De opinie van de Indischman DE BETREKKINGEN TUSSEN INDONESIË EN NEDERLAND Geachte redaktie, De reakties die op uw bureau binnen komen zullen van een ander karakter zijn dan die een normaal dag- of weekblad pleegt te krijgen. Meestal zijn het oude herinneringen, saillante details en aanvullingen, zelden of nooit echter kritiek op de inhoud van uw blad. Tenminste, dit maak ik op bij een oppervlakkige beschou wing van de door U geplaatste replieken. Ik weet het niet, maar misschien zullen er meer rimpels op het voorhoofd verschenen zijn bij het lezen van „Indischgasten met een vuile lei" in het Paasnummer van Tong-Tong. En misschien ook zijn zij een beetje geschrokken van de lange tenen van de schrijver. Ik geloof ook dat daar veel op getrapt wordt, maar in het onderhavige geval ben ik het niet met hem eens. Zijn paranoïsche geirriteerdheid, vertroe belt een heldere blik en doet hem spoken zien waar ze niet zijn. De steen des aanstoots is dus het „koloniaal" verleden, zoals genoemd in geciteerd krantenbericht. De schrijver ziet dit als een frontaanval op de Indischgasten die wel of niet gedaan zouden hebben wat ze wel of niet hadden moeten doen, etc., etc. Maar zó is het niet! Indonesië was vroeger een Nederlandse kolo nie, daar hoeven we ons niet voor te schamen want dat was heel oirbaar. Maar de tijden veranderen, het is niet meer bon tonkolo niaal te zijn en nu hebben we te maken met jonge naties die op dit punt overgevoelig zijn. „ledereen die voor onze onafhankelijkheid, dus in de „koloniale" tijd, in ons land was, geheel los van zijn bezigheid en houding, dus louter door zijn aanwezigheid, heeft een „ko loniaal" verleden, zo luidt de simpele redene ring der nieuwe onafhankelijken, „en met kolonialen willen we niets te maken hebben". Terecht of onterecht, deze (tijdelijke) overge voeligheid kunnen we het beste ontzien omdat zij in wezen zo onbelangrijk is maar anderzijds een heleboel in de war kan schoppen. Boven dien schuilt er niets vernederends in de wijste partij te zijn. Overigens zal een en ander wel los lopen, naarmate de banden aangehaald worden en er weer persoonlijke kontakten ontstaan zal het geleidelijk in de richting gaan van de voorspel ling in de laatste alinea van betreffend artikel. Tenslotte moet ik bekennen dat ook ik even een kleine trap op de teen gevoeld heb: een denigrerende verkleinende trap als bij „studen tje" doet een beetje kinderachtig aan en is in een goed artikel beslist overbodig. Tevreden mijn hart even gelucht te kunnen hebben, teken ik met vriendelijke groeten, E. GOLDBERG, Delft Wij nemen deze brief gaarne onverkort op. Het gebeurt maar heel zelden dat onze lezers over actuele onderwerpen die onze groep mede aangaan, ook maar een woordje in Tong-Tong zeggen. Naast de heftige, soms „langtenige", vaak felle stijl van Tjalie is een kalmere stem zéér welkom. Grepen maar méér lezers op deze wijze naar de pen en niet alleen nadat Tjalie „paranoisch geïrriteerd" is geraakt. Wijs zijn is immers niet altijd zwijgen. Wijs heid hoort in hoogste instantie een moed op te brengen om een opinie te verdedigen, die de inzet van het leven zou durven vragen. Socra tes zou zijn gifbeker niet gehad hebben als hij „de wijste partij" gekozen zou hebben. Naar mijn (en veler) oordeel laat de Indische groep zich veel te veel aanleunen, dat positief onwaar of hopeloos verouderd is, en helpt daarmee niet een sneller terugkeer naar betere omstandigheden mogelijk te maken. Hiermee dienen wij een algemeen nut niet en zijn minder wijs. Helaas worden te veel meningsverschillen met Tjalie (over welk onderwerp ook) te gauw en te gemakkelijk getrokken in het vlak van de uitersten: Tjalie windt zich veel te veel op; het is beter te zwijgen. Maar het kernpunt schijnt verreweg de mees ten te ontgaan: dat de Indischman als mede verantwoordelijk staatsburger de plicht heeft in zaken van nationaal en internationaal belang (politiek, cultureel, economisch, etc.) een stem te laten horen, als het erom gaat een maatschappelijk nut te dienen. Want in mijn artikel gaat het er niet om of Tjalie geïrriteerd is en of de „koloniale be schuldiging" genomen moet worden of niet, maar of het verstandig is voor een versnelde verbetering van betrekkingen om te blijven voortborduren op een volslagen verouderde scheve opvatting: dat de Indischgasten kolo niaal fout waren en dus aan de kant moeten blijven en elke Nederlander die nooit in de Oost was dus preferabel. Alleen waanwijze theoretische studenZ/er denken zo. Een wérke lijk student, dus een mens die op hoog en nieuw niveau denken en oordelen kan, oor deelt niet zo. Drs. Barkman toonde zich een student van dit niveau omdat hij in de kolo niale tijd met Indonesische studenten vriend schap en begrip zocht, dus ver vooruit dacht. Ook wij dienen nu vooruit te denken en niet stupide blijven hannesen met verouderde be grippen. Zelfs de Indonesiër denkt (nu de verwoede revolutie voorbij is) milder, ruimer en verder. Ik durf er alles onder te verwedden dat als de Indonesiër de keus kreeg tussen de heer Meijer Ranneft en de heer Luns (de laatste nooit in Indonesië, „dus schoon"; de ander zelfs ge doodverfd als koloniale die-hard in sommige kringen), hij zonder aarzeling de heer Ranneft zou kiezen, „sebab dia mengerti". Men vergeet hier te licht één ding: dat de Indischman méér dan welk ander mens ook in deze jaren van bittere scheiding en teleurstel ling bezonkener, begripvoller en wijzer gewor den is. En bovendien in het bezit is gebleven van een vaak grondige kennis van land en volk in Indonesië. Zulke mensen elimineren met een boosaardig oud bakerpraatje is schadelijk voor een werkelijke verbetering van betrekkin gen. En daar gaat het toch om? Niet of Tjalie of hr. G. gelijk heeft? Of in het algemeen: of de langtenigen of de zwijgers gelijk hebben? Al bij al: dit is niet Tjali's opinie en voor de scherpte, onbezonnenheid, enz. enz. mag men hem oorvijgen zoveel men lust) maar het is een door tienduizenden gedeelde opinie, die uitgesproken moet worden. Nogmaals: waarom Het is thans definitief een feit, deze herstel de diplomatieke betrekkingen tussen Indonesië en ons land. Van ganser harte sluit Tong- Tong zich aan bij wat tijdens een interview op 19 mei j.l. Minister Dr. Soebrandrio te Djakarta heeft gezegd. „Als de consolidatie van de diplomatieke betrekkingen goed ver lopen, acht Indonesië een vriendschapsver drag met Nederland uiteindelijk niet alleen mogelijk, maar ook wenselijk. Wij zullen de betrekkingen met Nederland cultiveren. Nu de problemen tussen ons geregeld zijn, zijn wij rationeel genoeg om niet „neen" te zeggen, wanneer Nederland een neiging tot normalise ring en zelfs tot hechter maken van de be trekkingen zou hebben. Wij beginnen met een schone lei. Wij hebben geen rancune,wij ver trouwen op de Nederlandse nuchterheid. Misschien kunnen wij een brug slaan in een verdeelde wereld. Nederlanders en Indone siërs zijn tenslotte intiem met elkaar. Als wij tussen ons een tweerichtingsverkeer tot stand kunnen brengen, kunnen wij voor de wereld een goede combinatie worden" Ziedaar in het kort waarop zijn betoog neer kwam. Tong Tong heeft sinds jaar en dag ge spreken de wijzen en kalmeren niet vaker voordat de „geïrriteerde Tjalie opstuift?" Als wijsheid het Leitmotiv hoort te zijn, welaan, wijzen, spreek vaker! Ook denke men niet dat met het vermijden van zulke discussie in Tong-Tong of met een wijste partij kiezen door zwijgen, het koloniale en het anti-koloniale vraagstuk zo maar van de baan zullen zijn. Net zoals vele decennia lang het kolonialisme mikpunt is geweest van kri tiek, zo zal nog vele decennia lang het over haast en vaak slecht gefundeerd anti-kolonia- lisme de pennen in beweging brengen. Zo niet in Tong-Tong, dan toch zeker daarbuiten. Ik meen dat mensen met koloniale ervaring dood eenvoudig de burger- en morele plicht hebben hun stem te laten horen. Kolonialisme is geen potloodstreep, die luchtig weggeveegd kan worden. Zand erover. Niet meer praten erover. Kolonialen de deur urt. Het is te potsierlijk om dit zelfs maar toe te laten. Het kolonialisme heeft diepe groeven achtergelaten in elk gekoloniseerd land. Deze groeven negeren of ze alsmaar proberen vol te stoppen met nieuw .zand (wie zegt dat dit zand goed is?) is waanzin. Beschouw ze als voren van een Nieuwe Akker en plant daar de plan ten in van een nieuwe tijd, voorbij kolonialis me en anti-kolonialisme Wij kunnen dat beter doen dan onervarenen, omdat wij weten dat rijst, kangkoeng en rubber het beter zullen doen dan aardappelen, sprui tjes of appelbomen. De Indonesiër zelf heeft herhaaldelijk (zelfs tijdens de hoogtepunten van het conflict) betuigd dat zij de „know how" van de Nederlander moeilijk ontberen kan. En wij blijven maar halsstarrig volhouden dat deze „know-how" koloniaal is...! Wij hebben beiden ons hart even gelucht. Bij alle verschillen van mening: we bedoelen het allebei goed. Ik zal de eerste zijn om opgelucht en met vreugde terzijde te stappen voor iedere Indischgast, die in de nabije toekomst in dit blad zijn langjarige ervaring en Indische wijs heid zal willen neerzetten in goede artikelen. Bedenk dat Tong-Tong niet alleen gelezen wordt in de Indische huiskamer in Nederland, maar ook in Indonesië (en in zéér hoge kamers daar), op vele Indonesische ambassades en in ettelijke Universiteiten. Als inderdaad Tjalie's artikelen door hun „geladenheid" eer schade lijk zijn dan nuttig (de mogelijkheid ontken ik niet), treed naar voren dan al de Indisch gasten met een kalm en wijs verstand. Uw woord zal zegenrijk werken tot voorbij uw levenTJALIE ROBINSON ijverd voor een goede verhouding tussen Indo nesië en Nederland, en nu kan deze eindelijk verwezenlijkt worden. Natuurlijk zijn er van onze kant nog enkele wensen. Ook die zullen te zijner tijd geheel of gedeeltelijk vervuld worden, indien wij de nodige tact en het ge duld kunnen opbrengen. Natuurlijk is er van een terugkeer en masse geen sprake, nu niet en later niet. Wie van ons, zowel de ouderen, die de vroegere toestand hebben gekend, als de jongeren, die het alleen hebben gekend uit hun prille jeugd, in dat land willen wer ken en hun beste krachten geven aan de op bouw, zullen welkom zijn,indien zij de gestelde voorwaarden willen aanvaarden. Wij hopen dat het zeer, zeer velen zullen zijn. Hoe dan ook, het is het land waarin wij geboren en getogen zijn, ons moederlandDat ons ja ren, ja, generaties lang, het allerbeste heeft ge schonken! Laten wij blij zijn, heel blij en te vreden, met de bereikte resultaten, en hopen dat beide landen de juiste personen zullen vinden om deze verhoudingen te bestendigen en nog aanzienlijk te verbeteren. J. C. H.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1963 | | pagina 3