Jacht (II) Verbouw van tropische gewassen in Spanje Olifanten, herten en varkens kunnen enorme schade toebrengen aan de te velde staande ge wassen en ook aan de grote cultures. De eersten hebben het voorzien op de rijst, die aan het rijpen is en op rijst in schuurtjes. Zo en passant en spelenderwijs vernietigen zij dan ook nog de jonge rubber- en koffieplantjes die men reeds heeft uitgezet tussen de rijst, door ze uit te trekken of plat te trappen. Slechts met zeer veel moeite kan men ze wegjagen, door het slaan op petroleum blikken, afschieten van vuurwerk, geweerschoten, e.d., maar alleen dan wanneer er heel jonge dieren bij de kudde zijn. De anderen komen steeds weer terug. De meeste hulpmiddelen falen op den duur, zoals bijv. het langs de omheiningen hangen van in menselijke urine gedrenkte oude lappen, omdat olifanten nu eenmaal zeer intelligent zijn en gauw genoeg in de gaten hebben, dat dit alles slechts tot afschrikken behoort en tamelijk on schuldig is. En dan worden de veldpolitie of de militairen er bij gehaald en dan wordt het ernst. Een hert kan gemakkelijk over een omheining van 1.40 springen en heeft het dan voorzien op de te velde staande jonge of oude rijst, de rubberzaadbedden, enz. Op een olieterrein kwamen ze zo geregeld in de door Chinezen aangeplante groentetuintjes, dat het een eeuwig durende strijd werd om hen er buiten te houden. Wilde zwijnen worden een gesel voor de bevolking, zodra het roofwild is uitgeroeid. Uiteindelijk wordt dan vergif uitgezet en met succes, want dikwijls stinkt het uren in de omtrek van de cadavers. Hoe men het ook bekijkt is het schieten heel wat menselijker, terwijl bovendien het vlees niet verloren gaat. Voor de tweede wereldoorlog werd er alleen regelmatig geslacht in de grote plaatsen. In de kleinere plaatsen en dorpen niet. De Sumatraan ging dan met de lichtbak op hertenjacht, daar het zwijnsvlees voor hem taboe was. Van ouds her heeft hij de dierenwereld leren zien als door God geschapen voor de mensen. Op stel en sprong kan men dus niet verwachten, dat hij zich zal houden voor de door ons uitgevaardig de wetten t.b.v. jacht- en dierenbescherming. Vandaar dat men, nog vele vangkuilen aan treft in de bossen, zelfs binnen de grenzen van de natuurreservaten, om daarmede olifanten, rhinocerossen en herten te vangen. Men kan nu eenmaal een terrein van 300.000 H.A. (in Sumatra totaal 1% miljoen H.A. verdeeld over 5 terreinen) niet beschermen, zonder over intègre personeel te beschikken, dat hiervoor moet waken. Men kan beslist niet volstaan met het Boswezen op te schepen met de bewaking, met hulp van het B.B. Want deze beschermde gebieden liggen in de eerste plaats diep in het binnenland, en zijn in de regel zeer moeilijk bereikbaar. Daarom dient men de beschikking te hebben over betrouwbaar personeel, dat ter plaatse, d.i. aan de bosranden woonachtig is. Want dit wild, houdt zich niet blijvend op diep in het oerbos, maar juist aan de randen daarvan, dus in de nabijheid van de tuinen en ladangs der bevolking, en waar men de bloekar heeft. De bloekar is het weer ontstane jonge bos, en vormt een wir-war van dunnere boompjes, alang-alang gras, struiken en lianen, nadat er eerst geladangd is, en deze terreinen verlaten zijn, omdat ze geen voldoende op brengst konden geven. In 1926 werden ca. 100 Komodo-varanen door Chinezen gedood om hun huid, en dat, terwijl deze dieren sinds 1915 beschermd waren! In 1927 werden meer dan 100 oerang oetans levend gevangen en naar Europa verkocht. Hoevele van deze dieren moeten in de begin periode na het vangen zijn gestorven In 1928 werden 30 orang oetans naar Penang gesmokkeld. In 1931 werden 2 miljoen reptielhuiden uit de Archipel uitgevoerd, waarvan 80% slangen waren, n.l. waterslangen (Acrochordus spec.) en pythons. In 1935-1936 werden vele eenhoornige neus hoorns klandestien gedood in het Natuurmo nument Oedjoeng Koelon. Het vonnis wegens stropen werd vernietigd (3 sondaïcus), omdat men had vergeten, in de Grote Jachtakte deze uit te schakelen, terwijl men stomweg het feit over het hoofd zag, dat dit stropen had plaats gevonden binnen een Natuurmonument. Het is volkomen irreëel om een bonafide jager zonder meer te beschouwen als een „bloed dorstig" mens, als wildstroper, waarvoor men absoluut geen enkele consideratie hoeft te heb ben. En wanneer het om het v.m. Ned. Indië of enig ander Aziatisch land gaat, dan eerst zeer zeker niet. Elk geval moet op zich zelf worden beoordeeld, en wanneer het gaat om onnodig verspillen van dierenlevens, al dan niet schuldig aan het ver nielen van de gewassen, dan behoort men zeer terecht daartegen te protesteren, vooral als het gaat om de meer zeldzame diersoorten. En zij die toch aanstoot daaraan nemen, die lezen de verhaaltjes dan maar niet, die brengen hun tijd dan maar door met het verslinden van detective-stories, verhalen over driehoeksver houdingen en psychologische puzzles, het kijken naar onze zo hoog geprezen televisie of het gaan naar de bioscoop en het zien van wat daar voor bloeddorstigs wordt vertoond, maar dan tussen de mensen onderling. C. H. Gedurende mijn verblijf op Mallorca, met haar sub-tropische tot gematigd klimaat, is het mogelijk gebleken er ook enkele tropische gewassen te kweken, zoals de Passie-vrucht (in Indië marquisa, boeah negri of sioe genaamd), oebi, katjang idjo en laboe siam. De door mij gedurende drie jaren in genoemd land genomen proeven met de Passie-vrucht (hoofddoel) waren zeer succesvol. Ook de andere bovengenoemden deden het er goed. Aangaande de Passie-vrucht kan ik in het kort het volgende mededelen: reeds 10 a 11 maanden na het uitplanten kon den de eerste vruchten geoogst worden. In het eerste jaar was de oogst nog gering. Bij een aanplant van 800 planten per ha. omgerekend om en nabij de 400 kg. per ha. In het tweede jaar droegen de planten reeds 10 a 15 keer zo veel, velen zelfs het 20-voud, door elkaar gerekend veilig op 5000 kg. per ha. te stellen. De stand van het gewas in het derde jaar in aanmerking genomen, laat het zich aanzien, dat de produkties in de hierop volgende jaren de oogstgetallen, in andere landen bereikt, zullen evenaren. Hoewel de Passie een overjarige plant is, moet men de beschikbare literatuur raadple gend, er rekening mee houden, dat aanhouden van de aanplant slechts 4 jaar commercieel verantwoord zal zijn en dat men dus de aan plant na 4 jaar zal moeten ^vernieuwen. De vrucht heeft de vorm van een grote pruim; zij is bij volle rijpheid donker paars. Smaak en geur zijn zeer aromatisch. De taaie schil be schermt de inhoud zelfs 3 a 4 maanden, zonder aan kwaliteit in te boeten, waardoor het moge lijk is, haar over grote afstanden te transpor teren. Onbekend als zij nog in Spanje is, zal men, zolang de locale markt en/of conservenfabrie- ken geen of onvoldoende afname verzekeren, op export aangewezen zijn, naar landen, waar men deze heerlijke vrucht reeds lang weet te waarderen, zoals o.a. Engeland, dat geregeld grote kwanti uit Kenya en Zuid-Afrika impor teert. De gemiddelde marktprijs is er N. Fl. 1.50 per kg. Ook in Holland worden zij af en toe verkocht en betaalde ik wel eens f 0.25 per vrucht, (in 1 kg. gaan 10 a 15 vruchten). Amerika kan eveneens een afzetgebied zijn; de import daar is vanuit West-Indië. Conser ven ervan zijn in alle winkels te krijgen, zoals siropen (Passiona), juices en fruit-salads. In Australië zijn de verse vruchten en conser ven zeer populair; de vraag naar de vruchten door conservenfabrieken is er zelfs zó groot, dat zij uit andere landen (Zuid-Afrika) be trokken moesten worden. Bij een voorzichtige beraming: de kostprijs per kg. vruchten, zal in het eerste jaar (opbrengst 500 kg.) f 0.80 zijn, in het tweede jaar (3000 kg. oogst) om en nabij f 0.22, in het derde jaar (oogst 6000 kg.) ongeveer f 0.15 en in het vierde jaar (oogst 4000 kg.) ongeveer f 0.20. Verwacht kan worden, dat zuidelijker gelegen streken met een warmer klimaat, zoals Zuid en Zuid-Oost Spanje, voor deze cultuur bij uitstek geschikt zullen zijn. Voor aanplanting op grote schaal zal men echter over voldoende bevloeiïngswater moeten kunnen beschikken; voor kleine oppervlakten zal men voor de waterbehoeften met deposito's (opvangbakken van het regenwater) kunnen volstaan. Zij, die voor deze cultuur belangstel ling hebben, kunnen zich voor uitgebreidere gegevens tot o.g. wenden. April 1963, G. J. E. GIESE KOCH Koningin Emmahmn 17, Bussum Banleng stier Foto: Hoogerwerf

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1963 | | pagina 10