Dionche, Maitre Byoutier Postzegel voor antwoord Willen zij, die ons schrijven en hierop een antwoord verwachten, hiervoor een postzegel insluiten? Met dank voor uw medewerking Administratie en Redactie Legendarische stenen De sienen ie Baioeioelis Dat is altijd hetzelfde. Als je in een vreemd land bent, dan wil je bijzondere dingen kopen. Indertijd, toen we in Damascus woonden, was dat makkelijk. Tapijten, koperwerk, filigrain- werk in goud en zilver, je hoefde naar naar de Soukh te gaan, die grote markt, en je had de mooiste dingen, te kust en te keur. Als ik daar nog aan denk, die Soukh El Hamadiah, De Markt der Schone Vrouwen, waar iedere winkel een paradijs was van damast, of fijn-bewerkte slofjes. Waar je een aparte straat had voor parfums. In zo'n reuk winkeltje werd door de eigenaar een apart parfum „geconstrueerd", speciaal voor JOU, iets wat bij je haar en je ogen moest passen, waar uren over gepraat werd, compleet met een kopje koffie en een waterpijp voor meneer, die ook zijn woordje mee moest zeggen in deze allerbelangrijkste kwestie. «3 Hier in Leopoldville is dat allemaal anders. Er is hier niet veel. Natuurlijk kun je naar de Place Brouquere gaan. In het centrum van de stad, opzij van Boulevard Albert, is iedere middag een klein pleintje bezet met kooplui, die er van alles verkopen. Ivoor, leerwerk, bonte mutsen of papegaaien. Soms ook een slecht gelooide huid. Maar dat is iets voor de vreemdelingen. En eigenlijk wilde ik iets heb ben, wat nu eens echt mooi moest zijn. Van een kennis hoorden we, dat er in de Cite, dat is hier de inheemse wijk, een Senegalees woonde, die mooie zilveren en gouden sieraden maakte. Op een zondag zijn we er heen gegaan, onder geleide van een Duitse dame, die al een jaar of tien in Leo woont. Die heeft ons ook ingelicht over de achtergrond van Dionghe. Wel enigszins ongewoon voor onze begrippen. Hij is de trotse echtgenoot van zeven vrouwen, die hem, zo voor en na, een vijftigtal kinderen hebben geschonken. Men moet namelijk weten, dat kinderen hebben voor een Congolese vrouw het hoogste ideaal is. En voor de man zit daar weer een hele serie huwelijksgebruiken aan vast, zoals de bruidschat, die betaald moet worden bij het huwelijk van een dochter, door de toekomstige echtgenoot of diens familie. Maar dat is een hoofdstuk apart. We togen dan via Boulevard Baudouin naar de inheemse stad. Even over de spoorlijn draaiden we een zijweg in en waren meteen in een andere wereld. Links en rechts kleine huizen met daartussen een winkeltje of natuurlijk een Bar. Het is namelijk heel gewoon, om ergens in een dorp tussen wat armoedige huizen een grote bar aan te treffen. Zo'n gelegenheid heet nooit café, of restaurant, maar steeds Bar. En het is een bar, waar voor 98% het befaamde Primus bier wordt geschon ken. Links van de weg zagen we opeens een levens- groot bord. „Dionghe, Maitre Byoutier". Een groot huis waar aldoor mensen in en uit lie pen, en een gekrioel van kinderen, groot en klein, voor het huis en binnen. Opzij een paar wasbakken, waar een respectabele hoop was goed op een grote beurt lag te wachten. Bij de deur een paar jonge vrouwen met het onaf scheidelijke kindje in een lap op hun rug. We gingen de binnenplaats over, naar het achterhuisje, en daar zat Dionghe. Een pik zwarte Senegalees, met lange bournous en ronde muts. Hij nodigde ons uit te gaan zitten. We keken eens rond en het viel ons op, dat de kamer er smetteloos uitzag. Dat valt je op, omdat zoiets in de Congo toch nog wel een uitzondering is. Aan de muren in het rond een oneindig aantal portretten, waarop steeds weer onze Dionghe met steeds weer een andere groep, andere vrouw, andere kinderen. En met enige verbazing zagen we, dat ook de complete koninklijke familie van België, vanaf koning Leopold I tot en met Boudewijn, vertegen woordigd was. De baas maakte een heldere indruk en vroeg in onberispelijk Frans wat hij voor ons kon doen. Op ons verzoek om wat sieraden te mogen zien, deed hij een doek van een kistje af, wat op tafel stond en haalde nonchalant een handvol ringen eruit. Maar wat voor ringen.Zwaar, roodachtig goud en prachtig bewerkt. Hetzelfde filigrain werk, wat we al in Damascus en in Pakistan en in Padang of Menado hadden gezien. Dat is een oud, Arabisch motief en je vindt het steeds weer terug. Op onze vraag zei hij dan ook, dat de ringen gemaakt waren naar oude Ara bische modellen, die weer gebaseerd waren op kruisvaarders helmen. En inderdaad, je kon het grondpatroon van een helm of kroon er in terugvinden, compleet met de kleppen, die indertijd als oorbeschermers dienden. Op ons verzoek haalde hij nog een paar prachtige zware armbanden tevoorschijn en als pronkstuk van de veizameling een halssnoer, steeds weer van hetzelfde filigrain-werk. Wij informeerden eens naar de prijs, en hij wilde wel afstand doen van zo'n ring voor 10.000 Congolese francs. Even rekenen... Voor een dollar krijg je zowat 220 van die francs, dus zo'n ring komt op een 45. Niet voor niets, maar toen we hem eens lieten wegen bleek het pronk stuk ruim 24 gram te wegen, en dat inheemse werk is meestal 22 karaats, dus je hebt je waarde wel. Wij maakten maar gebruik van het feit, dat mijn man in een uitzonderlijk goede bui was en kochten twee prachtstukken, een voor mij en een voor mijn vriendin. Nu nog even passen of het de goede maat was. Een van de ringen moest wat kleiner gemaakt worden, en daar zouden we dan later voor terugkomen. Dat hebben we gedaan en dat was een belevenis op zich zelf. Toen we aankwamen, een paar dagen later, was er natuurlijk nog niets aan gedaan. Maar geen nood, we konden erop wachten, men zou er direct aan beginnen. En inderdaad, de ring werd zonder veel omhaal in het vuur gestoken. De werkplaats was een open kamer aan de straat, en een stuk of wat zoons van de oude baas deden het fijne, en het grove werk. De een vijlde, de andere be diende de blaasbalg, alles met even primitieve middelen, een bad in een zure stof, poetsen en weer vijlen. En dat alles belicht door een schuin invallende zon, die aan de rookwolken uit de smidse een wondermooie weerschijn gaf. Het is het echte handwerk, wat je dan ziet. In een half uur was bet gedaan, en wij vertrok ken weer. Bij de deur hield een van de vrou wen ons aan, betastte het halssnoer wat ik aan had en vroeg, hoeveel dat nu wel gekost had. Ik had het uit de Passage in Den Haag, en zij vond zoiets nu weer mooi. Maar Dionghe bekeek het nog niet. F. B. Batoetoelis is eigenlijk een kampong nabij Buitenzorg waar men een in het oud-Soenda- nees beschreven steen vindt, Padjadjaran ver meldende, en gedateerd 1355 Caka. Padjadjaran was het laatste Hindoerijk op West-Java. Ter plaatse waar nu Bogor ligt, lag toen Pakoean, de hoofdstad van Padjadjaran, gesticht in 1355 Caka (1433 A.D.) door een vorst genaamd Tatoe Dawata. In begin 1526 of 1527 werd Padjadjaran overwonnen door Mohammedanen uit Bantam. De beschreven steen, welke door de Indonesiërs als heilig wordt beschouwd, vormt een veel bezochte offerplaats. Naast deze z.g. batoetoelis" bevindt zich nog een andere steen met twee voetafdrukken. Wanneer nu de voeten van de pelgrim in de afdrukken passen, dan mag hij een wens doen. Volgens de overlevering moeten de voetaf drukken afkomstig zijn van sultan Soemhromat. Hetzelfde geldt voor een derde steen, welke men, met de rug daaraan staande, dan geheel met de armen moet kunnen omvatten. C. H. 10 U ziet hierbij diverse offergaven, o.a. de beken de pajongs. Om de steen is een klamboe aange bracht.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1963 | | pagina 10