Ted Jacques en de „Alouette" KALOMALEE Historisch bijgeloof Reinier Beeuwkes Ted Jacques bij de Canadese kunstmaan ,,Alouette"De letters zijn op de foto niet te zien, maar hij wijst naar de plaats waar de initialen van de technische school van Soera- baja prijken: K.E.S. Ted Jacques is oud-K.E.S.'er en trouw lezer van ons blad. Kortgeleden vond hij een ver geeld kiekje gedateerd mei 1936. Daar stond hij op met een paar vriendjes van de 7e klasse van de Simpang-school. Niet helemaal onbe zorgd, want het was examentijd. Hoofdonder wijzer Gerbrand voorspelde zijn toekomst aldus: „Je bent goed genoeg voor straatveger". Gelukkig is het ietsje anders uitgepakt. Ted stuurde ons bijgaande foto gedateerd juli 1962. Daar staat hij bij de eerste en succesvolle Canadese kunstmaan „Alouette" Hij is in dienst bij de Defence Research Board in Ottawa (Canada) en heeft aan de bouw van de „Alouette" meegewerkt. Ted Jacques zegt: „Vaak heb ik de naam K.W. III gelezen, als mede CAS, Genteng-school en af en toe K.W.S., maar waar blijft de K.E.S. (Koningin Emmaschool)? Jongens, de naam van onze school, geschreven in de Canadese kunstmaan, hangt nu boven de aarde ter hoogte van 1000 km en heeft een levensduur van 200 jaar!" En dan gaat hij verder: „Mijn abonnementsgeld is nuttig lesgeld voor alles wat ik van Indo nesië erbij heb geleerd. Ik verslind het blaadje niet, maar lees het over en over, vrouwenru briek inclusief. Ik geloof aan goed voedsel voor de geest maar ook voor de peroet. Ik kan hier altijd een biefstukje eten, maar heel heel zelden petjel, laat staan nasi koenig of lon- tong!" Wjij wensen Ted banjak sukses in zijn verdere carrière en hopen nog eens wat uit Canada te horen. Rt. Het geviel, dat er een clubje bij de bami chinees zat. Zoals gebruikelijk kon je op tafel peper, zout, ketjap, enz. vinden. Toen werd het eten dampend opgediend (mmm) en er was biestiek babi bij. Vroeg een van de lekker bekken: „Baba, ada mosterd?" Baba piekeide zich suf. Toen ging hem een licht op en hij glunderde: „Kalo motjetot ada!" Even kwam hij met een potje motjetot aandraven. V. N. M. Er kwam een stroom reacties binnen op het artikel „Historisch Bijgeloof" van Tjalie Ro binson (T.T. 15-2-'63). Wij hebben een be perkte selectie moeten maken en volstaan met een vijftal inzendingen over het Japanse ge neesmiddel. Het blijkt niet „Djingo" te heten, maar „Djintan". Is dit nu een bestaand Maleis of Japans woord en zo ja, wat betekent het? Of is de naam misschien opzettelijk gemaakt om aan de combinatie van letters een „geheim zinnige" betekenis te kunnen hechten? Het verschijnsel houdt nauw verband met de „ka- bar angin", het gerucht dat schijnbaar van ner gens komt, doorgefluisterd wordt, zich hard nekkig handhaaft en op een gegeven moment zeer reële betekenis gaat krijgen. Heeft de Ja panner met een feilloze kennis van de Oosterse psyche hier bewust gebruik van gemaakt? Hebben B.B., Politie en P.I.D. vol doende rekening gehouden met de kracht van een dergelijke moeilijk te definiëren campagne? Vele inzenders wisten hierover wel het een en ander te vertellen, maar de gegegvens zijn niet concreet genoeg. Het geneesmiddel verdween vrij plotseling van de markt. Was dat het werk van de P.I.D. of was het gewoon een geval van normaal wegconcurrerenHoe het zij, de vele reacties vormen een bevestiging van het bestaan van het volksgeloof in alle lagen van de be volking. Aan de actieve inzenders onze harte lijke dank. Rt. Van „Djingo" heb ik vroeger (in Soerabaja) nooit gehoord, wel van „Djintan". Het zijn kleine envelopjes (±4x5 cm.) inhoudende kleine pilletjes die de gebruiker een goede ge zondheid garanderen, althans volgens de ge bruiksaanwijzing. Envelopjes en pillen zijn van Japans maaksel. Op de envelopjes is eveneens een Japans officier afgebeeld. In de jaren 1916-1923 was ik werkzaam bij de PTT-dienst en in die tijd hoorde ik op kantoor van een oude Indische collega dat „Djintan" beteken de: „Djendral Japan Ini Nanti Tangkep/ Tembak Hanak Nederland". Ik heb deze ver klaring ook van vele anderen gehoord en hele maal niet gefluisterd. WA. MANUPASSA Bij het lezen van het artikel van T. R. in T.T. 15-2-1963, herinner ik me iets dergelijks uit mij jeugd te Padang omstreeks 1910. Er was toen een soort medicijn in de handel genaamd „Djintan". Het pakje vertoonde de afbeelding van een Japanse opperofficier. Men fluisterde dat het woord een afkorting was van „Djen dral Japan Ini Nanti Tembak Anak Neder land". In 1942 bleek dit maar al te waar. Het is me niet bekend of van de fluistering schrif telijke getuigenissen bestaan en of ze in rap porten van politie- en bestuursautoriteiten is opgenomen. A. J. C. H. Ik was nog op de Lagere School in Salatiga, het moet omstreeks 1912 zijn geweest. Ik her inner me dat ik weieens als „toekang belin- drong" fungeerde voor de djago adoe lajangan van Seténan (straat in Salatiga), een Chinese jongeman. Voor het eerst hoorden wij van Japanse waren; Japanners zelf hadden wij nog nooit gezien. Wij zagen op verschillende pun ten in het plaatsje grote borden verrijzen met de beeltenis van een generaal in groot tenue. Daar werd reclame gemaakt voor „geurige mond"-pilletjes: „Djintan", in doosjes ter grootte van een lucifersdoosje en als ik het wel heb met een schuifdekseltje waarop de beelte nis van die generaal. De djago lajangan vroeg me op een dag „Njo, bisa batja? Wat staat hier op het doosje? Let op, het betekent: Djendral Je pang Ini Nanti Tentoe Hmbil Ned. Indië. Dit herinner ik mij alsof het mij pas gisteren gezegd werd. H. O. BONS In het begin van deze maand overleed in Den Haag R. B. Beeuwkes, laatstelijk gewestelijk secretaris te Sibolga. Hij is 79 jaar geworden. Behalve als doelverdediger van het Neder landse elftal (hij heeft vijf achtereenvolgende jaren in het Oranjeshirt gespeeld), was hij bij oud-Indischgasten bekend als keeper van B.V.C. Na zijn Hollandse sportcarrière, sloot hij zich omstreeks 1914 bij deze bekende Ba- taviase club aan. Als oud-international was hij natuurlijk een aawinst. Reinier Beeuwkes speelde in die tijd met Versteegh, Kamperdijk, Lens, Carlf en Eddy Alting Siberg, allemaal bekende figuren van good old BVC. Iedereen vond hem een prachtkeeper. Tijdens de eerste stedenwedstrijden in Semarang (1914) was Beeuwkes bondskeeper van het Bataviase elf tal, dat door het uitvallen van enkele spelers nogal verzwakt was. Ze moesten het opnemen tegen de sterke Bandoengers met de gevreesde „Tjatjing" v. d. Worm in de gelederen. Ban doeng sneed dan ook door de hoofdstedelijke defensie, maar strandde keer op keer op Rei nier Beeuwkes. Hij hield de onmogelijkste bal len, deed zijn werk zo goed, dat het Ban- doengse moreel zakte; Batavia won de wed strijd met 5-0. Een doelverdediger die bewondering afdwong, een beminnelijk mens die zeer populair was bij clubgenoten en vrienden. Zij zullen hem nog lang in hun herinnering bewaren. Rt. In de streek vanaf Cheribon tot Semarang langs de tramlijn van de toenmalige S.C.S. (Sema- rang-Cheribon Stoomtram Mij.), vanaf Sema rang tot Rembang langs de tramlijn van de S.J.S. Semarang-Joana Stoomtram Mij.) en langs de N.I.S. (Ned. Ind. Spoorweg Mij.) lijn van Semarang tot Djokja, zag men haast bij iedere halte en ook midden op de sawahs langs de spoorbanen grote stellingen met de figuur van een Japans officier in vol ornaat met het onderschrift „Djintan". De uitleg was: Djendral Japan Ini Nanti Tangkep Antero Negeri. P.I.D. en Politie waren volledig op de hoogte, terwijl iedereen in Midden-Java ook vol was van dit feit. Er was in die tijd een hoestmiddel (Japans) in de handel in de vorm van kleine zwart-bruine pilletjes, verpakt in blikken doos jes merk „Djintan". Die pilletjes waren zoetig en geurig van smaak en werden vlot verhan deld. Fluisterend werd gesproken van: deze pilletjes worden door Japan gefabriceerd om ons „zoet" te houden bij een eventuele inval. J. C. RADER Het was ongeveer 1919 in Bandoeng. Ik was een meisje van 11 jaar en woonde aan de Rozenlaan, vlak naast een gang waaraan een Chinese waroeng stond. We kochten er altijd voor een paar centen kleine doosjes met oranje rode pilletjes erin. Ze waren zoet en we von den ze heerlijk. Om het doosje heen was een papieren bandje en daarop stond „Djintan". Eens vroeg ik onze baboe en de vrouw van de Chinese waroenghouder wat „Djintan" toch betekende. Ze zeiden dat het uit Japan kwam en fluisterend vertelden ze me dat het bete kende: „Djendral Japan Ini Nanti Tembak Hnak Nederland". Ze deden erg geheimzinnig en ik mocht er niet verder over spreken. Later heb ik dat snoepgoed niet meer gezien. Toch vergat ik het nooit en sprak er wel eens over met mijn kinderen in de Japanse internerings kampen. D. THÖRIG - v. WIJK 8

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1963 | | pagina 8