Louis Couperus
Louis Couperus
Het volgend nummer
HULPTROEPEN
40-jarig jubileum van de heer G. H. J. Slabbekoorn,
onderwijzer aan de school voor C.V.O. te Losser
(Vervolg van pag. 6)
rus niet de stille kracht, maar de uitbeelding
van de mensen en hun levens, die aan het
noodlot onderworpen zijn, het noodlot waar
voor in dit boek de onbekende magische krach
ten in de plaats zijn getreden. Couperus was
geen „ethicus", hij was niet sociaal bewogen,
hij zou niet hebben kunnen kiezen, omdat het
hele leven, het hele menselijke gebeuren als
totaliteit hem machtig interesseerde. Toch is
hij wonderlijk diep tot Indië en de Indische
verhoudingen doorgedrongen, al was hij maar
een „artiest", zoals hij zichzelf noemde, d.w.z.
iemand met een bijzondere ontvankelijkheid,
in de eerste plaats voor atmosfeer. En hoe
voortreffelijk, tastbaar en voelbaar is bij Cou
perus de atmosfeer aanwezig van een kleine
Indische residentiehoofdplaats, waarin wij om
bijkomstige redenen direct Pasoeroean her
kennen. Hoe onvergelijkelijk is vooral het grote
residentiehuis met zijn galerijen en hoge ka
mers, zijn marmeren vloeren, zijn bijgebouwen
en paviljoens voor ons „opgeroepen". Coupe
rus kende zulke huizen met hun brede voor
galerijen en witte zuilen, „met grote openheid
van ontvangst". Als zoon van een hoogge
plaatst Indisch ambtenaar had hij er als kind
gespeeld (van zijn negende tot zijn veertiende
jaar verbleef hij in Indië) en hij moet er toen
al de geheimzinnigheid van gevoeld hebben,
van het huis en de grote tuin, met de vijver en
de lange oprijlaan. Eén voorbeeld slechts van
werkelijk evocatie: „De nacht was als een dons
van fluweel; de maan in haar eerste
kwartier vertoonde een heel smalle sikkel,
horizontaal als een Turkse halve maan
Een lange laan van tjemara's (de Herenstraat!
R. N.) strekte zich uit voor het landhuis, de
stammen recht, het lover als uitgeplozen plu
che en gerafeld fluweel, watte-achtig gedot
tegen de wolken aan". En men vergelijke eens
deze beschrijving met de foto van de Heren
straat op bladzijde 54 van Tempo doelve.
En dan de mensen! Allereerst de resident Van
Oudijck, een totok, voortdurend bezig met het
behartigen van de belangen van zijn gewest,
wiens behoefte aan macht en gezag geheel
bevredigd wordt door het ambt dat hij be
kleedt („Er ging niets boven het B.B."). Hij
is de echte resident „oude stijl", met de gou
den pajong en de tali api die hem als tekenen
van zijn waardigheid door zijn oppas worden
nagedragen. Hij bestuurt autocratisch, maar
nooit bevelend; als resident is hij altijd tact
vol. Niet met militaire hulp, maar door pra
ten, overtuigen en overreden weet hij een
dreigende opstand te bezweren. Zijn gesprek
met de oude Raden Ajoe Pangeran, de moeder
van de regent, met een beroep op het aanzien
van het geslacht, is een meesterstukje van dia
loog die tot de kern van de bestuursverhou-
dingen van die tijd doordringt. Van Oudijck
is de „echte" resident uit de glorietijd van het
Europese B.B., die soms weieens van een grote
promotie droomt (Raad van Indië, de Buiten-
zorgse troon zelfs) maar die tegelijk hooghar
tig spreekt over „Batavia", over de ambtenarij
en over de bureaucratie en beseft tevreden te
zijn met zijn residentschap van Laboewanggi,
omdat alleen een betrekking als deze beant
woordt aan zijn natuur en karakter.
Maar ook de andere figuren waarover Coupe
rus zich verdeeld heeft („Ik kan mij splitsen
in delen die zich bezielen tot gehelen", schreef
hij eens) leven voor ons in het boek hun
eigen „zelfstandig leven", zoals de vakterm
luidt. Het jonge, kunstzinnige vrouwtje van de
secretaris, Eva Eldersma, dat haar Haagse
wereld en haar Haagse spleen naar het stadje
Laboewanggi heeft overgebracht en dat zich
vergelijkt met een plant in vreemde aarde,
denkt in de woorden van Couperus: „Alleen
bleef ze voelen iets vreemds, dat ze niet kon
analyseren, iets van mysterie en donker ge
heim..."
De lome Léonie van Oudijck met haar roze
verbeeldingsleven; haar pleegzoon Theo; Dod-
dy en Addy, ze blijven met al de afwijkingen
van het gewone patroon volstrekt mensen. En
waar, in welk ander boek van onze gehele
letterkunde, vindt men zo'n doordringende
beschrijving van een typisch Middenjavaans,
half-Frans, half-Indonesisrii milieu als dat van
Patjaram, met de oude moeder, een Solose
prinses, als het onbetwiste hoofd En dan de
beschrijving van haar uiterlijk, haar manier
van zitten en bewegen, haar wijze van spreken!
Telkens weer de precieze, funktionele details
Couperus toont zich hierin voluit een
meester.
Er zal in de volgende weken veel over Coupe
rus gelezen, gepraat en misschien ook gerod
deld worden. Er zal een grote Couperus-ten-
toonstelling komen vanzelfsprekend in Den
Haag, in het Gemeentemuseum die 5 juli
a.s. officieel zal worden geopend; hij zal her
dacht worden, met eerbied en in allerlei ande
re toonaarden maar de grootste hulde die
men Couperus bewijzen kan, is hem te gaan
lezen. Men zal zich er trouwens zelf een ver
fijnd genoegen mee verschaffen.
E. BRETON DE NIJS
Herinneringen aan
door IF. H. HOOGLAND
We hebben gedurende de drie Pasar-Malam-
dagen (vrijdag 28, zaterdag 29 en zondag 30
juni) „hulptroepen" nodig, om te helpen in
de verschillende stands en voor andere werk
zaamheden. Het is geen zwaar of moeilijk
werk, wel ramé en gezellig!
Grote salarissen kunnen wij U niet beloven,
maar U kunt in ieder geval rekenen op vrije
consumptie en een kleine geldelijke vergoeding.
Schrijft U ons even, wanneer U ervoor voelt.
Graag met vermeldig van dag en uur, dat U
zich beschikbaar kunt stellen. Adresseren aan:
PASAR MALAM TONG-TONG
Prins Maurilslaan 36
Den Haag.
In de linkerbovenhoek van de enveloppe:
„HULPTROEPEN".
Na enige jaren bij het Christelijk onderwijs
hier te lande werkzaam te zijn geweest, o.m.
aan de Groen van Prinstererschool voor CVO
te Meppel, vertrok Slabbekoorn in 1928 naar
het toenmalige Ned. Oost-Indië, dat hem altijd
getrokken had. Op West-Java was hij enige
tijd werkzaam bij het Chr. onderwijs, waarop
hij achtereenvolgens hoofd van een school was
te Batavia, Soekaboemi en Bandoeng. Vandaar
Op 28 mei j.l. was de heer G. H. J.
Slabbekoorn 40 jaar werkzaam bij het
Christelijk onderwijs. Dit feit was voor
zijn collega! s aanleiding, ons te vragen
er een woordje aan te mogen wijden in
Tong-Tong. Wï] voldoen graag aan dit
verzoek en wensen van onze kant
abonnee Slabbekoorn van ganser harte
geluk met de heuglijke gebeurtenis.
RED.
keerde hij weer naar Soekaboemi terug, nu bij
het Chr. MULO. Behalve het onderwijs had
den ook verschillende andere Chr. organisaties
en aktiviteiten zijn levendige belangstelling en
medewerking. To diende hij te Soekaboemi de
Indische kerk als diaken. Vooral voor de Evan
gelisatie deed hij veel.
Juist voor het uitbreken van de 2e Wereld
oorlog deden zich de eerste verschijnselen voor
van een ernstige chronische ziekte. In het Ja
panse kamp werd daaraan natuurlijk geen
aandacht besteed. Zijn toestand was dan ook
na de kapitulatie van Japan hoogst zorgelijk.
Onmiddellijk werd hij gerepatriëerd. De toe
komst zag er uitermate donker uit. Toch mocht
hij zóver herstellen, dat hij in het vaderland
weer een (eerst tijdelijke) betrekking bij het
onderwijs kon aanvaarden. Met ingang van 1
febr. 1949 werd hij voor vast verbonden aan
de School voor CVO. te Losser. Ook hier bleek
de heer Slabbekoorn een onderwijzer van het
echte soort te zijn. Het is verbazingwekkend
hoe snel hij zich aan de Nederlandse school-
toestanden aanpaste. Met grote energie en
diepe liefde voor het onderwijs en vooral voor
het kind heeft hij in al die jaren zijn werk
verricht. Hij is een man van de daad. Er wordt
in de klas van meester Slabbekoorn hard ge
werkt. Die grote ijver, zijn blijmoedige geest
en de kracht, waarmee hij het kruis van zijn
ziekte draagt, vervullen allen, die met hem in
aanraking komen, met grote bewondering en
waardering. Voor de personeelsleden is hij een
vrolijke echte collega. Wij allen zijn dankbaar,
dat we hem mochten leren kennen en met hem
mochten samenwerken. Die dankbaarheid en
waardering zullen bij zijn jubileum zeker tot
uitdrukking worden gebracht. Dat hij nog een
aantal jaren het werk aan de school, dat hem
zo lief is en waar hij alles voor over heeft, zal
mogen voortzetten, is ons aller wens.
BESTUUR EN PERSONEEL DER CHR.
SCHOOL TE LOSSER