Een vreemde geschiedenis
We weten het wel, de Westerse wereld gelooft niet aan spoken en geesten. Toch
heb ik op dit gebied in Indië vreemde dingen meegemaakt, hoewel ik als nuchter
mens en als katholiek daar ook geen geloof aan mag hechten. Hieronder dan zo'n
vreemde geschiedenis.
Mijn broer werkte als planter op de onder
neming Kalimas bij Semarang. Zijn onderafde
ling waar hij woonde heette Trisobo. Hij
woonde in een groot oud-administrateurshuis
met dikke muren. De voorgalerij was open en
daalde met treden in de voortuin af.
Er stond een gezellig rotan zitje waarboven een
eveneens gezellige petroleumlamp. Door de
voordeur kwam men in een ruime hal, die het
huis in twee delen verdeelde. Aan weerszijden
van deze hal lagen links en rechts elk twee
grote kamers. De eerste kamers links werden
respectievelijk gebruikt als slaapkamer (er was
een ingebouwde brandkast) en als eetkamer.
De kamers rechts stonden beiden leeg (mijn
broer was vrijgezel en had dus niet zoveel
meubels). Van de ene rechtse kamer was de
vloer opgebroken. Van de ene kamer kwam
men door een poortje naar de andere kamer.
Aan de achterkant van het huis stond een oud
stilstaand koffiefabriekje en koffiebaggerma-
chine. De voor- en achterdeur van de hal
waren de enige toegangen tot het huis en
werden 's-avonds afgegrendeld met een lange
stevige palang pintoe.
Toen mijn andere broer en ik daar voor het
eerst met vakantie kwamen logeren, zei mijn
broer planter: „Jullie komen w(el hier, maar
ik moet jullie wel zeggen, dat het hier spookt.
Mijn bed wordt n.l. 's-nachts altijd heen en
weer geschud, maar ik ben niet bang hoor".
En ach, wij sloegen niet zoveel acht op die
woorden. De natuur was er zo mooi, de koffie-
bossen heerlijk, mijn broer kon goed schieten
en we gingen met hem mee, als hij moest
keliling door de kebon, waarbij hij vaak een
aap of walang kopo schoot (vliegende kat-
hond). Ik heb het ondernemingsleven door
het primitieve ervan altijd heerlijk gevonden.
Mijn broer had geen bedienden, zijn eten be
stelde hij bij de wedono en het werd hem ge
bracht door een oude man, die precies op een
Scheveningse visser leek, maar dan in het
bruin, compleet met baard, maar zonder zuid
wester. Wij noemden hem ook altijd de Sche
veningse visser.
Op een avond toen we zo gezellig onder de
petroleumlamp bij elkaar zaten met zijn drieën,
omong omong over alles en nog wat (de ach
terdeur was gesloten met de palang pinto) en
behalve wij drieën, er niemand in huis was,
sprong plotseling de hond van mijn broer, die
aan onze voeten lag, met een hevig geblaf op
en rende de hal binnen, waarvan dus de voor
deur aan onze kant, nog openstond. Maar even
later kwam hij terug grommend met zijn haren
steil overeind. Wij keken elkaar aan en vroe
gen: „waar blaft die hond tegen?" En weer
schoot de hond de hal binnen en weer kwam
hij even later grommend met steil overeind
staande haren terug. Dat herhaalde zich zo
vijf keer. Mijn broer stond op, liep in de
donkere hal en keek erin, er was niets en
niemand te zien, trouwens, wie kon er zijn?
Wij waren de enige stervelingen thuis. En
wij vroegen steeds: „waar blaft die hond toch
tegen". Bij het ten laatste „koest koest, liggen"
bleef de hond eindelijk verder bij ons, hij
trilde echter over zijn hele lichaam. En wij
kregen er ook kippevel van. En hoe griezelig
wij het ook vonden, uiteindelijk moesten wij
toch ons bed opzoeken en kropen er met zijn
drieën in, en grendelden de deur goed dicht.
We gingen toen verder zonder avonturen een
paar dagen later weer naar Semarang, naar
huis terug. Mijn broer planter werd even later
overgeplaatst naar een afdeling bij de besaren
(administrateurswoning) aan de grote weg
naar Bodja. En in zijn (spook)huis kwam een
pas uit Holland gearriveerde jonge planter,
die mijn broers plaats op die afdeling moest
innemen. Hij richtte de bij mijn broer leeg
staande hal gezellig in als huiskamer, rotan
zitje, dito tapijtje, schemerlamp, wandkleed,
theetafel met kopjes, foto's enfin echt gezellig.
De theetafel plaatste hij naast de deur van de
kamer met de opgebroken vloer.
Deze jongeman kwam elke zaterdag een af
zakkertje maken naar Semarang, naar ons toe
en bleef dan tot zondagmiddag. Hij woonde
enige weken in het bovenbesproken huis, toen
hij op een zaterdag weer bij ons kwam en het
volgende vertelde: „Stel je voor, ik zat daar te
lezen in mijn hal huiskamer, toen ik plotseling
een kopje op de theetafel hoorde rinkelen. Ik
schonk er eerst geen aandacht aan, maar het
geluid bleef. Ik dacht „nou ja, dat's een tjitjak,
die van de suiker snoept" en ik stond op en
ging naar de theetafel. Het rinkelen hield op,
er was echter geen (wegsnellende) tjitjak te
zien. En ik ging weer zitten lezen. Na een
poosje begon het kopje weer te rinkelen, dit
maal harder, ik hoorde het weer even aan,
maar omdat het geluid mij hinderde bij het
lezen, stond ik weer op, tilde het kopje op;
er was weer niets te zien. Ik ging weer zitten,
en probeerde verder te lezen, maar even later
begon het kopje opnieuw te rinkelen. Nog
maals ging ik erheen, tilde nogmaals het kopje
op, weer niets. En nu bleef ik bij de theetafel
staan. Een paar ogenblikken gebeurde er niets,
maar toen begon het kopje voor mijn ogen
heen en weer te gaan, te dansen. Mij werd het
langzamerhand zonderling te moede, ik wist
niet wat ik er van denken moest, en besloot
maar naar bed te gaan. Maar hoe verklaren
jullie het, wat zeggen jullie ervan?"
Een kennis van ons, een Indische dame, die
het verhaal medeN aangehoord had, zeide:
„Weet U wat U moet doen, meneer? U moet
die tafel verzetten, ik bedoel op een andere
plaats zetten. Barangkali djalanan setan itoe"
(misschien is dat de weg van een geest). Het
tafeltje staat in de weg, het hindert hem.
t „Aruba Calling Brasil..." f
I „Aruba calling Brasil...!" Opge-
i let Tong-Tong lezers in SAO f
t PAOLODr. J. H. Ch. Hilgers, I
t voorzitter van de Indische Club I
Aruba, vertrekt binnenkort met t
j de Ned. Antilliaanse schermploeg t
T naar de Pan-Amerikaanse Spelen I
t in Sao Paolo. Hij wil graag ken- I
nis met U maken en vriend- T
I schapsbanden aanknopen. U kunt T
hem bereiken van 25 april tot 5 f
t mei a.s. in de verblijfplaats van
de Ned. Antilliaanse schermploeg I
t aldaar. Maak contact! Er zullen t
I prettige en nuttige relaties uit f
t voortvloeien. Dit is Tong-Tong J
t International op zijn best! Rt.
Waarop de jongeman in een schaterlach uit
barstte en zei: „Nee hoor, ik ben een Euro
peaan en een nuchter mens, ik geloof niet aan
spoken of geesten, en ik ga heus niet voor
een geest opzij". Hij wilde van geen raad meer
weten en daar bleef het bij.
Een paar weken later werd hij doodziek uit
zijn huis gedragen en lag maandenlang in het
Juliana ziekenhuis in Semarang. De doktoren
stonden voor een raadsel en wisten niet wat
hij mankeerde, geen malaria, geen typhus, geen
influenza, het was raadselachtig.
„Zie je wel, die sabet", zei diezelfde Indische
dame, die ervan hoorde. „Had hij maar mijn
raad opgevolgd".
Toen de jongeman eindelijk weer beter was,
toog hij naar de administrateur van de onder
neming en zei tot hem: „Ik ga niet meer in dat
huis wonen. Geef mij een andere afdeling,
maar ik ga niet meer naar dat huis terug.
Desnoods ontslaat U mij, maar ik ga er niet
meer terug".
De baas heeft hem toen een andere afdeling
gegeven, er was geen stenen woning te vinden,
maar hij nam genoegen met een gewoon kam
ponghuisje aan de grote weg, liever dan terug
te keren naar dat grote stenen huis.
Dat is dan de vreemde geschiedenis. Wie kan
hier tekst en uitleg geven?
F. RETEL HELMRJCH
Even heimwee, mag wel ja? Dat krijgt een ieder wel eens bij het bekijken van oude joto's
Weetje nog wel die pondok van oom Tjoh en tante Wiwi in de bergen waar je de vakantie
mocht doorbrengen? 's-Middags niet slapen, maar spelen onder de kolong van het huis. „Ssst,
stilletjes tdh, als oom jou hoort..."
De kippen hielden ons gezelschap, hevig tjakarrend of ze baadden in het zand en ach soedah
met te lang maar.
19