Prof. Mr. C. van Vollenhoven
Dordrecht, 8 mei 1874 Leiden, 29 april 1933
Het is thans 30 jaar geleden dat te Leiden Prof. Mr. C. van Vollenhoven kwam te
overlijden en er bestaat dus genoeg afstand en aanleiding om zijn levenswerk en
visie te kunnen bespreken en te memoreren, o.a. naar aanleiding van het verloop
van de Tweede Wereldoorlog, en de gevolgen daarvan voor de verhouding tussen
Nederland en het v.m. Nederlands-Indië in het bijzonder, eh van alle koloniale
gebieden in het algemeen.
Het is wel zeker, dat met hem aan Nederland en Indië een zeer bijzondere'figuur
is ontvallen.
„Om der Consciëntie wille"
Laatste zin uit van Deventer's Een Ere
schuld"*).
Na een briljante studie in de rechten
en een paar jaren werkzaamheid als secretaris
van minister Cremer en aan het Departement
van Koloniën, werd hij in 1901 benoemd tot
hoogleraar voor Indisch Recht aan de Leidse
Universiteit.
En daar heeft hij met zijn zeldzame gaven van
hoofd en hart kunnen woekeren, een jurist
van de eerste rang en tevens een zeer nobel
mens, in de meest volstrekte zin van het woord
zijn wetenschap toegewijd in algehele onbaat
zuchtigheid, immer getuigende voor wat hij
goed en recht achtte.
Twee grote reizen heeft hij gemaakt, naar en
in de Archipel, in 1907 en 1932, waarbij hij
niet schroomde om buiten de usantieel betre
den paden te gaan, daar het hem voornamelijk
te doen was om een zo juist mogelijke indruk
van land en volk te krijgen.
Hij begreep en kende de kracht die huisde in
het Javaanse spreekwoord: Het Rijk heeft in
stellingen, de Desa heeft gebruiken. De adat
is voor de desa-man het voorvaderlijk geestelijk
erfgoed, dat hij bewaart, behoedt en in ere
houdt. Krenking van de adat ontloopt niet de
straf van het kwade; geschonden adat roept
om wraak; krenking van die rechtsorde ver
langt, ja eist, herstel. Adat en adat alléén,
omvat het Oosters begrip van recht en is
samengegroeid met het religieus besef van de
Indonesiër. Wie het adatrecht kende en eerbie
digde voorkwam een poging tot een blinde
europeanisatie van een oosters volk want zoda
nige „europeanisatie" zou praktisch altijd vol
strekt onmogelijk zijn geweest, v. V. zelf heeft
eens een bekend geworden uitspraak gedaan:
„decreteer maar, decreteer maar". Het blijft
toch volstrekt onmogelijk om met alleen maar
wetsbepalingen van de verte, een levend recht
opzij te zetten. B.B.-ambtenaren citeerden dit
eerste woorden in de praktijk vaak.
Men hoeft echter de toegang tot de wes
terse cultuur allerminst te barricaderen, he:
tegendeel is waar, zal westerse verbetering,
bijv. op het stuk van hygiène, gezondheid,
verkeer, openbaarheid en rechtspraak, moe
ten worden ingevoerd, of zelfs waar dit kan,
het oosterse uit het westerse worden be
vrucht. Maar door, voor ons eigen gerief,
het oosterse te verwringen tot iets westers be
reidt men zich zelf teleurstelling en aan de
oosterse maatschappij ontreddering.
Van Vollenhoven had zijn ziel verpand aan
dit adat-recht en wist niet alleen de locale zeer
uiteenlopende tegenstrijdigheden te doorgron
den maar kon tenslotte zelfs het onontwarbaar
lijkende kluwen als één groots en gesloten
eenheid doorgronden en beschrijven, neergelegd
in zijn levenswerk van dertig jaren.
Indonesiërs en Nederlanders en de wetenschap
pelijke wereld kunnen hem slechts uit de grond
van hun hart danken, dat hij deze studie heeft
aangedurfd en aangekund.
Daarbij heeft hij op het gebied van het kolo
niale staatsrecht en dat van het internationale
recht nieuwe wegen gebaand en vergezichten
geopend, waarvan de betekenis voor dat laatste
ook thans nog nauwelijks kan worden geschat.
Na de eerste wereldoorlog toen meer en meer
werd gesproken over de ontvoogding van
Indië, (een uitdrukking die een stroom van
progressieve gevoelens bevatte), sprak en
schreef Van Vollenhoven telkens over een
„trapsgewijze" ontvoogding. In 1922 schreef
hij: „In niets gegrond is de voorstelling, als
wilden de hervormingsgezinden Indië op stel
en sprong zelfstandig maken. Onhoudbaar is
de voorstelling, als dachten zij zich een Indië
uitsluitend door Indonesiërs bestierd. Ook zij
staan trapsgewijze hervorming voor, denken
niet aan het verzwakken van des landvoogds
verantwoordelijkheid, denken niet aan weg
werken of ontzenuwen van de corrigerende in
vloed van het Binnenhof, denken niet aan een
behandeling van de Indische bevolking alsof
zij de schoolontwikkeling en honderdjarige
staatkundige voorbereiding van het Neder
landse Volk bezat".
Toch wist hij heel goed toen hij dit schreef,
welke de politieke programma's en leuzen wa
ren, van de nationalistische verenigingen in
Indonesië, maar hij bleef vasthouden aan zijn
inzicht, dat een progressieve Nederlandse
regering hen mee kon trekken, of ze tot een
minderheid kon terugvoeren.
Hij streed en worstelde maand na maand, jaar
in jaar uit, opdat de Nederlandse regering,
Kamer Minister en Landvoogd, de nationale
ontwaking van Nederland-Indië zouden inzien,
begrijpen en eerbiedigen.
Hij was het geheel eens met Prof. Snouck
Hurgronje, waarvan hij een groot bewonderaar
was, dat verovering slechts dan zin heeft, wan
neer ze een weldoordacht evenwicht kan schep
pen, tussen de vroegere overwinnaar en het
overwonnen volk. Een gezag, dat niet stoelt op
begrip, noch aanpassing zoekt, blijft een wan
kel huis op zand gebouwd.
Hij onthield zich van medewerking aan de
Stuw, het vooruitstrevend tijdschrift van de
progressieve Nederlanders in Indië, hoewel
verschillende medewerkers en redactieleden et-
van tot zijn oud-studenten behoorden. Hjj zag
het als zijn roeping zijn taak alléén te doen;
als hoogleraar had hij immers geen andere
opdracht dan die van het eigen inzicht en het
eigen geweten. Getrouw aan deze bepaalde
levenstaak bedankte hij voor hoge ambten.
In de twintiger jaren heeft zich in Nederland
een beweging gevormd die zich keerde tegen
wat men „de Leidse school" noemde. Onder
leiding van oud Minister Treub organiseerde
zich een beweging die te Utrecht aan de
Hogeschool een Indologische Faculteit wist te
doen oprichten waarvan de uitgesproken be
doeling was naast de z.g. „Leidse rchool" de
verdediging van andere inzichten in koloniale
verhoudingen mogelijk te maken.
Ofschoon de Indische Volksraad zich tegen
zodanige oprichting ondubbelzinnig uitsprak
kwam „Utrecht" tot stand.
Van Vollenhoven heeft onder deze gebeurtenis
sen geleden. In de praktijk bleek de tegenstel
ling lang niet zo scherp als eerst werd ge
vreesd. Van „Utrecht" kan getuigd worden,
dat het onder leiding van de eveneens bezie
lende figuur van Gerretson, zich strikt binnen
de grenzen hield. Natuurlijk werd er van
Vollenhoven's adatrecht gedoceerd. Weten
schappelijk stond het onderwijs volkomen op
peil. In de praktijk in Indië werd van verschil
tussen abituriënten van Leiden en Utrecht geen
enkel nadelig gevolg ondervonden.
Misschien kunnen wij ons nu afvragen, welke
van beide intensies het bij het rechte eind had,
in aanmerking nemende de tweede wereldoor
log en zijn verstrekkende storende invloed op
de verdere ontwikkeling van Nederlands-Indië
door de bezetting van Japan.
Wij laten het oordeel over aan de lezer, maar
merken alleen op, dat feitelijk niemand een
juist antwoord hierop kan geven, noch exacte
bewijzen kan aanvoeren.
Ieder, die hem persoonlijk nader kwam, zal
de indruk hebben ondergaan van deze grote
en gave persoonlijkheid. In de eerste plaats
die vele geslachten van studenten, Indische
juristen en bestuursambtenaren, Nederlanders
en Indonesiërs, voor wie hij in de beste zin
een leidsman is geweest, ook dikwijls in per
soonlijk opzicht. Wie met hem samen mochten
werken, bleven hem gedenken in bewondering
voor zijn visie en kennis als geleerde, in eer
bied voor de mens, in dankbaarheid aan de
vriend. Tot het laatste, en daarna tot het aller
laatste, bleef hij een sterke eenling. Cornelis
van Vollenhoven heeft levenslang de ontwik
keling tussen Nederland en Indonesië onder
het moedige hart gedragen. Zijn illusies had
hij moeten temperen, misschien enkele ervan
verloren. Zijn idealen heeft hij nochtans be
houden met een hechter gegroeide overtuiging,
ontstaan na zijn reis in 1932 en de gesprekken
met vele Indonesiërs, intellectuelen en een-
roudigen van geest.
Seker is, dat van Vollenhoven's gedachten tot
rijn dood bepaald gebleven zijn door een visie,
waarbij het westen nog zijn dominerende plaats
in de wereld behield. Binnen die wereldcon
structie was een ontwikkeling van Indië tot
zelfstandigheid natuurlijk. C. H.
Geraadpleegde bronnen:
Ind. Encyclopaedic Vile Supplement, blz.
1380 e.v., met de daarin voorkomende boek
werken, brochures, enz.; Prof. Mr. C. van Vol
lenhoven. „In Memoriam"door Prof. Dr. N.
J. Krom: Ned. Indië, O N, jrg. 1933, pag.
231; Cornelis van Vollenhoven 1874-1933,
door Henriëtte L. T. de Beaufort, 1934, Haar
lem. Old Glory door Prof. Mr. C. van Vollen
hoven uit het Kol. Tijdschrift no. 3, 22e jaar
gang.
Gids 1873
Prof. Mr. C. van Vollenhoven
Foto: Indië Oud en Nieuw
4