De begrijpende lezers van Tong-Tong
Open brief aan Twijfelaars en
Vastbeslotenen.
Ernstig lezen tot de laatste letter
s.v.p.!
Denk aan de LUSTRUM FUIF
op 27 april in de
HAAGSE DIERENTUIN
Indischgasten met een vuile lei
„In de laatste tijd staan er weer veel artikelen in de kranten over jou en Tong-Tong. En wat door
jullie direct en indirect gedaan wordt. Het klinkt allemaal geweldig. Niet dat ik je wantrouw,
maar ik blijf bezorgd. Als alles nu eens instortOver jou en Tong-Tong gaan de meest tegenstrij
dige geruchten rond. Ook over Atabal. Dat weet je zelf. Wat tnoelen wij toch geloven?
P. A. Sur arts
Beste „Paatje". Ik zal je brief hier in het
openbaar beantwoorden omdat je vraag in
zekere zin karakteristiek is voor heel veel wat
buiten de lezerskring van Tong-Tong gedacht
wordt en in Tong-Tong-kringen voor velen
nog een twistpunt schijnt te zijn. Let op.
We hebben in de Indische groep te maken
met drie categorieën mensen:
1. Die geheel onverschillig is voor het Tong-
Tong-streven en (terecht of niet terecht)
een andere weg gaat.
2. Die op een kleine manier „gestoken" wor
den door afgunst en wantrouwen en steeds
„kritiek' hebben -of nergens wat van
begrijpen en ook geen moeite doen óm wat
te begrijpen.
3. De groep van begrijpers en „vertrouwers".
Met de categorieën 1 en 2 schieten wij niet op.
Soedah dan maar. Wel blijven zij soms in min
dere of meerdere mate stremmend werken voor
onze vooruitgang door een soort van anti-pro-
paganda of het voortdurend zaaien van twijfel.
Daar zitten b.v. de mensen bij die aan bridge-
of tjeplèktafels verkondigen dat er bij T.T. dom
met geld wordt omgesprongen en natuurlijk
(ondanks zelfs vriendelijke invitaties ertoe)
niet onderzoeken (of door ondeskundigheid
niet in staat zijn te onderzoeken) wat daar van
waar is. En mensen die zeggen dat Tjalie er
alleen maar op uit is om rijk te worden en
„gaat over lijken". Een typisch Indische kleine
boeng-kwaal van de kleinen van geest: sukses-
volle zakenlieden bij elk ander volk en elke
andere volksgroep zijn „djempol", maar een
Indo (of Indonesiër) die hetzelfde doet, is
alleen maar een schurk. Je begrijpt dat argu
menteren met zulke mensen niets helpt.
De derde categorie is de belangrijkste en de
beste. Goddank bestaat verreweg het grootste
deel van de lezerskring van Tong-Tong daar
uit. Uit hen is dus ook „gerecruteerd" de
groep van aandeelhouders van de N.V. Tong-
Tong (een zéér belangrijke stap vooruit van
het eens zo onaanzienlijke blaadje wie
beséft dat?). Er is nog een pakket aandelen
,.in portefeuille" voor nieuwe liefhebbers
daarvoor zullen binnenkort wel vanzelf aan
vragen binnenkomen).
Uit deze groep van aandeelhouders is gekozen
de Raad van Commissarissen en let nu eens
goed op, wie daar in zitten. Op de eerste plaats
een vrouw, en initiatiefneemster uit onze
lezerskring voor de N.V., mevr. X. E. de
Kock-Birsak, vele jaren directie-secretaresse
van de N.V. Indola, die de enorme groei van
deze maatschappij in korte tijd mede mogelijk
heeft gemaakt; haar echtgenoot Jhr. F. f. de
Koek. ex-bestuursambtenaar en gewezen direc
teur van de N.V. Flatgebouw Plan Zuid in
Rotterdam. H. Lamster, met jarenlange erva
ring in het bankwezen en voormalig agent van
de Ned. Handel Mij. N.V. in Oost Azië,
K.D. Mahieu. Indisch (en nu Nederlands)
ambtenaar, man-van-cijfers, eenvoudig, integer,
gedetermineerd. En „last but not least" de heer
H. v. d. Laan, ex-president van de Factorij
der Ned. Handel Mij. in Indonesië, nu nog
steeds commissaris en adviseur van vele pro
minente concerns, een man van zó grote ver
dienste en kwaliteiten, dat we trots maar ook
getroffen zijn om zijn bereidheid ook de kleine
Tong-Tong te willen dienen.
En let nu weer goed op. Dit doet de heer
v. d. Laan op de secure, solide manier van een
man die naam te verliezen heeft: door grondige
bestudering van de balansen, financiële over
zichten en begrotingen van Tong-Tong, die
zijn handtekening niet zette dan na een gron
dige bestudering van de ontwerpbegroting
voor het eerste bedrijfsjaar. Post voor post, in
werk van uur na uur, gebruik makende van de
langdurige en brede ervaring van een Bank
man, die voor de meest uiteenlopende onder
nemingen bankcredieten heeft moeten onder
zoeken en goedkeuren. Pekerdjaiin istimewa.
Wij kunnen misschien Tjoh en Tjalie om de
tuin leiden met valse gegevens, maar deze
Raad van Commissarissen niet.
Ik hoop dat verder goed begrepen wordt
althans aangevoeld dat wij aan onze aan
deelhouders en deze Raad (die de belangen
van de aandeelhouders beschermt) enorm veel
verplicht zijn. Mócht het waar zijn, dat er tot
nog toe door Tjalie sendiri zo'n beetje met de
pet naar gegooid is, dat is dan sinds de N.V.
bestaat niet meer mogelijk. Méér dan dat: wij
zullen een straffer houding aannemen tegen
over de mensen, die er nog steeds op uit zijn
door twijfel en „kritiek" het belang van Tong-
Tong te schaden.
We beseffen heel goed dat werk van Tong-
Tong werken is met veel onkundigheid en
onbegrip in onze sympathisantenkring. Dat we
erg veel geduldig moeten uitleggen en verkla
ren. Het valt werkelijk niet mee. Er zijn veel
mensen die ons vragen: „Als ik nu een aandeel
koop, Tjalie, berapa oentoeng-nja habis boelan?
Direct weer dat uitgestoken handjeAls ik nu
een peloh-mangga in de grond stop, Tjalie,
ada berapa mangga habis boelan? Dan moet
er alweer geduldig uitgelegd worden, dat dat
natuurlijk niet gaat. Alleen maar éclatant
sukses kan na een eerste jaar al dividenden
opleveren. We zijn pas begonnen!
Ja maar als ik aandelen koop van Philips of
AKU... Ja itoe! Maar zo'n aandeel van hon
derd pop kost U ook vier honderd, vijf hon
derd, negen honderd gulden. Ait! Koerang
adjar! En ook daar is de waardevastheid niet
solide. Zo'n aandeel, kan best de volgende
week al honderd punten zakken „Ioegie-
loegie banjak!" Enz. enz.
Voelt U wel hoe moeilijk en tijdrovend argu
menteren is als er geen kennis van zaken is?
Maar als er dan geen kennis van zaken is of
vertrouwen opgebracht wordt, waarom kletst
men dan zoveel? Hier bij Tong-Tong is een
uitstekende kans voor de Indische groep om
onder uitstekende leiding vér te komen. Maar
dan moeten ook zulke brieven (en veel „boe-
soeke" meningen daarachter) uitblijven. Dit is
géén „veeg uit de pan" voor Paatje Swarts,
dat weet hij zelf ook wel. Dit is in feite ook
de laatste keer dat wij openbaar op „kritiek"
op ons beleid ingaan.
De enig goede manier om van Tong-Tong een
Werk te maken dat ons nog vele decennia
overleven zal en de goede reputatie van de
Indische groep definitief zal vestigen is: „Meer
water, meer mest, meer zorg voor ons jonge
Tong-Tong-boompje!" Dus een kort briefje
aan onze directie: „Ik reserveer 50.voor
1 aandeel voor aandelen) voor
onze N.V. voor de eerstvolgende emissie".
Handtekening en adres. Kort-krachtig. Poekoel
teroes! TJALIE RÖBINSON
yllllllllllii:illllllllllllll!l!lllll!l!llllllll!llll!lllllll!lllll!lll!llllllllllllll<lllll!!lllilllllll!lllllllllllll[lli:!:!:l!l!lllll
iiiii!iiii[i[iiiiiiuiiiiliiiiB|]N]iiiii!ii!iiiiiiiiiiiiii:iiiti[iiiiitiii]iiiiiiiiitiiiiJ
„De keus van Buitenlandse Zaken is op drs.
Barkman gevallen... Hij begint met een „schone
lei"kent Indonesië niet, is er nooit geweest
en heeft geen koloniaalverleden. In zijn
studententijd ontwikkelde hij in samenwerking
met Indonesische studievrienden gedach
ten
Fragmenten uit krantenbericht
In al zijn glibberige algemeenheid is de in dit
bericht uitgesproken opinie typerend voor de
talloze ervaringen van de Indischgast (en
Tong-Tong) gedurende de afgelopen jaren
en zeker nog vele jaren die nog komen zullen.
Drie honderd duizend Indische Nederlanders
hebben min of meer een vuile lei, een koloniaal
verleden. Als je bij de Indonesiërs goed wil
liggen, moet je natuurlijk mensen hebben met
een schone lei, en waarvan b.v. bekend staat
dat ze als studentje goede vriendjes waren met
Indonesische studenten. De bekende „cold
shoulder" nog steeds van de studentenwereld
voor wat er omgaat in de Tong-Tong samen
leving. „Wij weten het zo goed uit de boek
jes en wij beginnen „schoon". Stand back,
you coolie-beatersZeg het toch direct en
hard, zoals je het gewoonlijk „met een knippie
op de deur" doet. Maar al dit laffe handige
ontwijken, net doen of je niets ziet, „Oost-
Indisch doof zijn", neerbuigend vriendelijk
praten over „heimwee" t.a.v. de Indische groep
is gewoonweg stuitend hypokritisch.
Als de „schone-lei-en-koloniaal-verleden"-theo-
rie wérkelijk juist is, vragen wij ons in stomme
verwondering af, wat een soep-verhouding er
dan wél vóór de oorlog geweest moet zijn
tussen Nederland en Indië. Want het regerings
beleid werd van hier uit gevoerd wij leefden
daar alleen maar „op last". Eén van de
tweeën: wij deden het goed en dan is de regel
matig betuigde lof voor aan den lande bewezen
diensten eerlijk verdiend, óf wij deden daar
eigenwijs en brutaal wat we zelf deden tégen
de wil van Nederland in. En dan zijn we dood
gewoon een bende insurgenten geweest en
was op zijn minst de lintjesregen een jaarlijks
schandaal. Wat is er nou waar? In het andere
geval is deze continue houding van „schone
lei" contra „koloniaal verleden" een schandaal.
On-christelijk, schaamteloos immoreel: „Eens
een dief, altijd een dief!" Dit grinnikend
handen in onschuld wassen in het openbaar is
ronduit een smet op het mooiste Nederlandse
denken.
O, loopt het zo'n vaart niet W)eet men alleen
niet wie men uit de besten van de ervarendsten
uit Indië kiezen moet, omdat men ze zo slecht
kent? Dan had men niet vijftien jaren lang
moeten zeuren over „vergeten" en „assimile
ren". Dan had men met wijs staatsmansbeleid
vérder moeten kijken dan zijn neus lang was
in plaats van kinderachtig en kleinburgerlijk
eerst jaren lang schelden en schreeuwen over
die gemene Indonesiërs en nu zoetsappig met
schone handjes komen aanlopen.
Of kan men moeilijk keuze doen uit de in de
binnenlandse partijpolitiek ongeschoolde In
dischgasten om een keuze aanvaardbaar te
maken voor de Partijen? Maar waarom wordt
er dan geleuterd over koloniaal verleden? Wat
een onsmakelijk geglibber!
We denken misschien helemaal „uit de toon".
We zijn misschien alweer „sentimenteel" en
„ouwerwets", als we onder zulke omstandig
heden denken aan het Oranjehuis, dat in al
dat politiek gezigzag maar souverein moet
(Vervolg op pag. 24)