Uittreksel uit brieven van de Heer K. BROCX aan zijne dochter Ida
(III)
Met Mama en de 2 kinderen deed ik toen de
reis zooeven omschreven, je kunt begrijpen
wat een misère zoo'n reis veroorzaakt met 2
kleine kinderen en in 't geheel geen ruimte
om je te bewegen en dan over dag de gloeiende
zon en 's avonds en 's nachts de legio muskie
ten. Bandjirde de rivier dan lag je voor anker
aan de rivieroever, waar een en al oerbosch
was en toen we een tiental dagen op reis
waren, waren de moeilijkheden om door de
stroomversnellingen te komen, terwijl je over
ondiepten met prauw en al gedragen werd.
Tegenwoordig doe je die reis per auto. Enfin,
de 19den dag arriveerden wij te M. Doea. Ik
ben daar niet lang gebleven, want na een paar
maanden werd ik ziek mijn eerste ziekte in
Indië. We moesten 's nachts alles in kasten
of kisten bergen, daar de ratten alles opvraten
of meesleepten. Die beesten waren zoo bru
taal dat ze op een nacht een brandend nacht
pitje (drijvertje) uit het glas haalden, daarmee
van de tafel op een luie stoel sprongen waarop
het tafelkleed lag en waardoor de rottan zit
ting verbrandde; gelukkig dat die brand zich
niet verder uitstrekte, want wij merkten die
eerst 's morgens.
Als het begon te schemeren, durfde je niet in
de voorgalerij te blijven, zoodat je je moest
opsluiten, want het krioelde daar van tijgers,
dus kwam je 's avonds niet bij elkaar. De ass.
resident kwam in de morgenuren zoo goed als
altijd een bittertje bij ons drinken; de man had
niets te doen, schijnbaar. Hij was getrouwd
geweest, maar zijne vrouw liet zich erg het
hof maken door een mijner voorgangers, dat
hem reden werd om te scheiden.
Na 3 maanden kreeg ik een zweer aan mijn
hakkepees, die maar niet genezen wilde. In
dien tijd had je nog geen desinfectie middelen,
burowwater en eau de goulard bestond nog
niet; het eenige middel was pappen. Na 2
maanden genas de wond, maar toen kreeg ik
koorts, die mij na 3 maanden zoo verzwakte,
dat ik het kantoor moest sluiten. Een dokter
of een apotheek was er niet; ik moest per
telegraaf den dokter te Lahat vertellen hoe ik
mij voelde, hij zond mij dan medicijn, maar
die bleef een week onderweg en de postboot
kwam maar eens om de 3 dagen. Ten lange
leste gaf Ducloux mij den raad naar Palem-
bang te gaan, daar de koorts niet wijken
wilde; 's-avonds werd daartoe besloten en
's morgens 8 uur zat ik met Mama en de
kinderen in een kleine prauw, waarboven een
afdakje. De geheele boel lieten wij in de steek;
de ass. resident zou trachten mijn meubilair
te verkoopen en de bedienden zouden met
onze kleeren volgen. Je kunt begrijpen dat we
weinig voor onzen inboedel maakten. Na 3
dagen reis arriveerden we te Palembang, al
waar ik dadelijk vervoerd werd naar het hos
pitaal, dat gelegen was in het fort. Het bleek
al gauw dat ik er naar aan toe was, 's morgens
was de temperatuur 39-6, 's avonds 40.3 en
dat was iederen dag hetzelfde. Er werd toen
nog niet zoveel met kinine gewerkt, omdat het
zo duur was, 10 cent kostte een pil van l/2
gram; mijn obat was dan ook salicyl, maar het
werkte niets uit.
Ik lag dan in het hospitaal, Mama logeerde
met de kinderen in het hotel, een heel eind
van het hospitaal, en daar het in dien tijd nog
niet zoo erg rustig was te Palembang, zoo kon
Mama mij alleen overdag opzoeken en had dan
nog een van de gehuwde officieren, die ook in
het hotel logeerde, tot geleide. Je moest altijd
een grote passer over en daar was het onvei
lig; de soldaten mochten nooit alleen over de
passer, want er waren er wel eens vermoord.
Ik herinner mij niet voertuigen te Palembang
gezien te hebben, je boodschappen deed je per
tambangan; bijna overal kon je te water
komen.
Mijn koortsen bleven aanhouden, ik werd erg
moedeloos en vroeg aan den dokter mij naar
Java te expedieeren, maar daar wilde hij niets
van weten; hij wilde mij later als reconvales
cent naar Kepajang zenden, een klein berg
plaatsje in de binnenlanden, waar een halve
compagnie soldaten was met een officier en
een dokter. Ik had daar weinig ooren naar,
waarom ik er met den resident over sprak, die
mij kwam bezoeken. Het gevolg was dat de
dokter van opinie veranderde en mij per eerste
bootgelegenheid naar Java zond. Ik was te
zwak om te loopen, werd naar boord gedra
gen, in een kooi gelegd, waaruit ik eerst bij
aankomst te Batavia te voorschijn kwam.
Kasian Mama, zij zorgde voor alles. Priok
bestond toen nog niet, zoodat we aan de kleine
boom uitstapten, waar ik op een lange stoel
gelegd werd en eenige uren moest wachten
voor er een rijtuig was, want je had toen nog
geen telefoon. We gingen logeeren in een
hotel op Molenvliet, gelegen over des Indes,
waar ik dr. Vorderman verwachtte om mij te
onderzoeken. Op zijn raad ben ik toen naar
Kampong Macassar vervoerd, 17 paal van Ba
tavia gelegen aan de oude weg naar Bogor;
Mama ging met de kinderen naar Simplicitas.
We wisten niet dat het zoo erg met mij zou
worden, anders was Mama zeker meegegaan.
Ik vertrok per postwagen, erg zwak maar hel
der van hoofd; te Mr Cornelis stopte ik om
een paar briefkaarten te laten koopen, ook toen
moet mijn hoofd nog helder geweest zijn, maar
te Kampong Macasar komende was ik heele-
maal in de war. En het mooiste was dat de
Chef dokter daar. Overste Bol, niet wist dat
ik krankzinnig was. Op zijn vraag of ik ge
huwd was, zeide ik van mijne vrouw geschei
den te zijn, daarom dan ook dat Mama geen
bericht kreeg toen men dacht dat het einde ge
komen was. Toevallig dat een kennis mij kwam
bezoeken ik herinner mij niets daarvan;
want ik lag buiten kennis die verontwaar
digd was dat Mama niet gewaarschuwd was,
waarop de dokter zeide dat ik gescheiden was.
Enfin, mijn vriend Frölich wist wel beter, hij
zond dan ook een spoedbode naar Simplicitas,
waarna Mama 's nachts om 12 uur naar
K. Macassar vertrok om daar den volgenden
dag tegen 10 uur aan te komen. Oom Piet
kwam die zelfde middag met hoogen hoed en
rok, om mij te begraven. Maar dat behoefde
nog niet, Goddank voor Mama. Van dat oogen-
blik trad beterschap in en Mama zorgde dat ik
melk kreeg. Men had mij steeds boeboer ge
geven die ik niet at; verpleging was er niet,
maar ik had mijn jongen bij me. Ik herinner
mij dat ik een groote som papier geld bij mij
had; de jongen bewaarde dat en gaf het aan
Mama in bewaring. Die zelfde jongen, Ali, is
toen met ons naar Holland gegaan; waarom
hij later van ons wegging, herinner ik mij niet;
het laatst zag ik hem te Kediri, als bediende
van Fabius te Pesantren.
Dat die ziekte mij erg heeft aangepakt, blijkt
wel uit mijn gewichtsvermindering; mijn nor
male gewicht op die jaren (28) bedroeg 120
pond en toen ik mij voor het eerst liet wegen,
woog ik maar 75 pond. Maar toen Mama mij
verzorgde kwam ik weer vlug bij, ongelooflijk,
10 pond per week; de dokter vond het niet
erg goed. Ja, als Mama niet gekomen was, had
ik 't stellig afgelegd, want er was niemand
die naar mij keek. Ik heb in die koortsen erge
gekke dingen uitgehaald, en wel eigenaardig
dat ik mij later alles herinnerde. Zoo hield ik
eene redevoering, waarin ik het publiek dank
zegde voor het applaus voor Mama, die paard-
rijdster was en door hoepels sprong; zoo vond
de jongen mij onder bed, zoekende naar elec-
trische geleidingen, waardoor men de Keizer
van Rusland in de lucht wilde laten vliegen;
zo begoot ik de kamer, denkende dat ik
bloemen begoot; dat alles gebeurde voor Ma
ma's komst; met de komst van Mama lag ik
in de crisis.
Enfin, ik ben er 3 maanden geweest, de reke
ning bedroeg 1388,waarvan alleen
88,aan kinine en tot slot moest ik voor
ziekte naar Europa; verzwakking van de her
sens. De reis naar Europa deed ik per „Voor
waarts", een kleine boot met maar een paar
passagiers, het was trouwens medio October
dat we vertrokken. Ali had gevraagd mee te
mogen gaan en werd belast met onze kleine
Piet, een gezond, sterk, mooi kind; we hebben
nooit zoo'n goede bediende meer gehad. Mama
was aan boord steeds onwel; een baboe aan
boord,constateerde dat Mama zwanger was.
We kwamen 14 November te Marseille aan,
waar we niet bleven; 's morgens kwamen we
aan en om elf uur zat ik in den trein voor
(Lees verder pag. 22)
Bovenstaande jota werd ons welwillend afgestaan door mevr. P. H. M. Bubberman. In deze
z e kahar ballon wie kan ons vertellen waarom ze deze naam droegen? ging men
in vroeger dagen op reis. Men staat versteld als men hoort welke afstanden ermee werden
afgelegd.
13