Een huiveringwekkende ontdekking
POEKOEL TEROES NAAR DE 20.000!
Eens per jaar voer van Makassar een groot en vrolijk gezelschap over zee naar
Samalona, het groen-getooide en met hagelwit strand omzoomde eiland buiten de
haven, het dichtstbij gelegen van de rijkbegroeide koraalplaten der Spermonde-
Archipel. Globaal genomen lag het dagelijks badend in een stralende zonneschijn
en in kristalklaar lokkend water. Een pasanggrahan, als enige bebouwing er op,
maakte het geschikt ook voor weekend- of langer-dan-picnic-verblijf.
Voor de jaarlijkse feesttocht erheen werden,
door een barkas gezeuld, twee kanjers van
laadprauwen van de K.P.M. zijdelings aan-
eengesjord, een groot plankier er over heen,
daar een soos-buffet met koele dranken boven
op: alles met vlaggen en papieren slierten
versierd; en een jolige band er bij met piano-,
strijk- en tokkelmuziek; en dan, al varend, maar
dansen, jongens (pruttelend voortgetrokken
door het motorbootje), dansen op het ietwat
wankel plateau,- heila-huplalalangzaam
als een komisch conglomeraat van vermaak
wegdrijvend vanaf het stadsgewoel naar het
lekker plekje in de vrije wereldwijdte op zee:
Samalona
Daar aangekomen was het ,,Ajo! Djempol
Direct zwemmen!' of stoeien en joelen op het
strand; om 12 uur: smullen van ketoepat met
ketan, lemper, nasigoreng en roedjak, of ook
van Hollandse picnic-kost. Daarna een beetje-
luieren in het zilte zoeltje onder het geboom
te...; en dan wéér, o, heerlijk zwemmen, Jö
ja, nou ja, haaien had je er wei; maar alleen
lieve hoor; op zo'n feestdag ongevaarlijke;
maar eh... waag je veiligheidshalve toch liever
niet te ver in het diepe! Of „Kom!, wie gaat
er mee wat voetballen?" ...O, vóór je 't wist.
Herinnert U zich hel
lustrumnummer nog?
Zo goed kunnen we
altijd voor de dag
komen als we 20.000
abonnees hebben.
Dus, ajo! POEKOEL
TEROES!
Voor elke abonnee
die een nieuw jaar
abonnement aan
brengt, of elke abon
nee die zichzelf op
geeft en voor een jaar
betaalt, stellen wij
een ,,Tanda Mata"
beschikbaar.
U heeft een aantrek
kelijke keuze uit:
1 Tong-Tong
lucifers-etui
1 Tong-Tong
briefopener
1 Tong-Tong
sigarettendover
2 Tong-Tong
broches 1 zil
ver,- 1 goud
glans) of
1 Tong-Tong
sleutelring plus
1 dezer broches
(zie foto).
was het uur van vertrek alweer aangebroken.
En dan ging je voldaan, alleen wel erg warm-
gebrand en moe, maar toch wee'- dansend en
lachend en zingend gezamenlijk huis-toe...
over een glinsterend-gloeiende middag-zee...,
dol-gezellig
Voor het eerst van de partij, was ik, volop
genietend, na de lunch en in de siësta van de
„slappelingen", met een stuk of zes kinderen
de lagune ingelopen, die, door een dijk van
koraal-puin omsloten, als met een spiegelglad,
glashelder meer het eiland aan de zuidzijde
afscheidde van de lauwe, lomigdeinende zee.
Soms tot over de knieën waadden we door het
water, waarin onder het oppervlak hier en daar
koraalplukken als verdronken eilandjes op de
zon-overtwinkelende zandbodem lagen. Zo trok
ik met de club jongeluitjes dwars de lagune
door op weg naar de verre rand ervan... Héér
lijk zo door het nat te sjouwen in een oneindi
ge vrijheid en wijdse zonneweelde.Pratend
en lachend over allerhande onbelangrijke din
gen, waren wij al een eind van het eiland af,
toen ik, weer eens omlaag kijkend...: wel alle
machtig! Pas op! Wat ligt daar!?... en waar
achtig daar ook!... en... daar weer! en daar
en daar!; „jongens, pas op! pas op!, kijk!
rondom, daar en daar, tegen al die koraal
groepjes aan, in de schaduw liggen slangen
verscholen! Slangen! Verduiveld!, lui, wel vijf,
zes,... acht!, negen!!..." 't Was werkelijk
ontzettendHoe waren wij daar zo ongemerkt
ineens tussenin gekomen! „Stil staan!, jongens.
Blijven staan! Niet terug.lopen! Daar, achter,
zie ik er óók! We zijn er al enkele voorbij
gegaan. We zitten er midden in! Niet verroeren
nog; geen stroom in het water brengen. Ze
lijken te slapen. Ik moet even denken, hoe we
't best terug kunnen..."
Door al het rood van mijn verbrande body
heen zal ik lijkbleek geleken hebben, vooral
m'n verantwoording voelend voor dat hele stel
kinderen, dat ik meegevraagd hadHoe waren
we in hemelsnaam zonder dat één het gemerkt
had tussen die serpenten terecht gekomen
En dat die slangen stil waren blijven liggen
Ze sliepen blijkbaar in de lauwte van het stil
staande water. Maar als ze wakker werden,
zouden ze aanvallen?...
Doodsbenauwd kon ik gelukkig wel m'n
troepje bedwongen houden om onbeweeglijk
te blijven wachten tot ik een veilige uitweg
gevonden zou hebben... Misschien één voor
één heel langzaam dezelfde weg terug?... De
stakkers stonden ontsteld afwisselend naar mij
en naar de slangen te kijken...
Daar kwam achter ons, van het eiland af, me
vrouw Schol in onze richting door het water
waden. Wacht, zij was biologe; kon misschien
raad geven „Mevrouw Schol, pas op!", riep
ik haar van verre toe, „we staan hier midden
tussen een hele hoeveelheid slangen! Wat
moeten we doen? Komt U niet te dicht bij!"
„Slangen!?" vroeg zij. Het klonk ongelovig.
„Ja", riep ik, „overal hier in het rond zien
wij ze liggen!" „Slangen? Zoveel? Dat begrijp
ik niet", was haar meer geïnteresseerde reactie.
„Ik kom", voegde zij er moedig aan toe. „Komt
U niet te dicht bijwaarschuwde ik, „het
ligt hier vól. We zijn er zelf achter ons enkele
ongemerkt al voorbijgelopen!" Zij naderde
voorzichtiger, in het water rondom kijkend.
„Zijn het wel slangen?", vroeg ze, „gestreepte,
of geblokte?" „Nee", ze ik, „effen donker
groene" „Ach, dan zullen het geen slangen
zijn", wilde zij gerust stellen, maar het be-
angstte me, dat zij zo dapper naderend, het
water eer méér dan minder in beroering bracht.
„O", klonk toen ineens, toen zij op een 30
meter van ons af was gekomen, „nee; ik weet
het al. Hier zie ik er een paar. Nee; dat zijn
geen slangen. Ze liggen doodstil tegen koraal
klompjes aan, hè?" „Ja. Wat zijn het dan?",
vroeg ik hoopvol.
„Wacht maar", zei ze en kwam nu warempel
onbevreesd, vlot door het water plassend, naar
ons toe. „Ik zie ze al", riep ze, „wees maar
niet bang". Nu was zij vlak bij, terwijl geen
enkele slang zich nog bewogen had. „Ik zal
er een pakkenzei ze en stak haar hand in
het water uit naar een hele lange, dikke en
trok hem naar zich toe. Huu!, hoe durfde ze
't! „Kijk", zei ze en bracht hem boven water...
Hé!, wat is dat? Een dunne, slijmige draad
hield zij in haar hand. „Hier heb je 'm". zei
ze lachend; „het zijn een soort zeekomkom
mers. Van binnen zijn ze vrijwel hol, en wat
er nog inzat, heeft deze van schrik uitge
spuugd, toen ik hem aanpakte. Dat braaksel
kan weer tot een volwassen dier uitgroeien,
weet je Ze kunnen geen greintje kwaad doen,
hoor".
Wij waren toch nog te veel van streek, om
echt smakelijk met haar mee te kunnen lachen.
Wat kan een mens soms schrikken!... om...
niets!, schrikken voor „schijn".
Al. A. OOSTWOUD WIJ DEN ES
8