Europese en eventueel andere voor zijn rekening. Een enorme taak, gezien het geringe aantal krachten dat hiervoor beschikbaar was en nog is. Meestal was het dan ook het gerin gere dat werkelijk een taak bij deze Dienst mocht vinden. Met dat al hebben Krom en zijn opvolgers werk verricht waarop Neder land en Indonesië beide trots mogen zijn! Krom is slechts tot 1916 in Indië gebleven en werd opgevolgd door Dr. F. D. K. Bosch. Maar door zijn enorme werkkracht en organise rend talent maakte hij het mogelijk de basis te leggen voor de toekomst van de Oudheid kundige Dienst, maar ook voor zijn eigen zo belangrijke publikaties in latere jaren. Daarbij bouwde hij voort op het geen zijn voorganger en anderen reeds gepresteerd hadden. Want in 19071911 was reeds begonnen aan de res tauratie van de Boroboedoer door de Genie- Officier Th. van Erp, die echter nimmer deel heeft uitgemaakt van de Oudheidkundige Commissie of van de Oudheidkundige Dienst. Zijn werkzaamheden ten behoeve van de Boro boedoer, Mendoet, Sewoe, Prambanan en van andere Midden-Javaanse monumenten kan niet genoeg geroemd worden, zoals de ongeëvenaar de foto-series, die hij maakte van Boroboe doer, even weergaloos gereproduceerd in de Boroboedoer-monografie van Krom en hem zelf. Wel een beetje laat werd zijn grote ver dienste, in 1953 geëerd door een Amsterdams ere-doctoraat, waarin zijn vrienden Dr. Ir. J. W. IJzerman en Dr. G. P. Rouffaer hem waren voorgegaan. Heeft Dr. N. J. Krom dus kunnen profiteren van het werk door anderen verricht, niet min der waar is echter dat hij in wetenschappelijk opzicht geheel zelfstandig zijn eigen weg is gegaan. Misschien ligt daardoor zijn grootste verdienste op historisch gebied, daar hij bij zijn onderzoekingen naar de oude Javaanse geschiedenis, zeer opmerkelijke resultaten heeft bereikt. Deze resultaten blijken o.a. uit talloze kleinere publikaties en enige grotere werken. Ili.'llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll In december 1919 volgde zijn benoeming tot buitengewoon Hoogleraar in de oude geschie denis en de archeologie van Nederlands Indië. In 1925 werd hij gewoon Hoogleraar in boven genoemde vakken en in de Koloniale geschie denis te Leiden. De verantwoordelijkheid van Nederland voor de schitterende gedenktekenen die de Hindoe beschaving in de archipel heeft nagelaten, werd hiermee erkend, eveneens dat ze voor wetenschappelijk onderzoek de vruchten zouden afwerpen, die er in zo ruime mate van te verwachten zouden zijn. Maar de betekenis van dit professoraat is toch nog van ruimer strekking. De beschaving, wel ke de Hindoe's op Java gebracht hebben, is die, waaruit de nationaal-Javaanse van het bloei tijdperk ontstaan is, en die in allerlei opzich ten nog heden ten dage doorwerkt. Foto: „Indië Oud en Nieuw". Nasporen van het verleden zal in vele gevallen natuurlijkerwijze leiden tot verklaring van het tegenwoordige. Ook op Java zelf wordt door de Indonesiërs meer en meer begrepen, dat een der meest onmisbare voorwaarden voor een gezonde nationale ontwikkeling is: inzicht in het wezen der Javaanse beschaving, een in zicht dat alleen zuiver te verkrijgen is door uit te gaan van de instellingen en geestelijke stro mingen in de Hindoe-tijd. In intellectuele Indonesische kringen is dan ook reeds voor de souvereiniteit-overdracht de belangstelling voor de oude geschiedenis van hun vaderland her leefd. Het was zeker een daad van wijs beleid, dat toen reeds aan die verhoogde belangstelling werd tegemoetgekomen en de gelegenheid werd geschapen voor onpartijdig wetenschappelijk onderzoek. Beter dan boeken en afbeeldingen dit vermogen zal het levende woord de belang stelling voor de schatten der Hindoe-Javaanse cultuur prikkelen en bevredigen. Wij releveren nog even een paar van de meest bekende werken van Krom. „Aantekeningen op de Nagarakrtagana (1919)". „Archeolo gische beschrijving van de Boroboedoer (1920)", terwijl van Erp de bouwkundige beschrijving op zich nam. Een Engelse be werking zag het licht in 1927. „Inleiding tot de Hindoe-Javaanse Kunst (1923)". „Hindoe- Javaanse Geschiedenis (1926; 2e Druk 1932)". „De levensgeschiedenis van Boeddha op de Boroboedoer (1930)". „Boroboedoer (1930)". „Het Karmawibhangga op de Boro boedoer (1933)". „De G.G. Gustaaf Willem van Imhoff (1941)". Op 8 maart 1945 stierf Krom te Leiden, na het allerbeste te hebben gegeven aan Neder land en Indonesië. Hij was iemand die niet aan de weg timmerde, zeer bescheiden van aard, maar wiens werk niettemin van onnoe melijke waarde is geweest voör Nederland en Indonesië. C. H. Ik weet niet of iedereen het gelezen heeft, maar in „Het Vaderland" van 6 februari j.l. stond een klein berichtje meldend dat de Neder landse amateur-natuurhistoricus Paul Spies, tezamen met zijn tolk door communistische soldaten van de Pathet Lao nabij Loeang Pra- bang was vermoord. Het bericht deed me schrikken. Paul Spies, gewezen directeur van de Javasche Bank (te voren was hij o.a. agent in Pontianak) heb ik persoonlijk goed gekend. Als Hollander naar Indië gekomen om carrière te maken, heeft hij aanstonds de grote bewondering gehad voor land en volk. Het eerst leerde hij Sumatra kennen, waar hij als enthousiast bergbeklimmer o.a. de Sibajak besteeg. De natuur daarboven imponeerde hem dusdanig dat hij er verschil lende verzen schreef, die hij mij ter lezing aanbood. Ik leerde hem later te Soerabaja kennen waar ik in zijn pensionkamer een groot aantal gesteenten en andere voorwerpen als schelpen, etc. moest bewonderen, want in zijn vrije tijd was hij geoloog. Hij kon interessante dingen vertellen van de streken die hij bezocht had en fotografeerde bijna als een vakman. Verschillende geïllustreerde artikelen ver schenen van hem in Nederlandse maand- en weekbladen. Zo o.m. over Flores en de be roemde drie gekleurde kratermeren van de Kelimutu in, ik meen, „Op de Hoogte'. Eens verwachtte ik hem bij ons thuis op de s.fTandjong Modjo waar hij enkele dagen zou doorbrengen. Hij kwam veel later dan afgesproken was. We rekenden al niet meer op hem, toen hij doodgemoedereerd ons voor erf kwam opstappen slechts gekleed in shorts. Even later deed hij ons het interessante relaas van z'n „wandeling" over de Moeria van Pati uit tot aan ons huis in het Koedoese, zonder enige merkbare tekenen te geven van ver moeidheid. Trouwens als hij bergtochten maak te had hij altijd zijn vaste lichte, ietwat hup pelende pas. Nog dezelfde avond vergastte hij ons op een plastische dans op enkele platen van Chopin We hebben elkaar later uit het oog verloren tot de Japanse inval kwam. Bij de bezetting van Pontianak op West-Borneo is Paul Spies gevlucht, eerst door het oerwoud, toen in een kleine prauw over zee. Hij is tenslotte op Java terechtgekomen. En nu na vele jaren dit berichtje in „Het Vaderland". Blijkbaar heeft hij Indonesië niet geheel los kunnen laten, maar is hij zijn drang naar de overweldigende natuur gaan bevredigen in het nabije Malakka en Indo-China. Ruw geweld heeft onverwachts een einde gemaakt naar dit zoeken naar de pracht van de tropen. JAN v. d. SCHALK T

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1963 | | pagina 4