WAKTOE TANEM PADI Misschien gaat U liever naar het strand, maar Hindoelegende over het ontstaan der vrouw Wij namen de volgende legende over uit een oude Oriënt van 1939We vonden het verhaal zo aardig dat wij het onze lezers (en lezeres sen!) niet wilden onthouden. Er leefde in het oude Voor-Indië een bejaarde, wijze Hindoedichter; hij was groot van hart en geest, doch niet rijk met aardse goederen gezegend. En toen hij op zekere dag zijn einde voelde naderen, verzamelde hij zijn talrijke kinderschaar om het sterfbed. De oude wijze aanschouwde zijn afstammelingen, grote, mooi gebouwde jonge mannen en aanvallige meisjes, met welbehagen; in zijn blik lag reeds de kalme berusting waarmee de mens op het eind van zijn levensdagen zich afwendt van het aardse en zich richt op de wachtende verten van het eeuwig leven. Hij vertelde van zijn leven, van strijd, neder laag en overwinning, van liefde en haat. Hij sprak over zijn aardse goederen en van de wijze waarop hij de nalatenschap had verdeeld. Tenslotte richtte hij zich tot zijn zonen. „Mijn zonen", sprak hij, „gij zijt welgescha pen, verstandig en niet bekrompen in uw levensopvatting. Dat is veel, maar het is niet genoeg. Want gij mist nog vooral de ervaring tegenover het eeuwige levensraadsel dat „vrouw" heet. Ik zal U die ervaring niet bijbrengen. Doch ik zal U de geschiedenis ver halen van het ontstaan der vrouw, zoals mijn vader die mij op zijn sterfbed verhaalde. Wel licht zal zij U op uw levensweg wanneer gij hulpeloos tegenover dit raasel der eeuwen komt te staan, kunnen helpen". De Almachtige, aldus de oude Hindoedichter, schiep het heelal. Hij schiep de zon, de maan, de sterren, hij schiep planeten, die in eeuwige, vaste banen hun weg door het luchtruim ver volgen en hij schiep kometen die als razenden door het heelal suizen; tenslotte schiep hij ook de aarde. En daar de aarde zijn laatste schep ping was, besloot hij dat zij ook één van de beste zou zijn. Hij schiep op de aarde de zeeën en meren, planten en dieren en tenslotte schiep hij ook de man. De man was zijn laatste schepping op de aarde. Hij schiep hem naar zijn eigen evenbeeld en hij stelde hem aan als heerser over alles, wat zich op de aarde bevond. En toen hij de man geschapen had, die in rechte koninklijke houding zijn weg over de aarde vervolgde, verheugde hij zich over zijne schone vormen. Doch de man gevoelde zich eenzaam; hem was gegeven koning der aarde te zijn en hij verheugde zich daarover. Maar er was niemand met wie hij zijn vreugde kon delen. En hij klaagde zijn nood bij de Almachtige. De Almachtige bedacht zich met schrik, dat hij inderdaad vergeten had de man een levens gezellin te geven; hoe zou ook zijn schoonste schepping anders eeuwig kunnen blijven voort bestaan Helaas, de scheppingsstoffen, waaruit hij alles opbouwde, waren bijna verbruikt; slechts enige restanten bleven hem nog. Toen nam de Almachtige het restant der scheppingsstof van de tijger; hij vermengde dit met hetgeen hem restte van de slang en voegde daaraan toe hetgeen hem overbleef na het ontstaan van de roos. Daarop voegde hij er het grootste restant aan toe, dat van de wordingsstof van het grillige kruidje-roer-me- niet, verborg onopvallend tussen het geheel een verloren veertje van een engelenvleugel. Daarop liet hij alles gedurende één nacht omspoelen door de golven der zee en vervol gens verborg de Almachtige de weke stof nog één nacht in de kelk van een lotusbloem. Bij de volgende dageraad trad uit de kelk der lotus een gestalte tevoorschijn, een wezen dat in zich verenigde het roofdierachtige van de tijger en het listige van de slang, de bekoring van de roos en het grillige van het kruidje- roer-mij-niet; zij was omgeven door het eeuwige mysterie van de zee en zij bedwelmde de man door de zoete betovering van de lotusbloem. Zij hield in zich een belofte van hemels geluk want zij was de vrouw, het eeuwig onbegrijpe lijke en betoverende, de altijd durende kwel ling en verrukking. De oude Hindoedichter overzag nog éénmaal door reeds brekende ogen glimlachend de schare zijner zonen; toen verliet zijn ziel het aardse omhulsel op weg naar de eeuwige gebieden, waar geen raadsels meer bestaan, naar het begin en het einde aller dingen hier op aarde. De sawah's van ons geliefd Indonesië! De pas beplante velden, glanzend in de stralende zon of de rijpe padi-aren wuivend in de wind, met altijd de geur van warme aarde, water en rijsthalmen, altijd een verrukking voor het oog. Bij een landbouwend volk vormt de verering van de natuurkrachten de achtergrond van zijn religieus denken. Het planten van de rijst vereist een zorgvul dige en eerbiedige behandeling. Als in de Westmoeson, de möngsö rêndêng, in oktober de regentijd aanvangt, wordt een goede dag uitgekozen, om de sawahs te be werken. Liefst met Boelan Baroe, dat is altijd goed, om iets te beginnen, maar toch niet voordat Orion en het Zevengesternte bij zons ondergang tegenover elkaar aan de horizon zichtbaar zijn. Deze sterrebeelden zijn het meest geliefd. Zij zijn niet, zoals bij ons Orion, de grote Jager, met de prachtige sterren Betelgeuze en Rigel, voor wie de Pleiaden, de zeven dochters van Atlas, door Zeus in een zevengesternte veran derd, wegvluchten. Maar zij bepalen de tijd voor het begin van de rijstbouw. Orion heet Bintang Tiga naar de drie sterren in de gordel, Bintang Wloekoe, dat is de Ploegster, Goeroe desa of Koekoesan. Het zevengesternte heet Bintang Pitoeh of Bintang Toedjoeh. De drie sterren van Orion en de zeven sterren van de Pleiaden spelen ook een grote rol in de mythen en sagen van de Berg-Toradja's van Midden Celebes en van de Boeginezen in Zuid Celebes. Door de doekoen sawah wordt de zegen inge roepen van Bopo Koso en Iboe Pratiwi, Vader Hemel en Moeder Aarde. Bij het wijden van de sawah's worden op Java de heilige Zodiac-bekers gebruikt, gevuld met wijwater en in de beker een kleine tros bloe men en bladeren, met de stelen omhoog. Bij het uitstrooien van het zaad in de zaad beddingen zegt de priester dit gebed: „O, Vader Hemel en Moeder Aarde, ik vertrouw U dit zaad toe, uit Dewi Sri voortgekomen. Dat de wortels als touw, de bladeren als schermen, de bloemen als juwelen, de vruchten als zilver en goud mogen worden". Na 35 dagen wordt de bibit uitgeplant. Vrou wen en meisjes, het gelaat met boreh verfraaid, met bloemen in het haar, planten de jonge halmen in de natte velden. En op de dijkjes staan de pendoepaans, waar uit de wierookgeuren omhoog stijgen, het reukoffer voor Dewi Sri. CORRACORRA DAARNA KOMT U NATUURLIJK GEZEL LIG RIJSTTAFELEN OP DE PASAR MALAM NA EEN LANGE, WARME EN VERMOEIENDE DAG, HEERLIJK NIET KOKEN. HOUTRUST, ZO GEMAKKELIJK TE BE REIKEN: VANUIT SCHEVENINGEN MET LIJN 11 EN 14, VANUIT KIJKDUIN MET BUS 21, OP 28, 29 EN 30 JUNI. 19

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1963 | | pagina 19