Kleine voorvallen, grote herinneringen LUS NIET II I „DE LEKKERSTENIJEN HIJ Het was bij enkele repetities ook wel zo gegaan, maar het viel me eigenlijk pas DE TONG TONG, HIJ goed op tijdens de tweede of derde uitvoering. VARRÉÉÉT Het was op het einde van het laatste bedrijf met het hevig dramatische slot van het drama tische toneelstuk dat wij dit seizoen opvoer den. Iedereen die voor het voetlicht stond was er helemaal in. Terwijl ik in het halfduister achter de coulissen heen en weer ijsbeerde, wachtende op mijn beurt, zei hij toen wéér: „We zullen zorgen dat je eruit komt hoor, jongen Ja, daar zullen wij voor zorgen hoor Ik weet nog wel niet hoe, maar daar zullen we voor zorgen hoor!" Op dat moment was het, dat ik onomwonden dacht: ,,Lö ouwe heer, jij weet toch zeker wel van hoe, heloof ik". Opzichzelf eigenaardig dat denken in je jongenstaal zodra er maar enige aanleiding voor is. Inderdaad eigenaardig. Hij, de ouwe heer, is één van de beste toneelspeler-regis seurs van onze amateurtoneelvereniging. Hij heeft in deze landelijke streek een gevestigde reputatie. Evenals hij indertijd in Indië had voor zijn hoorspelen bij één der omroepvereni gingen. Maar zijn markante grijze kop op de wat gedrongen gestalte, zwaait hij stevig, maar vooral bezielend de scepter. Pas op! als die onderkin naar voren komtHij houdt van het volbloedige toneel, waar de schrijver gelegen heid geeft om „met verve" de zaak te bren gen. In de kleine foyer aan het bartje werd bij een „recht op en neer", ook na afloop van deze avond weer wat nagepraat. Hij voegde zich als laatste bij ons, nadat hij, komende uit de kleedkamer, van ver al met die stem als een klok naar de barkeeper had geroepen: „Voor mij maar weer mijn flesje donker Jan! We raakten aan het praten. Het ging over decorwisselingen. Het zou wel heel moeilijk zijn om dit stuk eventueel op een andere bühne uit te voeren. Ik stelde voor in dat geval alsnog zo'n sumier modern decor te laten maken. Zo alleen wat losse deurposten en een los raamkozijn tegen een neutrale achtergrond. Voor dit stuk met zijn vele, snel op elkaar volgende taferelen zou dat best uit komst kunnen bieden en decoratief zelfs mis schien nog beter de verlangde sfeer kunnen oproepen. „Niets voor mij", zei hij „dat ge doe met die vogelkooitjes! Trouwens dat had den we bij het begin dan meteen moeten oeroessen en het door P. (onze toneelmeester) laten maken". Waarom weet ik niet, maar ik zei toen ineens: „Dan maar net als bij de bangsawan. Zo'n rolgordijntje dat ineens van boven uit de hemel komt neerschieten met onderaan een bamboetje, roetsj! Vanuit de oetan zit je pardoes zonder blikken of blozen metéén voor het paleis van de soeltaan!" Hij was even stil. Hij keek me van terzijde met een frons maar ook met een glimlach aan. Ik had eigenlijk nog nooit werkelijk over Indië gepraat met hem, ik was met dit stuk voor het eerst bij deze toneelclub. Ik vervolgde daarom met de vraag: „Hebt U wel eens bangsawan- uitvoeringen gezien?" Hij antwoordde een beetje schichtig zich als het ware distanciërend: „Ja, ja ik heb wel bangsawan gezien, maar èh..." Hij keek rond naar de anderen, ging niet verder. Plotseling was de hele vaart uit onze conversatie. Ik dacht: „Hajo, kom d'ruit ouwe, djangan takoet". Maar ging zelf gauw door met te zeggen: „Ja, bij die kleinere groe pen, die zonder regeringssubsidie de oedik afreisden voor de cultuurspreiding, haalden ze van die gezellige dingen uit. Als je bijv. vóóraan zittend werkelijk moest lachen om een scène, stapte de betreffende acteur ineens uit zijn rol en van het podium af, om buigend voor je met een grijns een fooi te vragen. Zijn collega's beoefenden intussen het „wag-hedul- dig". Na zijn tip stapte ongestoord onze acteur weer het podium op en zijn rol in. Ernstig hinderen deed het eigenlijk niet eens. Hebt U dat ook wel meegemaakt?" Nee dat had hij nooit meegemaakt. Maar hij keek me niet meer aan en staarde een beetje peinzend in zijn restje donker, er hardnekkig verder het zwijgen toe doende. Ik veronderstelde dat ik hem öf te abrupt in goede oude herinneringen had ge smakt, öf dat hij in deze omgeving niet erg zijn Indische kant wilde blootgeven. Het was jammer. Ik wist niet veel beters te doen dan verder ook maar te zwijgen. Maar bij mij was de gedachtentrein nu los. Hoe kwam ik ineens aan het laatste voorval? Waar was dat ook weer? Kaai Pufkes! theeplanter ik logeerde bij hemTjiseureuh, bij de Poentjak daar was het! Op een avond nam hij me mee, een dochter van één van zijn mandoers was getrouwd of ging trouwen. Even acte de présence geven. Ergens op een tjot vanuit de verte al in het donker één extra helder licht- vlekje. Petromax! Haarspeldbocht, weg het lichtje. De motor zoemt, de banden knerpen op de steenslag van de tuinweg. Af en toe wordt een steen tegen het spatbord opgeslin- gerd, peng! Of er vliegt er één onder de ban den uit opzij, pioerrHet licht van de kop lampen boort ver de helling op. Uiltjes met rode fosforogen vliegen op het laatste moment van het wegdek op. Het einde van de helling lijkt een groot donker hol, de weg daarin is verdwenen. Boven aangekomen zij we er in eens. De verlichte goebak staat plotseling voor ons. Zó hel zijn die petromax lampen dat we eerst met geknepen ogen even moeten wennen. Wij moeten op in de gauwigheid aangesleepte stoelen zitten. In de rottan zitting van de mijne zit een gat waarvan de randjes omkrul len die me aan de onderrand van mijn short in mijn dij prikken. Ja, daar was het dat ik op een gegeven moment oprecht lachen moest om de vertoning en die acteur zijn rol uitstapte. Maar was het deze voorstelling zelf waardoor het een en ander zo in mijn herinnering stond gegrifd? Veel meer herinner ik me niet, zeker niet uit het oogpunt van toneelliefhebberij Maar het was tijdens deze voorstelling dat iemand fluisterend iets aan Kaai, die naast me zat, kwam vertellen. Hij ging even mee naar buiten en ik hoorde hem in 't duister nog wat orders uitdelen. Toen hij terugkwam vroeg hij of ik nog langer wilde kijken. Ik zei van niet en we stapten op. In zijn tuinwagentje gezeten vroeg hij droog: „Heb je zin morgenavond in een hertenjacht. Ze vreten daarboven in mijn nieuwe tuinen al mijn blad weg! Natuurlijk had ik zin! en dat was het; die hertenjacht!! Alles wat daarmee samenhing zal ik nooit ver geten. Fantastisch zoals die twee (lees goed twéé) als jachthonden gedresseerde gladakkers, de herten naar ons opdreven zonder dat er één de kans kreeg zijwaarts uit te wijken. Niet te beschrijvenIk wipte de rest van mijn borrel weg en had bijna gezegd; „Kom, poelang! Ik nam afscheid en haalde mijn jas, das, hoed, handschoenen, overschoenen en zo door. Bui ten lag sneeuw. Ik trok mijn kraag omhoog en bij de eerste stappen herhaalde ik: „Heb je zin morgenavond in een hertenjacht! Pa- jah!" WÈLLEM Ot m.a w., als hij de Tong-Tong in zijn handjes krijgt, blijft er geen bladzij meer heel. U moet trouwens altijd oppassen met uw Tong- Tong. Er zijn méér mensen met „grijpgrage handjes". We bedoelen al die gontjengers, die Tong-Tong liever bjj een ander lezen dan zelf een abonnement te nemen. W'u van Tong-Tong vertellen elkaar wel eens een sprookje; dat begint zo; ,,Als alle gontjengers nu eens allemaal zélf abonnee werden, dan..." en vult U zelf maar in, wat we dan niet allemaal zouden kunnen doen. En toch, abonnee, kunt U dat sprookje waar maken: zorg, dat die gontjenger, die altijd bij U Tong-Tong komt lezen, zelf een abonnement neemt. Voor iedere, jaarabonné, die U aanbrengt, krijgt U van ons een Tong-Tong-aandenken. Een jaarabonnement kost slechts 10. te storten op giro 6685 met de vermelding nieuwe abonnee. Keuze uit: 1 broche, 1 sigarettendover, 1 sleutelring, 1 lepeltje, 1 briefopener, 1 luciferhouder. Alles met TONG-TONG embleem

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1963 | | pagina 9