Het nageslacht van de stichter van de Vorstenlanden, Nicolaas Hartingh (vervolg) Koopt bij onze adverteerders! DE PASAR MALAM IS VOOR IEDEREEN EN VOOR ALLE LEEFTIJDEN DAT WORDT RAMÉ STRAKS IN HOUTRUST OP 28, 29 EN 30 JUNI Waar is dit enorme vermogen gebleven? Zoals zo vaak het geval is, werd ook hier de gave om het geld te beheren, niet met het bezit overge geven, waarbij we echter ook rekening moeten houden met het feit, dat het laatste kwartaal der 18e eeuw, het tijdperk der Revolutie was, en diverse leden der familie gebukt gingen onder de politieke ongunst der tijden. Uit het le huwelijk met Dorothea Weber, sproot slechts één kind, te weten Mr. Marten Hartingh de Champvert Nzn., heer van een Franse heerlijkheid, en beziter van de gewel dige buitenplaats de z.g.n. Hessenhof, aan de Scheveningseweg te 's-Gravenhage, waaraan hij tonnen gouds ten koste heeft gelegd. Als kind van 7 jaar was hij door zijn vader naar Hol land gestuurd, waar hij 8 jaar later als student in de rechten te Leiden werd ingeschreven. Hij voltooide zijn studies en werd ingeschreven als advocaat voor den Hove van Holland. De af wikkeling van zijn vaders nalatenschap ging hem vermoedelijk te langzaam en hij nam tonnen gouds bij geldschieters op. Op 14-6- 1769 kocht hij het paleis van de Hertog van Philipstal, op de plaats, waar thans het Vre despaleis staat, en liet dit uiterst weelderig verbouwen en versieren. Reeds het volgend jaar waren zijn financiën dusdanig in de war, dat het buiten op 13-8-1770 wegens insolventie verkocht moest worden. In 1771 greep de familie in en trachtten zijn broeder Nicolaas Jr. en zijn zwagers Riemersma en van Tets een minnelijke compositie te treffen, waarvoor Riemersma bijv. fl. 24.500 beschikbaar stelde, doch de schuldeisers bleven weigeren. De af wikkeling van de uitermate verwarde boedel liep tot 25-10-1774, toen de curatoren Mr. Jean Royer, secretaris van het Hof van Holland en de Procureur Otto Frederik van Spyck hun eindrekening afsloten. Zijn vrouw en hij ver toeven dan in Frankrijk en hebben bij notariële acte voor de notarissen Collet Ponceaux, „au Chatelet" te Parijs, op 21-4-1772 afstand gedaan van al hun bezittingen en eventuele erfrechten, zowel voor die van de familie Hartingh als voor die der familie van Breugel, ja zelfs voor de hen nog toekomende legaten uit de boedel van Gouverneur-Generaal Jacob Mossel en die van Steven Vermontgouverneur van Coromandel. Behalve in de O.I. Testamen ten op het Alg. Rijksarchief, vindt men de hele trieste historie in de protocollen van Notaris O. F. van Spyck, (G. A. den Haag, nrs. 3213 en 3214). Zoals in die dagen gebruikelijk, wilde men hem in de gelegenheid stellen zijn fortuin te herstellen, en zo kwam de zoon van de rijkste man der O.I.C. in 1774 als „matroos" te Soerabaja, waar hij tot assistent benoemd werd. Bij Res. van 1-5-1781 wordt hij als onderkoop man buiten emplooi, benoemd tot soldijboek houder en winkelier in Malakka, waar hij na 1782 niet meer voorkomt, dus waarschijnlijk omtrent dat jaar overleden is. Hij was te 's-Gravenhage op 16-8-1767 onder trouwd, welk huwelijk voltrokken werd in de Grote Kerk, le klasse, impost 30.met Johanna Martha van Breugel, geb. 's-Graven hage 9-7-1747, overleden te Parijs in 1773, dochter van de landsadvocaat Mr. Johan F est us van Breugel, (de vertrouwensman van Gouvernante Anna van Hannover) Eva Ma ria Burman. Voor zover ons bekend, bleef dit huwelijk kinderloos. Uit het tweede huwelijk met Giliane Wilhel- mina Milgers, sproten: 2. Amerentia Maria Hartingh, geb. Grissee 1748overleden Batavia 14-2-1769. Zij ondertrouwt aldaar 29-5-1765 met Jacobus Riemersma, geb. te Rotterdam, overleden? Komt in 1755 met een aanbeveling zijner grootmoeder naar Indië, op 10-4-1764 Saban- dhar, op 5-6-1765 Baljuw van Batavia (mooi huwelijkscadeautje), kerkmeester aldaar. Als zijn schoonvader overlijdt, ziet hij blijkbaar geen heil in verder verblijf in de tropen en vertrekt met zijn zwager van Tets per „Aschat" naar patria. Over zijn verder leven en eventuele nakomelingen is ons niets bekend. Hij was zoon van Johannes Riemersma, commissaris van Rotterdam, geb. te Colombo 1706 als zoon van Ds. Nicolaas Riemersma en Abigael van der Parra. 3. Wilhelmina Jacoba Hartingh, geb. Batavia 14-10-1750, overleden te Dordrecht 24-10- 1813. Zij ondertrouwde te Batavia 10-12-1766, huwelijk voltrokken 2-1-1767 met Mr. Arnol- dus Adriantis van Tets, geb. Dordrecht 23, aldaar gedoopt 25-1-1738, aldaar overleden 28-12-1792, heer van Oud- en Nieuw-Goud- riaan en Langerak bez. de Lek. Op 7-8-1754, nauwelijks 16 jaar oud, werd hij als jurist aan de Leidse universiteit ingeschreven, waar hij een jaar later 18-9-1755, reeds promoveerde tot Doctor in de beide rechten. In de loop van 1756 vertrok hij met de „Rhoon" als passagier voor de Kamer Zeeland. Zijn nicht Ida Dudde vrouw van de latere Gouverneur Generaal van der Parra, strekte haar bescher mende hand over het jonge neefje uit, en reeds aan de Kaap lag zijn aanstelling tot onder koopman op hem te wachten. Tien maanden later op 26-8-1757 werd hij ad interim 2e administrateur der suikerpakhuizen, op 10-2- 1758 werd hij dit definitief, en een jaar later na zijn le huwelijk met een dochter van een Raad van Indië, werd hij 7-12-1759 le admi nistrateur, op 3-2-1761 volgde zijn benoeming tot koopman, en nadat neef v. d. Parra G.G. was geworden, werd hij 19-6 van dat jaar in de ouderdom van 23 jaar, Gecommmitteerde tot de Zaken van de Inlander, Heemraad van Batavia en Buitenregent der Hospitalen, en een maand later Opperkoopman. Zijn eerste vrouw was rijk, en na haar vroeg overlijden op 24-9-1765 huwde hij met de dochter van een andere Raad van Indië, de rijkste man der Compagnie, die de welwillendheid had nog voor de voltrekking van zijn dochters huwelijk llllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllltlllllllllllltlllllllllllllllllllilllllllllllllllillillliilllilllllltll' te overlijden, ongetwijfeld een tragisch gebeu ren, dat echter door de vrijkomende kapitalen enigszins vertroost zal zijn. In elk geval, van Tets zag geen reden om zijn Indische carrière voort te zetten, vroeg verlossing naar Patria, zoals de geijkte term luidde, welke, hem bij Res. van 6-12-1768 met vrouw en kind vergund werd. Er was natuurlijk heel wat te regelen en zo zeilde hij eerst op 23-10-1769 per „Aschat" te samen met zijn zwager Riemersma huis waarts, na eerst al zijn vrienden en kennissen gefuifd te hebben op zilveren bladen met inscriptie, zogenaamde geschenkpirings, die nog wel eens op venduties in Indonesië plach ten en plegen op te duiken, (Zie hierover Notulen Bat. Genootschap dl. 39, bijl. II, en de Indische Navorscher passim.) Binnen een jaar na zijn terugkomst, werd hij op 31-8-1770 benoemd tot Pensionaris honorair van Goes, een funktie die hem blijkbaar niet naar de zin was, want reeds het volgend jaar verkoos hij op 25-9-1771 het schepenambt van zijn geboortestad Dordrecht, waar hij nog een aanzienlijke ambtelijke carrière maakte. Hij werd achtereenvolgens Raad, Hoofdofficier, Burgemeester, Baljuw van Zuid Holland, Ge committeerde Raad enz. Zijn bezigheden voer den hem vaak naar de residentie, zodat hij op 28-10-1771 de bekende buitenplaats Vreugd en Rust te Voorburg kocht, waar de familie tot 1784 regelmatig woonde, alvorens zij zich definitief te Dordrecht vestigde. Op 18-3-1775 kocht hij de heerlijkheden Oud- Se Nieuw Goudriaan en Langerak bezuiden de Lek, waarvan Goudriaan nog steeds in zijn nakomelingenschap is gebleven. Over deze, zie hieronder onder III. 4. Mr. Nicolaas Hartingh Nzn, geb. Batavia 1753, overleden te Leiden 2-10-1795 van de Hooge en de Lage Boekhorst, schepen van Cool, Burgemeester van Leiden enz. Ingeschre ven aan de academie te Leiden 26-4-1775, waar hij reeds op 29-8-1775 tot Jur. Dr. promo veerde. Hij huwde in sept. 1772 te Leiden met Louise Ernestine Meyners, geb. 8-3-1755, overleden op haar buiten „Duin en Dal" onder Noordwijkerhout na een ziekte van weinige weken, des avonds omtrent half 8 op 1-4-1798, dochter van Willem Meyners, kolonel-comman dant der Gardedragonders, Hoogheemraad van het Groot-Waterschap Woerden Sara Anna Maria Henriette baronesse Proebentow von Wilmsdorjf. Kinderen: lila Uit het 3e huwelijk van Nicolaas Hartingh met Philippa Theodora Mossel, sproten twee jong gestorven kinderen, te weten: 5. Adriana Clasina Hartingh, geb. Batavia 27-3-1763, begraven in de Holl. Kerk aldaar. 6. Jacob Theodorus Hartingh, geb. Batavia 18-2-1765, overleden aldaar 2-4-1765 (één dag na 's kinds moeder).(Hierdoor werd de vader Nicolaas Hartingh, enige erfgenaam van alle landgoederen, die Philippa Theodoia Mos sel bezat, o.a. van Tjitrap). NAVORSER (Wordt vervolgd) 17

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1963 | | pagina 20