Full speed ahead
Oponthoud op de ,,van
Overstraten''
Dr. N. J. Krom in de hemel van Amitabha
Het was in 1935 dat ik als landbouwconsulent
van de residentie Menado van de hoofdstad
naar Gorontalo reisde aan boord van de KPM-
stomer „van Overstraten". Kapitein was wijlen
de heer Seepers, een zeer geziene figuur toen
maals langs Menado's kusten, een enthousiast
jager, visser, en goud-wasser (uit zand meege
nomen uit de onderafdeling Leok).
De ochtend na ons vertrek van Menado kwa
men we voor het innemen van een grote partij
copra op de rede van Kema. De scheepsmotor
boot en een viertal laadboten, bemand met de
nodige stoere „badjau's", waren al gauw op
weg naar de op enkele honderden meters van
ons schip verwijderde kust, waar toen al een
aardige branding stond. Regelmatig kwamen
twee volle laadboten naar ons schip, en gingen
direct twee lege weer terug.
Om de tijd stuk te slaan, het laden zou tot in
de middag duren, nodigde kapitein Seepers mij
en de enige andere eerste klasse passagier uit
tot een spel bridge met de hoofdmachinist. Zo
zaten we rustig met een koele dronk aan dek,
toen opeens de eerste officier verscheen, met
een gezicht als een oorwurm op ons toekwam,
en de kapitein een papier gaf met de mede
deling: „Net door een visser met een vlerk
prauw gebracht". Seepers las... en met een
daverende vloek smeet hij zijn kaarten op tafel
en verdween, gevolgd door zijn eerste officier.
Wij gingen naar de railing, en zagen hoe See
pers in de vlerkprauw stapte en zich naar de
wal liet roeien. De zee was intussen tot be
langrijk zwaardere deining gekomen. Even later
hoorden we van de eerste officier, dat bij het
losgooien van twee lege laadboten vlak bij de
kust een plotselinge grote golf de tros in de
motorboot had geworpen, er omheen was ge
draaid, waardoor de motor niet meer kon
werken, waarna de motorboot op de kust was
geworpen.
Na een uur kwam Seepers terug en met een
somber gezicht ging hij direct met zijn eerste
officier en de hoofdmachinist naar zijn hut.
Wij zagen hem pas weer aan het avondeten.
We hoorden toen dat de motorboot, ondanks
de vele hulp van de bevolking, niet vlot was
te krijgen, en dat de zee steeds grotere golven
op de kust sloeg, waardoor de motorboot vol
zand en water was gekomen. We moesten met
vertraging van onze reis rekening houden,
onze relaties in Gorontalo had hij telegrafisch
bericht gestuurd. Verder had hij zijn collega
De Roos op de „Swartenhondt", die uit de
Tominibocht op de terugreis was, om assistentie
gevraagd.
In de vroege ochtend van de volgende dag,
Seepers had zich alweer per vlerkprauw naar
de wal begeven, verscheen de „Swartenhondt"
en kapitein De Roos voer met zijn motorboot
ook naar de kust. Van ons dek konden we op
grote afstand de pogingen zien om met de
nieuwe motorboot zijn gestrande collega van
de kust te trekken. Keer op keer zagen we de
varende motorboot vaart nemen, om dan als
een stijgerend paard uit de golven op te rijzen
en moe op het water terug te zinken. Er bleek
geen beweging in het gestrande schip te bren
gen te zijn. Het zal omstreeks 8 uur zijn
geweest dat beide kapiteins weer naar de „van
Overstraten" kwamen. Kapitein De Roos en
onze eerste officier begaven zich naar de ach
tersteven met twee matrozen voorzien van lij
nen voor het diepteloden. In snelle cadans
ving het zangerige loden aan, en uiterst lang
zaam voer ons schip achteruit. Toen we onge
veer de helft van de oorspronkeli|ke afstand
van de kust hadden afgelegd, lag ons schip
weer stil. Van het achterschip werden twee
kabels uitgebracht met de „Swartenhondt"-
motorboot, waarin ook kapitein Seepers had
plaats genomen, naar de wal toe. Enkele jon
gere officieren en machinisten gingen eveneens
mee, allen in zwembroeken. Kapitein De Roos
had tijdelijk het commando over ons schip
overgenomen, terwijl onze eerste officier op
het achterschip bleef. Na enige tijd werden
van de wal tekens gegeven, dat de kabels aan
de gestrande motorboot waren vastgemaakt. De
machines van de „van Overstraten" begonnen
te draaien, en heel langzaam voer het schip
voorwaarts. We zagen de kabels zich span
nen... zou het nu lukken... ja! opeens zagen
we van de wal heftige gebaren... en direct lag
ons schip weer stil. Aan de wal kwam men
druk in de weer, laadboten werden verplaatst.
Na enige tijd gaf men van de wal weer tekens.
De winsen op het achterschip begonnen toen
langzaam de kabels aan te trekken.
De gestrande motorboot was zo vol zand en
water geraakt, dat hij bij het van de wal in zee
komen direct was gezonken. Daarop had men
hem onder twee laadboten vastgebonden, en
kon het geheel voorzichtig tot naast de „van
Overstraten" worden getrokken. Duikend
brachten officieren de hef-kabels aan de motor
boot vast en openden zij de spuigaten, waarna
de laadboten werden losgemaakt, en het lang
zaam optakelen van de drenkeling kon begin
nen, zo langzaam dat zoveel mogelijk zand en
water door de spuigaten kon weglopen. Tegen
11 uur was de drenkeling aan dek gehesen, en
kwam kapitein Seegers met al zijn „redders"
naar boven, en riep hij breed lachend om
„banjak bier boeat semoea orang!" Men dronk
elkander vrolijk toe, waarop kapitein De Roos
ons verliet om met zijn „Swartenhondt" de
reis voort te zetten. Een uur later waren ook
wij weer weg naar Gorontalo. Onder de borrel
voor het avondeten kwam de hoofdmachinist
in overall melden dat alles in orde was, dat de
„edele delen" van de motorboot geen zand
hadden binnen gekregen, en dat hij met een
week weer vaarklaar zou zij. De „baas" moest
zijn vier machinisten laten komen, en die ver
schenen nog in hun overalls, om met de gehele
état-major een borrel op de goede afloop
(zo'n motorboot kost enkele tienduizenden
guldens!) te drinken, en wij, de twee passa
giers, dronken mee omdat we zonder mopperen
de vertraging hadden aanvaard
Precies 24 uur te laat bereikten we Gorontalo,
maar een interessante ervaring waren we rij
ker, een ervaring van kameraadschap en van
aanpakken gebruikelijk bij de KPM.
G. C. W. Chr. TERGAST
Het was in 1922, dat ik het genoegen had Dr.
N. J. Krom, het toenmalige hoofd van de Oud
heidkundige dienst te Batavia, die met zijn
vrouw en zijn medewerkster Dr. M. Muuses,
een dienstreis naar Bali maakte, eens op een
autorit als gids te vergezellen in Zuid-Bai.
Rijdende langs vele kleine dessa's en sawah-
velden, voerden we prettige gesprekken over
allerlei onderwerpen. Zo vertelde ik Dr. Krom,
dat een naamgenoot van hem, één van mijn
voorgangers controleur van Tabanan was,
en dat in het Controleurs-archief, nog van hem
afkomstig, enige keurig gebonden jaargangen
van het Tijdschrift van het Bataviasch Genoot
schap aanwezig waren. Van de inhoud had ik
erg genoten, vooral van een artikel over Balisch
notenschrift door Dr. J. L. A. Brandes, de
voorganger van Dr. Krom. (Zie ovcf hen bei
den het artikel in Tong-Tong van 30-3-1963
door J. C. H.).
Dr. Krom vertelde mij toen, dat Controleur
Krom een neef van hem was, en dat diens vader
het keurige bindwerk zelf had verricht voor
zijn zoon.
Toen wij even later het paleis in de woonplaats
van het latere Balische Volksraadslid Tjokorda
Gdé Raka Soekawati passeerden, kreeg ik de
onverwachte gelegenheid om tegenover het
geleerde gezelschap ook mijn opgedane kennis
van het Boeddhisme te luchten, door op te
merken: „U is nu in de hemel van Amitabha!"
(één der vijf Dhuani- of Mijmer-Boeddha's).
Dr. Krom antwoordde prompt daarop: „O,
zijn we nu in Soekawati?"
L. C. HEYTING Th. zn.
Dit artikel werd uitgangspunt van een
diepgaande studie door mij, en later door het
echtpaar Afr. Jaap Kunst - C. J. A. van Welf,
over Balische muziek in hun boek „De Toon
kunst van Bali", Kon. Bat. Gen. 1925.
Een overgrootmoeder van onze huidige „Oldsmobile"En toch zag deze ouderwetse wagen kans
de toenmalige Poentjakpas te beklimmen! Ja, die oude grootmoeders hadden een taaiheid en
doorzettingsvermogen tvaar we nog wel eens versteld van staan.
8