Bijgeloof
De boze geest in de waringin
Wat is eigenlijk bijgeloof? Alles, dat niet past in het hokje van ons denken en ons
eeloof, noemen wij zo gauw bijgeloof. Met welk recht?
Hoe oud is onze aarde? 4500 miljoen jaren? Of slaat het woord uit de Bhagavad
Gita ook niet op de Aarde: „Nimmer was ik niet, noch zal ik ooit ophouden te
zijn".
Het mysterie van het ontwaken van het leven
in de warme zeeën begon meer dan 600 mil
joen jaren geleden. En de geboorte van de
mens? Was het 1 miljoen jaren geleden.
500.000 jaren, 100.000 jaren? Wij weten, dat
100.000 jaren geleden de mens er zo uit gezien
moet hebben, als wij nu zijn.
Pierre Teilhard de Chardin beschri]ft het zo
prachtig in zijn fascinerend boek „Het ver
schijnsel mens": „De mens is onhoorbaar bin
nengetreden. En hij heeft zo onhoorbaar ge
lopen, dat hij de oude wereld in grote aan
tallen' al bedekt van Kaap de Goede Hoop tot
Peking op het ogenblik, dat wij zijn aanwezig
heid beginnen af te lezen uit de onverwoestbare
stenen werktuigen, die hem verraden
Wat weten wij van die verre voorouders Zij
hebben geleefd in een voor ons onvoorstelbare
wereld omringd door dieren, die nu uitgestor
ven zijn, in een grote bekommernis om het
leven te behouden en voort te planten. Zij
maakten de veranderingen mee, die de aarde
onderging, tot zij haar tegenwoordige gedaante
kreeg. Zij zullen ook geluk gekend hebben en
verdriet. Zij zagen dezelfde hemel en dezelfde
aarde, de zon, de maan en de sterren. Misschien
zijn hun belevenissen voor ons bewaard geble-
ven in mythen, sagen, legenden, overleveringen
toverformules, spreuken. Zij zullen ook geboeid
zijn geweest door de steeds terugkerende wisse
lingen van de dag en nacht, de getijden, de
maanfasen, de sterrebeelden aan de hemel. Maar
zij waren nog zo innig vertrouwd met de na
tuur en konden beter doordringen in het mys
terie van de cosmische wetten. Zij verstonden
de roep der vogels en begrepen de betekenis
van de dierengeluiden. De gedragingen en
trekbewegingen der dieren waren aanwijzingen
voor veranderingen in de natuur. Zij moeten
ook de gave gehad hebben, dingen te zien ge
beuren, die op een verre afstand plaats vonden.
Wij hebben deze natuurlijke gave verloren,
maar men ontkent ze tegenwoordig niet meer
en probeert zelfs wetenschappelijk te onder
zoeken, of deze occulte vermogens bestaan.
In die verre tijden kregen de getallen reeds
hun magische betekenis. In het oer-oude China
gaven de meesters met cosmisch inzicht het
rangnummer 1 aan de eenheid van het onna
speurlijke, dat in alles is; 2 aan de aarde,
omdat de aarde zowel geest als stof omvat
(Teilhard de Chardin: de noösfeer en de
biosfeer van de aarde!); 3 aan de hemel, om
dat 3 het getal 2 in zich draagt en de aardc-
het kind van de hemel is. Verder hebben de
oneven getallen betrekking op hemelse zaken
en de even getallen op aardse dingen.
In de Tjöndró Senköló van de oude Javaanse
meesters werd het rangnummer 1 gegeven aan
dat, waarvan slechts de eenheid bestaat: aarde,
lucht, maan; 2 werd gegeven aan dat, waarvan
het tweeledige aanwezig is; 3 aan het vuur;
4 aan het water; 5 aan de wind; 6 aan de zin
tuigen; 7 aan het verhevene; 8 aan de dieren;
9 aan de duisternis; 0 aan het onaantastbare,
de eeuwigheid.
De Kabbala, de geheime Hebreeuwse leer ver
klaart met behulp van letters en getallen de
betekenis van de Pentateuch, de eerste vijf
Boeken van het Oude Testament (YHVH
Jahve. Hij die is, de Eeuwige). Ook in de
Openbaring van Johannes in het Nieuwe Tes
tament staan de mystieke getallen. De oude
Javaanse goeroe's hadden hun pêtangans, het
hulpmiddel, waarmee de Allerhoogste zich
aan het mensdom openbaart en het hulp en
vertroosting schenkt. Er zijn 4 soorten pêtan
gans: de primbons, de tèngèrans, de woekoe s
en de ngelmoe's. De primbons zijn verzame
lingen van gegevens voor de berekeningen van
de goede en slechte uren, dagen en jaren. Zij
verschillen onderling in meerdere of mindere
mate, omdat de ervaringen en waarnemingen
niet altijd dezelfde zijn. Zij bevatten tafels,
waarop de jaren, maanden, dagen en pasarans
en hun neptoe's zijn aangegeven. De neptoe's
zijn de waarden van de jaren, maanden, dagen
en pasarans. Men kan ze nooit afzonderlijk van
elkaar beschouwen. Slechts samengevoegd ge
ven zij een uitkomst.
Zo heb ik geleerd, dat paing over het alge
meen goed is, maar niet bij elke weekdag; pon
is kossong, kan soms echter goed zijn. Wagé
is te vlug, samengevoegd met een bepaalde
dag, kan zij een goede uitkomst brengen.
Kliwon is zeer goed, kan soms toch geen
geluk brengen. Legi is manis, soms sêbêl. De
berekeningen zijn zeer ingewikkeld.
Emilie I. in Tong-Tong no. 9 van 15 novem
ber 1962 heeft het anders doorgekregen.
Ik leerde al deze dingen van mijn Grootmoe
der en mijn moeder en ik heb altijd een grote
rust ondervonden, als ik hun raad opvolgde.
De gebruiken bij vreugde en verdriet verschil
len van elkaar, men moet ze niet verkeerd toe
passen, dat brengt geen heil.
Men mag geen mensen en dieren kwaad doen,
men mag niet spotten. Dat is sial en het kwaad
komt tot je terug, men merkt het zelf misschien
niet, maar het werkt door in de kinderen, de
kindskinderen. Zegt Goethe het ook niet:
„Denn alle Schuld racht sich auf Erden".
Men moet eerbied hebben voor alles, wat een
ander heilig is. Laatdunkende gedachten kun
nen krachten opwekken, die onheil aanbrengen.
Is dit bijgeloof Of zijn het oeroude zedewet-
ten, die geworteld zijn in ervaringen. Ik geloof,
dat het alleen goed kan zijn, als men luistert
naar deze oude raadgevingen. CORRACORRA
De hoofdplaats Tabanan in Zuid-Bali was in
feeststemming. Het Controleurskantoor, dat bij
de grote aardbeving van januari 1917 in elkaar
was gestort, was een paar jaar later door de
B.O.W. weer geheel opnieuw opgebouwd.
Nadat een van de plaatselijke Sjiwa-priesters
het hele gebouw tot in alle hoeken met zijn
wijwater had gereinigd, op Hindoe-Balische
wijze, werd er door het bestuur een groot feest
gegeven voor de bevolking in en voor het kan
toor, o.a. door de opvoering van een Balisch
zang- en dansspel in de avonduren. Laat in de
nacht, toen de vele toeschouwers, meest
Baliërs, naar huis terugkeerden, zagen enkelen
van hen in een grote waringin, die zich boven
het kleine markttempeltje, nabij een der vors
tenverblijven, verhief, een geheimzinnig blauw
achtig lichtje, dat onrustig heen en weer be
woog, naar het scheen.
Dat hoorde ik de volgende morgen van mijn
toekang kebon (tuinman). Toen ik hem vroeg
naar de belevenissen van de feestavond, ver
klaarde hij me, dat hij na afloop in een grote
boog om de waringin heen naar zijn huis was
gegaan, omdat hij bang was geweest voor een
boze geest in de waringin, misschien wel een
z.g. „boeti-boeti", die hij in de vorm van een
flikkerlichtje met enige anderen goed had
gezien. Met een vrolijk gezicht trachtte ik hem
gerust te stellen, wat mij maar half gelukte,
leek het.
Wat was nu het geheim van deze geheimzin
nige boomgeest?
Op de middag van de feestavond had onze
lampenist, van de plaatselijke straatverlichting,
die uit eenvoudige petroleum stormlantaarns
bestond, een „orang strapan" of gestrafte uit de
gevangenis, mij het voorstel gedaan en daarvoor
had hij mijn toestemming gekregen, om bij het
aansteken van de straatlampen er één, overvol
met petroleum gevuld, op te hangen in de wa
ringin, vlak boven de hoofdweg. De grap van
die eenvoudige strapan was dus goed gelukt,
daarvan getuigden de woorden van mijn tuin
man de volgende morgen!
L. C. HEYTING Th. Zn.
tleew samH
i/eehhc,
MEESTE/? tlBT
BEHAWEL DE
PIERETI MET
IMHrHElD, SPAM
De Belait'MA -
BtrALER.SH!
BATAVIA
SALUUT AAN EEN
Batavia de jaren tussen '25 en '40 een
gesloten overweg (natuurlijk) een lange file
auto's. Allemaal normaal. Totdat zich om één
der stilstaande auto's een grote kring nonton
ners vormt. Het is een ouderwets bakbeest,
vierkant, hoog op de wielen. Er zit, vorstelijk
rechtop, ver uittorenend boven 't portier een
heer aan het stuur, met de jas toetoep span
over zijn enorme gestalte, een stroohoed a la
Maurice op. Allemaal ook al niet al te abnor
maal. Maar toch draait iedereen zich om, om
goed te kunnen kijken, katjongs komen aanren
nen. Er wordt gewezen, gespeld en... gelachen
Want deze auto is één rijdend protest, één
rollend ingezonden stuk, volbeplakt als hij daar
staat, met leuzen anti (hondenbelasting b.v.)
of pro (belastingverlaging).
Het opwindende is ook nog, dat er geregeld
op
bak
de
DIKKE DON QUICHOTTE
nieuw programma van slogans verschijnt
de ruiten, portieren, motorkap of achter-
zodat deze ambulante politieke barometer
aandacht blijft trekken.
Tot onverholen dédain van deszelfs eigenaar,
edoch tot peilloze schaamte van zijn dochters,
die liever helemaal naar Bidara Tjina, naar
huis lopen, dan in de leuze-kar gezien te
worden.
Hoewel iedereen weet dat dit alles „geen
barst helpt", brengt iedereen, diep in zijn hart,
toch een bewonderend, ja zelfs jaloers, saluut
aan deze strijdende individualist.
En als alle vaders van alle vriendinnen al lang
vergeten zijn, dan blijft de dankbare herin
nering en erkenning voor de vader van...
Wies van Maarseveen
TA WON G1RANG (Zeist)
13