0 m grJmf HOUTRUST, 28/29130 JUNI Millons d'Arlequin 1 - RlïÜF i£ GELUKKIG, ONS MOEDIG PAAR IS JUIST AAN DE VELE GEVA REN ONTSNAPT EN OP TIJD AANGEKOMEN IN DE EXOTISCHE ia/ereld VAN de pasar Mm OM met volle teugen te genie TEW VAN DE VELE HEERLIJKHEDEN DAT KUNT D OOK DOEN,»!! EMU HOEFT NIET ZO'N MOEIZAME REIS TE MAKEN. GEM/OON MET UJN11 OF BUS 21 KOMT U BH Dit is een foto van „The Good Old" (BVC) in de dertiger jaren, ons toegestuurd door Frans Elliott, die U geheel links op de grond ziet zitten. Frans zit nu in Amerika (500 South 5th Ave. Albambra. Calif.). Hij is vice-voorzitter van de zojuist opgerichte „De Soos" in Pasadena. De nuttige en dierbare lessen, die hij van het verenigingsleven van BVC leerde, hoopt hij nu op zijn beurt aan een andere gemeenschap over te dragen. We zien vele bekende gezichten maar zijn veel namen vergeten. Wie is ook weer de gelauwerde „Paatje" in het midden? We zien De Vries (in zwarte jas), Beppie Dammerman, de hoogspring- ster, Tonny Elia, wijlen Eddie Dias d'Ullois, Bea de la Fossem, „Bolle" Fransz, wie nog meer Hoeveel van deze jonge sterke vrolijke kerels zijn intussen om het leven gekomen? Nochtans zijn ze niet vergeten. En Tong-Tong btengt ze allemaal een eresaluut! Ik bofte die ochtend. „Bonencorvee!", d.w.z. wieden in het bonentuintje van de Japanse wacht van ons krijgsgevangenkamp, ergens in de rimboe van Midden Sumatra. Een gunstig corvée dit. De bewaking van een enkele blanke gevangene die wat ontvluchtings mogelijkheden betreft kansloos was te midden van een Aziatische miljoenenbevolking kostte niet veel inspanning. Derhalve placht de be waker zich dan ook niet erg druk te maken en beloofde dit dan ook een rustige ochtend te worden. Dan de kans om wat rauwe vitamine- rijke bonen te eten en er nog wat van mee te smokkelen om er de meer dan schrale middag en avondpot mee op te sieren. Tenslotte bijna even belangrijk als het voorgaande een moment van stilte en de illusie van het bijna alleen zijn na het altijd rumoerige uiterst primitieve kamp waar pri vacy een vergeten begrip was. Ik slofte dan ook met m'n zware berrie-berrie benen vrij tevreden achter mijn bewaker aan naar het op een klein halfuurtje lopen gelegen tuintje. Het was een aardig wandelingetje, gedeeltelijk langs de rivier, gedeeltelijk door een bamboe bos. We kwamen niemand tegen. Aangekomen beduidde de Jap me wat ik te doen had. Hij leek een vrij kalm type. In ieder geval geen bulderbast ofschoon je dat nooit vooruit kon zeggen. Niemand ongewisser dan een Jap. Ik dook aanstonds weg tussen de hoog op gaande dichtbegroeide bonenstaken. Zo nu en dan maakte ik wat geruis en bewoog me nog al rumoerig om mijn bewaker de indruk te geven dat ik aktief en... aanwezig was. Dit om zijn rust te bevestigen. Naarmate het later werd steeg de temperatuur en werd mijn principieel toch al niet grote werklust geringer. Ik zat zo'n beetje voor me heen te mijmeren over het verleden dat zo goed en het tegenwoordige dat niet zo best was toen ik me plotseling op de een of andere wijze bewust werd, dat de in de hitte zwaar hangende stilte was verstoord. Er floot iemand. En het was niet zozeer het fluiten dat mij uit mijn overpeinzingen had gewekt, als wel de melodie die daar wonder wel bij paste. Millons d'Arlequin van Drigo. Echt zo'n ver trouwd gezellig deuntje van de radio thuis of van het strijkje in de Soos. Het kon alleen mijn bewaker zijn die floot. Wonderlijk een Jap'se soldaat die een stukje Westerse muziek kende. Immers waren de meeste hunner nooit tevoren met Westerlingen in aanraking geweest en zeker niet met de Westerse cultuur, als ik dat zware woord in dit verband mag gebruiken. Zachtjes floot ik mee. De Jap was even stil. Zou hij soms ook ver baasd zijn? Hij pikte de melodie weer op. Samen floten wij het liedje nog eens. Toen stond hij plotseling voor me. Wij keken elkaar aan en ineens had ik het gevoel dat er op dat moment een brug tussen ons was gesla gen. Een wonderlijke brug, geslagen tussen twee totaal verschillende mensen, vertegen woordigers op dat moment, de één van een militant Aziatisch volk in opmars naar een Aziatisch, misschien zelfs wel een mede- wereld-leiderschap, de ander van een Euro pees volk dat één der best bestuurde kolo- nieën ter wereld in Azië had gesticht en nu roemloos aan het eerste had verloren. Vermoedelijk hadden we geestelijk niet veel anders gemeen dan dat wij toevalligerwijze beide een pretentieloos stukje muziek kenden dat in ieder geval voor mij, maar misschien ook voor hem, dierbare reminicenties aan een voorbij verleden had. Hij presenteerde me een sigaret en gaf me vuur. Het was ditmaal niet de kluif die aan de hongerige hond werd toegeworpen maar een beleefdheid als tussen gelijkwaardigen. Daarom accepteerde ik, hoffelijk dankende. Hij ging weer terug naar zijn plaats. Het bleef stil. Ik rookte op mijn gemak de sigaret op onderwijl het gebeurde overdenken de. O.a. bedacht ik me dat de titel van de melodie zo uitstekend paste bij de omstandig heden. Millons d'Arlequin. We waren immers in feite op dit ogenblik alle twee harlekijnen die dansten als Tojo aan het touwtje trok. Wat wisten we van eikaars reactie's daarop? Wat begrepen we eigenlijk van elkaar? Op het moment speelde dit geen grote rol. Wat wezenlijke waarde had, was dat een gemeenschappelijke herinnering, in zich zelf totaal onbelangrijk, in staat bleek om twee vijanden, althans vertegenwoordigers van el kaar bestrijdende naties, een moment als mens tegenover elkaar te stellen. Mij gaf dit toch weer hoop voor een nieuwe wereld en welgemoed plukte ik nog wat bonen. D. C. 1V. ENGELSMAN huief 21

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1963 | | pagina 21