TiP
voor 1
onder-
wci-
zers^
BENARD MOMENT
Vóór Makassar werd veel op zee gezeild en in zee gezwommen, om en bij de
kleine eilanden vóór de kust; dit ondanks kansen op kennismaking met haaien!
Zelf heb ik eens op de poelau Laë-Laë, één van die eilandjes, een jochie met een
kleine, pas gevangen haai zien lopen; en van K.P.M.-kapiteins vernam ik, dat zij
buiten de haven ook soms een volwassen exemplaar waren tegengekomen. Maar
nooit heeft bij mijn weten iemand vóór Makassar tot een haaie-maaltijd gediend.
Toch zou zoiets voor het éérst al in mijn tijd hebben kunnen gebeuren, wanneer
eens niet meer uitsluitend lieve- of op vis-dieet levende haaien daar waren komen
fourageren. Mij hebben er op een keer bij een strandbad alleen twee grote, dikke
doejoengs of zeekoeien de stuipen op het lijf gejaagd; en een wezenlijk heel
benard haaienmoment.eh, dat houd ik voor U in petto; (want dat beleefde ik
bij Timor-Koepang). Nu wil ik meer van een niet zozeer door haaien benarde
situatie vertellen.
VIES GELOERD
Dikwijls ging ik zonder gezelschap de zee
vóór Makassar bevaren in een lekker-vlotte
lèpa-lèpa oftewel Makassaarse prauw met één
bamboe-ligger buiten boord, een kororo- of
rieten zeil aan de mast en een roer, dat ik voor
elke koers gemakshalve maar vastzette onder
een daarvoor bruikbare houten beugel. Val
winden en andere wind-wispelturigheden had
je daar hoogst zelden. Op een ideaal-egaal
landwindje voer je 's-morgens van de kust af,
en klokslag-x ('k ben het uur vergeten) kwam
er een kostelijk koel zeeluchtje bescheiden
zich aanbieden om je barkje weer kustwaarts,
dus „poelang", te blazen. Zeil-,,kunst", zoals
ons ongedurig Hollandje die vergt, was glo
baal genomen nabij Makassar overbodig. En
als autodidact in het lèpa-lèpa-vakwerk was ik
ook meer een artistieke fatalistische zeiler dan
een deskundige. Wanneer in mijn buurt bij
harde wind geen sterveling er zich aan waag
de, dan was ik met zwierig keer-op-keer om-
zwiepende bezaan alsmaar aan het gijpen, jö!
En, verdraaid, het eindigde ook nog steevast
goed!... totdat... op een nogal woelige dag
bij zo'n gijp-manoeuvre hólaü, m'n hele lèpa-
lèpa-mikmak met mijzelf erbij omkieperde!
Dondersdat was me een rare gewaarwording,
weet je; plotseling met al je hebben en hou'en
definitief uit het lood geslagen te worden en
spartelend tussen plankjes en ander drijfbaar
spul naast je vaartuig terecht te komen. M n
eerste ontboezeming was: „snertschuit, om mij
dit te lappen nog ongeveer een kilometer van
de kust af! En dan nog bij een wrevelige
zee!" Juist in de kust-afval-waterstrook omge-
mikt, voelde ik ook meteen de vrees opkomen,
wel eens de allereerste buit voor een ón-
Makassaarse haai te kunnen wordenHoe
gauwer uit deze situatie, des te beter
Maar met het kletsnat kororo-zeil en met een
bamboe-ligger nu niet naast, maar ónder m'n
boot, was natuurlijk de kans om in m'n eentje
mijn jacht nog overeind te krijgen radikaal
uitgesloten. Ten overvloede bemerkte ik, met
m'n hele zwikkie zwevend op een golfstroom
langzaam langs de verre kust noordwaarts af
te drijven!... Evenwel, als een waardig zee
kapitein verlaat je je schip nooit-en-te-nimmer,
nietwaar? Ook al lig je lichamelijk buiten
boord; of liever: juist dan niet. Elk idee van
een „total loss" van mijn lèpa-lèpa wees ik
(er aan hangend) kordaat van de hand; en
begon dan, al zwemmend, te proberen de hele
scheepsramp naast me mee te zeulen, schuins
in de stroom kustwaarts kikkerend...
Hoopvol speurde ik naar menslievende belang
stelling op het vaste land en zag, ha, op de
boulevard tot mijn vreugde nogal wat mensen
staan!... Maar blijkbaar keken die óók met
grote vreugde naar mij zonder enige verdere
aktiviteit! Op hulp van verwijderde Boeginese
zeilers behoefde ik niet te rekenen, want mij
was verteld, dat die lieden zich hardnekkig
houden aan het ruig adagium: „Als je niet
zeilen kunt, moet je het laten". Dit met een
militaire reveille-refrein: „Wil je niet luiste
ren, dan blijf je maar liggen; maar de gevolgen
die benne voor jou!" Nou ja: ik blééf liggen,
begon ik te merken, 'k Voelde me namelijk in
de hobbelige baren zo goed als niet vooruit
komen, moeizaam met mijn lèpa-last zwem
mend... Dat maakte m'n toestand bepaald
benard! Ja, werkelijk: ik meende naar de kust
toe geen duimbreed te vorderen; alleen dreef
ik op de golfstroom er langzaam langs... Wat
ellendig zwaar was het sleuren aan zo'n om
geslagen gevaarte... al leek toch de kuststroom
wel iets minder sterk geworden te zijn...
Maar dat bracht me niets dichter bij land...
Ai, ai! Wat te doen!? Die pest-lèpa in de
steek laten? Nee, dat nóóit! Voorlopig
nooit! Liever samen vergaan dan smadelijk
alléén de kust te bereiken... Maar, verdorie,
ik zwom me met permissie „een rotje"...
Toch baatte het geen spat. En stonden nou al
die lui daar in de verte aan de kant niets te
doen dan naar me te lachen? Flutslungels!
Maar nee! Hé! neenéé, kijk! daar sprongen
vanaf de boulevard een stuk of wat katjongs
het water in! En... ja, haha, die kwamen naar
mij toe zwemmen Verdraaid, die kwamen mij
te hulp hoor! Wat een geluk! En wat alle
machtig aardig! Vier..., vijf jonge jongens!
Kinderen nog! Maar o, daarmee samen kreeg
ik heus mijn spul wel aan de wal! Warempel
zeg, zij kwamen mij helpen; riepen mij al iets
toe, waarvan ik niets verstond, maar ik
schreeuwde blij terug: „Ja, baik, baik, botja-
botja; minta tolongHelp me alsjeblieft aan
dit zware vrachtje. Terima kasih, makkers!
dankte ik alvast.
Nabij gekomen verdeelden de redders zich
uit zichzelf links en rechts van mij en begon
nen juichend, zwemmend mee te trekken aan
het logge lichaam (nee, niet van mij, maar
van m'n schuit). „Zet 'm op lui; slepen maar
wakkerde ik ze aan. Erkentelijk kreeg ik er
bijna schik in, evenwel gauw genoeg bemer
kend, dat wij waarachtig ook met z'n zessen
nog geen spaan vooruit kwam! Wat nou?
Waar lag dat nou aan? Dreef soms de stroom
ons van het land af, inplaats van er langs?
Sakkerloot, ja; dat leek wel zo. We schoten
niets op. Nee hoor, we bleven even ver van
de wal!...
Dat werd werkelijk wat angstig! Nu voelde
ik mij niet alleen voor m'n boot en mezelf,
maar ook voor m'n vijf katjongs verantwoor
delijk! Of... werkten die apen, om me te
pesten, mij misschien tégen?... Welnee, zij
zwommen uit alle macht en deden merkbaar
hun best om de zware sleep vooruit te krijgen.
Maar waarom lukte dat niet? Zelf zwom ik me
mijn longen al uit m'n lijf; tot... een jog, aan
lij-zij zwoegend, opeens een illustere ontdek
king deed. Er zat een touw in de boot strak
vast! En dat touw: vér achter ons in de diepte
zat aan de grond een anker vast; het anker,
dat bij het omslaan uit het vóórschip was
losgeraakt en naar de bodem gezonken... en
dat daar ergens vat had gekregen! Och, och,
en ik kreeg nu pas vat op de zwem-rem-
oorzaak! Wij stopten prompt met onze kracht
verspilling. En eindelijk, met willig verlies
Onderwijzer: „Vlegel, die je bent! Vertel mij
eens vlug wat die tip is!"
Leerling: „Nou... eh... meneer, dat... eh...
er een PASAR MALAM is in HOUTRUST
op 28, 29 en 30 juni...".
Onderwijzer: „Zo... bedankt voor de tip,
MAAR schrijf het voor straf eens 200 x op,
want je hebt een spelfout gemaakt Begre
pen
Leerling: „Graag meneer, dan vergeet ik het
tenminste niet!"
Dit jaar meer kermisattracties voor de kinde
ren.
Een paar dagen voor de vakantie zijn ze in
de klas ontzettend vervelend. Nu ook. Ik heb
zelfs Marja een standje gegeven en die heeft
op d'r rapport een acht voor gedrag. De laat
ste, die ik uitveter, is Yvonne. Eindelijk is het
stil en zitten ze rustig te werken. Vijf minuten
Tien minuten. Mijn instinct waarschuwt me,
dat er iets gaande is. Ja, daar vliegt een
stukje papier op de tafel van Cobie. Ze wil
het wegstoppen, maar ze heeft mijn onheil
spellende blik gezien. Geef hier, Cobie! Met
een gezicht van: kannikethellepe brengt ze me
het noodlottige briefje. Van wie is dit? Van
Yvonne, meester. Ga zitten. De hele klas kijkt
ademloos toe, hoe ik het briefje openvouw.
Liefe Cobie.
Ik ken een aardig vogeltje
Met een briefje in zin bek
En daarop staat geschreve:
Wie dit lees is gek.
Dit is een anti-climax. Ik dreig te stikken van
het lachen; ik krijg de neiging om het uit te
brullen: Jongens, nog drie daagjes maar! Zel
den heb ik me zo moeten beheersen. En als ik
de angstogen van Yvonne zie, dreigt het op
nieuw. Ik vouw het briefje toe en stop het in
m'n zak, terwijl er een paar achterom kijken
naar Yvonne en dan wijs knikken: zal ze d'r
van langs krijgen straks! Om vier uur vraagt
Yvonne me op de gang: Moet ik nog... Ga
weg, mosNiet te langZe doet d'r rolschaat
sen aan, srrk, srrk, wég!
V. N. MOENS
van het remmend ijzer en van een meter of
tien touw, bereikten wij behouden met de boot
de boulevard; waar vele volwassenen... moge
lijk zich wat schaamden (om hun passief ple
zier) tegenover zo jeugdige helpers; voor wie
ik mij wel schaamde om mijn bewezen on
macht bij gijp-zeilen en onnozelheid bij ge
remd zwemmen.
M. A. OOSTWOUD WIJDENES
11