Bijgeloof of statistiek
IJSVOGELS
Oude sobais
Een wonderlijke naam voor een vogelfamilie, die haar volle ontplooiing in de
tropen vindt en waarvan de bonte sprekende kleuren ook een echt tropische
indruk maken! De zaak is, dat het Europese ijsvogeltje, Alceda atthis ispida,
waarvan overigens Aziatische rassen tot in Japan en in Indonesië voorkomen,
's winters meer in het oog valt dan 's zomers. Daaraan dankt het zijn naam en die
heeft het aan zijn gehele famile gegeven. Het is echter niet meer dan een vooruit
geschoven post in koudere gebieden, waar het met zijn azuurblauwe pakje niet
helemaal op zijn plaats lijkt.
Aansluitend op de bijdrage van Emile I.,
verschenen in T.T. No. 9 (15-ll-'62), hierbij
tambah sebatok van mij, ofschoon ik mij hele
maal niet zo erg competent voel, gezien mijn
„westerse" scholing. Om te beginnen heeft
mijn grootma mij van mijn moeder gekocht;
op welke manier dat is toegegaan, heb ik
eerder in T.T. geschreven.
Wat er van al die dingen, is blijven hangen,
ondanks langdurig verblijf in „patria?" In
mijn dompet zit keurig verpakt een oud ver
sleten dubbeltje als si-iet. Zo lang deze si-iet
er in zit, heb ik nooit een lege beurs. Leuk, ja.
Chinees bijgeloof deze; iet is het Chinese
woord voor: één, de eerste. Zo moet het dup
pie als het ware een soort van lokvogel voor
de andere centen wezen. Iets voor de lezers?
Met Oud en Nieuw zie ik altijd ongemerkt
kans om, al was het maar éventjes, alle deuren
en ramen open te zetten ondanks protesten.
Voor boeang sial, toch? Maar leg het aan de
tegenwoordige generatie uit, als je kunt. In
het Indië van tempo doeloe werden bij een
moeilijke bevalling in huis alle mogelijke pot
ten, pannen etc. van hun deksel ontdaan.
Mijn oom Gerard zaliger was een expert in het
berekenen van goede en slechte dagen; hij wist
ook van iedere dag te zeggen, waar de hemel-
draak lag. Wanneer die b.v. in het zuiden lag,
dan waren alle nieuwe dingen, die je moest
beginnen, tevoren tot mislukking gedoemd, als
je je in zuidelijke richting moest begeven. En
als je dan persé naar het zuiden moest, dan
via een slinkse omweg. Heb je de complete
werken van Hien wel eens op een rijtje ge
zien? En er waren er, die ze door en door
kenden, om te zwijgen van de talrijke onge
letterde Indonesiërs, die nog meer van zulke
zaken afwisten, dan er in die boeken staat.
Over het begrip „pemali" valt alleen al een
boek te schrijven. Ik ken ze voornamelijk als
zijnde „niet goed" voor jonge meisjes, b.v.
niet op de drempel zitten, geen pisang dempet
eten, nooit pisang podjok nemen, nooit haar
wassen op maandag, nooit tjitjak-eitjes pakken,
anders laat je „alles" vallen. Dit doet me
denken aan schoolkinderen van het oude Am-
boina, die me vertelden: Meneer, als wij mooi
willen schrijven, moeten we een bidsprinkhaan
tussen de handen fijnwrijven.
En dan de dingen uit m'n kinderjaren: je mag
nooit iets terugvragen, anders „tebalik Iidah".
Een kind met twee kruinen is ontzettend stout
doet me denken aan de kennis van haar
wervels en haarlijnen bij paarden, waar ik te
weinig van afweet. Een haarstaartje in je nek,
beter bekend als boentoet oedang, is bet on
miskenbare kenteken van gierigheid. Heb je
een puntig voorwerp in je hand, wijs er dan
nooit mee naar anderen; er is kans, dat een
„setan tolak" zijn kans neemt en je hebt toe-
gestoten, zonder dat je het zelf weet. Jeukt je
rechterhandpalm: naa, je ontvangt geld. Maar
jeukt je linkerhandpalm, dan moet je geld
uitgeven. Begint je rechteroog op een bepaal
de manier te trekken, mata kedoetan geheten,
dan moet je binnenkort tranen storten. Wees
voorzichtig met afgeknipte haren en nagels,
mooi meisje, die mochten wel eens in verkeer
de handen vallen.
Evenals aan de haarwervels van paarden moet
de betekenis van moedervlekken, geboortevlek-
ken, wratten en koetils een apart hoofdstuk
vormen. Wacht je in het bijzonder voor een
meisje met een koetil op haar bovenlip, jonge
man; zo eentje is bawèl, vraag maar, wat dat is.
Volgens het animisme zijn aarde, water en
lucht bevolkt met geesten, die men door het
brengen van offers of slamatans tevreden moet
stellen, wanneer met het bouwen van een
huis, het graven van een put, het aanleggen
van een brug etc., een bestaande orde wordt
verstoord. Zo dom, ja? En hoe zit het dan
hier met een eerste steenlegging, het doorknip
pen van een lint, (het liefst door een persoon
met veel sakti), het aanbrengen van de vlag
en het schenken van pannebier, als de nokbalk
is aangebracht? Is dit nu iets algemeen mense
lijks of onuitroeibaar oer-animisme? Ik denk
zo aan enkele beruchte rijkswegen, waar iedere
dag doden vallen; zou een slamatan helpen?
In elk geval kan het geen kwaad.
Vrijwel iedereen kent de beproefde middelen
om regen af te weren: lombok en uien op li
di's, dan wel een intiem dameskledingstuk op
het dak gooien. Ik kom weer op Ambon terug.
Augustus en september zijn daar regenmaan
den en bij de nadering van Koninginnedag op
31 augustus was het altijd angstig afwachten:
regen of niet? Merkwaardig genoeg regende
het NOOIT op die dag. Men vertelde mij,
dat de radja van de negeri Soja het zijne ertoe
bijdroeg. Om op dit water-chapiter voort te
borduren: iedere keer als ik hier een urinoir
zie, moet ik denken aan de wijze les, die ik
vroeger kreeg: Njo, als je ergens een kleine
moet doen, weet je nooit of het daar angker
is of niet. Om safe te zijn, moet je zeggen:
Awas, awas, nak babi moe kentjing. Mocht
daar een geest zitten, tanggoeng hij smeert-em.
Ajo, wie weet nog meer van zulk iets dan
VN. MOENS
imiiHimii"
niUlrlil'ltlllH'
vermolmde hout of wel in een mieren- of
termieten-nest in een holle boom, soms vrij
hoog boven de grond.
Aan een bepaalde symbiose met de mieren of
termieten moet hier niet gedacht worden.
De ijsvogel vindt in het vermolmde hout of in
het mieren- of termietennest eenvoudig een
geschikte substantie, terwijl de termieten of
mieren zelf zich niet tegen hun medebewoners
schijnen te verzetten. Ook van slangen is be
kend dat zij hun eieren wel in de termieten
nesten of -heuvels leggen.
Een grote en algemene soort, door de Engelsen
om zijn rode snavel de „stork-billed kingfis
her" genoemd, is de grote vis-ijsvogel, Pelar-
gopsis (syn. Ehamphalycon) capensis, de eigen
lijke „radja oedang", die bij de bandeng-
vijvers en langs de kust nogal eens te zien is.
Vleugels zijn blauw, kop en buik okergeel, en
snavel en poten lakrood. Voedsel: vissen, krab
ben, kikkers, e.d. zijn voor hem niet veilig.
De bos-ijsvogels, Halcyoninae, zijn over het
het algemeen drukker, beweeglijker en luid
ruchtiger dan de vis-ijsvogels, Alcedinidae,
waartoe ook de Hollandse soort behoort. Deze
zijn van rustiger en eenzelviger natuur. Gedul
dig zitten zij aan een beek of plas te wachten
op een onoplettend visje, stoten daarop neer,
verdwijnen onder water, keren met de buit
naar hun zitplaats terug en slokken die met de
kop naar voren op.
Ook in Indonesië komen Alcedo-soorten voor,
die veel van het Europese ijsvogeltje hebben,
vooral de diepblauwe A. meninting, voorts A.
coerulescens, twee kleine ijsvogeltjes, niet zeld
zaam in het kustgebied en, vooral de eerste,
evenmin in het binnenland.
Een paar kleinere, bruinrode soorten omvat het
geslacht Ceyx, terwijl de grootste ijsvogel op
Nieuw-Guinea voorkomt: Sauromarptis gaudi-
chaud.
Men vindt in Indonesië vele soorten, bekend
als „radja oedang" en gekenmerkt door hun
grote kop en snavel, hun korte staartje en
poten en hun in het oog vallende kleuren,
waarbij vooral azuurblauw en vaak lakrode
snavel en poten opvallen. Stil zitten zij op een
tak te loeren, niet altijd aan het water, maar
dikwijls in onze tuinen, en schieten vandaar
pijlsnel op hun prooi neer.
Opgeschrikt, vliegen ze onder luidruchtig ge
krijs weg naar een andere zitplaats. Evenals
de Europese ijsvogel graven zij, om te broeden,
vaak een horizontale gang in een steile oever
of helling, of wel zij broeden in holten van
dode bomen. Bij het nestelen maakt de teteng-
ket, de bos- of sawah-ijsvogel, Halycon chloris,
het zich vaak makkelijk door of een bestaand
hol in een oude boom daartoe uit te kiezen of
wel een kort gangetje te graven, hetzij in het
Op Nieuw Guinea en de Molukken komt een
geslacht voor, dat in sierlijkheid de andere
ijsvogels overtreft. Het zijn de raketstaart-
ijsvogels, Tanysiptera.
J. C. H.